Derde Voorloopige Synode van Nederduitsche Gereformeerde kerken, gehouden te 's-Gravenhage. *)
( Vervolg.)
, Alvorens tot vermelding van het verder verhandelde op de Voorloopige Synode, binnen de hofstad saamgekomen, over te gaan, moeten nog twee dingen worden medegedeeld. Allereerst dat door de dassen de volgende personen waren afgevaardigd: Groningen c. a.: W. Ringnajda, v. d. m., S. Smith, ouderling. Secundi: J. M. Stroes, y. d. m., H.E.E.Smit ouderling. Leeuwarden . Dr. L. Wagenaar, V. d. m., K. Maywald, ouderling. Secundi: J. Wisse, V. d. m., L. Runia, ouderling. Dokkum: J. J. A. Ploos van Amstel, v. d. m., L. J. Visser, ouderling. Secundi: P. D. de Groot, v. d. m., M. van der Laan, ouderling. Franeker: J. Hania Pzn., v. d m., A. Elshout, ouderling. Secundi: T. D. Prins, v. d. ra., H. Althuisius, ouderling. Sneek c. a.: F. W. Sluyter, v. d. m., J. J. Steinhart, ouderling. Secundi: M. Brouwer, V. d. m., K. Loen, ouderling. Overijsel-Drenthe: P. N. Kruijswijk, v. d. m., T. J. de Vries, ouderling. Secundi: Dr. C. C. Schot, V. d. m., I. Brandt, ouderling. Arnhem c, a.; J. C. van Schelven, v. d. m., H. J. Hazelhoff, ouderling. Secundi: P. C. Koster, v. d. m., J. H. Lankhuizen, ouderling. Harderwijk: A. Middelkoop, v. d. m., G. /.Knottenbelt, ouderling. Secundi: D. Koffijberg, v. d. m.. G. van Zwaluwenburg, ouderling. Utrecht c. a.i J. J. Westerbeek van Eerten, v. d m., H. Hiensch, ouderling. Secundi: G. Ringnalda, v d. m., G. Davelaar, ouderling. Amersfoort: Dr. G. van Goor, v. d. m, Jac. de Ruig, ouderling. Secundi: L. Adriaanse, v. d. m., C. Verhoeff, ouderling. Amsterdam: ca. Prof. Dr. A. Kuyper, v. d. m., W. C. Breen, ouderling. Secundi: B. van Schelven, v. d. m., W. Kühler Wz-, ouderling. Haarlem ca: J. Langhout, v. d. m., C. Groot, ouderling. Secundi: D. J. B Wijers, V. d. ra., J. van Maanen, ouderling' 's Gravenhage: J. C. Sikkel, v. d. m., Mr. L. W. C. Keuchenius, ouderling. Secundi: C. W. J. van Lummel, v. d. m., W.J.Eger, ouderling. Gouda: J. Osinga, v. d. m., W. Scherpenzeel, ouderling. Secundi: D. C P. Sluyter, v. d. m, P. M. van Loon, ouderling. Leiden: R. J. W. Rudolph, V. d. m., C. Boon, ouderling. Secundi: R. Heidema, v. d. m., M. van Muiswinkel, ouderling. Rotterdam c. a.: D. Boonstra, v. d. m., W. A. Vrolijk, ouderling. Secundi: A. van
*) In het vorige verslag slopen enkele drukfouten in, die correctie behoeven.
Op blad 2, kolom 5, r. 59 v. b. staat: geeft u lees: geeft, is. Op blad 3, kolom i, r. 54 v. b. staat, secties, uit, lees; secties, door. Op blad 3, kolom i, r. 29 v. o. staat: weken, lees: weken geleden. Veelo, V. d. m., J. Schrammeijer, ouderling. Dordrecht: K. Fernhout, v. d. m., D. van Pelt, ouderling. Secundi: S. Sleeswijk Visser, v. d. m., A. van Ostende, ouderling. JS/oord-Brabant— Limburg: ]. H. Feringa, v. d. m., G. Visser, onderling. Secundi: A van Veelo, v. d. m., C. Rubsaam, ouderling. Tertii: F. Hi J. Smith, V. d. m., K. Dane, ouderling. Zeeland: J. H. M. G. Wolf, V. d. m., A. Dingemanse, ouderling. Secundi: J. Hulsebos, v. d. m., P. Melis Pz., ouderling.
Ten andere, dat bij de bespreking van de voorstellen tot wijziging van het te Leeuwarden bepaalde omtrent het examen naar Art. 8, door den assessor met nadruk het volgende werd gezegd: Veler meening, dat de deputaten voor dit examen een weinig te toegevend geweest zijn, valt hieruit te verklaren, dat onderscheiden dassen de beteekenis van dit examen niet geheel verstaan. Bij toelating spreken de deputaten alleen uit, dat naar hun oordeel singuliere gaven aanwezig zijn, niet dat die reeds eenigszins of genoegzaam werden ontwikkeld, zoodat terstond de praep. onderzoeking volgen kan. Integendeel, gewoonlijk zullen de toegelatenen een geruiraen tijd hebben te studeeren, eer zij zich voor dit examen kunnen aanmelden.
Na deze noodzakelijke bijvoegingen volge terstond mededeeling van het besprokene op de volgende vergadering.
Donderdag 10 September.
De assessor opent de vierde sessie met het zingen van Ps. 105 : 3 en 5; daarna leest de voorzitter i Cor. 13 en gaat hij voor in den gebede. Op verzoek van den voorzitter, goedgekeurd door de vergadering, neemt de heer W. Hovy zitting als adviseur. De scribae lezen de korte notulen, die met eene kleine wijziging worden vastgesteld. Aan de orde van behandeling is Punt J van het Agendum (de zending onder Joden, Mohammedanen en Heidenen). Rapporteur Bs. Osinga. Een rapport van de deputaten voor de aanknooping der correspondentie met de beginsels van kerken op Midden-Java, kon nog niet aanwezig zijn, wijl Ds. Lion Cachet nog niet van zijn reis is teruggekeerd. Zoo volgt terstond de lezing van het rapport van de deputaten voor de zending. De deputaten waren van oordeel dat onderhandelingen met de Nederl. Geref. Zendingsvereeniging niet moesten begonnen, voor zij omtrent de kerken op Midden-Java nader waren ingelicht. De bemoeiingen in zake de reis van Ds. Cachet waren vele. De afgevaardigde onzer kerken heeft zijn reis nog niet kunnen volbrengen en verlenging van den bepaalden termijn is zeer wenschelijk.
Een advies van den kerkeraad van Middelburg was verstrekt, antwoord gevende op de vraag: hoe kunnen de plaatselijke kerken het werk der zending het best behartigen? De sectie raadt, dit rapport voor kennisgeving aan te nemen, met dank aan de Deput. voor hunnen grooten ijver. Hiermee vereenigt zich de Synode; eveneens met het advies »op de classicale vergaderingen zij dit rapport een punt van uitvoerige bespreking." De deputaten voor de zending worden gecontinueerd met toevoeging van Ds. De Gaay Fortman en Ds. Feringa. Omtrent het verzoek van de kerk van Rotterdam, van dezen inhoud:
De kerk van Rotterdam heeft reeds één harer dienaren afgestaan voor eene zending naar Midden-Java. Nu ontving zij onlangs een schrijven van deputati synodi ad hoc, inhoudende het verzoek, dezen afstand met vier of zes maanden te verlengen. Niettegenstaande dit voor de kerk zeer bezwarend is, is zij echter bereid, daaraan gevolg te geven, indien de synode aan eene andere kerk (b. v. Amsterdam oplegge, een harer dienaren voor dien tijd in leen af te staan aan de kerk van Rotterdam, wijl er anders tegen die verlenging bij deze kerk zeer gewichtige bezwaren bestaan (Ing. st. C. 3.)
N.B. Hierbij een schrijven van den kerkeraad van Rotterdam met verklaring, dat bij weigering van leendienst geen verlenging van verlof wordt verleend. (Ing. st. F. 2.)
rapporteert de sectie als volgt. De Synode overwege eerst de vraag of verlenging van het mandaat, aan Ds. Lion Cachet verleend, gewenscht is; wordt hierop bevestigend geantwoord, dan worde de kerk van Amsterdam gelast een harer dienaren voor drie maanden af te staan. De kerk van Amsterdam keere hem gedurende dien tijd zijn tractement uit, gelijk de kerk van Rotterdam dit doet aan Ds. Cachet. Voorts moeten dan de dienaren des Woords nit Zuid-Holland hulp verleenen aan Amsterdam, wat den predikdienst betreft. — Om eene basis voor de discussie te hebben, stelt alsnu de praeses voor, het mandaat van Ds. Lion Cachet niet te verlengen. De heer Hovy adviseert tot verlenging van het mandaat aan den afgevaardigde onzer kerken, wijl deze zijne taak nog niet heeft kunnen volvoeren, aangezien de heeren Keuchenius en Ottolander zich niet bereid hebben verklaard aan het verzoek van de Deputaten voor de Zending te voldoen. In dien geest raden ook Dr. Wagenaar, Prof. Geesink, Mr. Keuchenius en Dr. Van Goor. Deze broeders wijzen op de vele moeilijkheden, aan den arbeid van Ds. Lion Cachet verbonden; op de Indische toestanden, waardoor men nooit met zooveel spoed als ten onzent werken kan; en op den ijver, waarmee Ds. Lion Cachet alle zendingsposten der geref. zendingsvereenigingen bezoekt. Nadat nog andere broeders het woord gevoerd hebben, stelt de praeses voor, zijn voorstel te verwerpen. Alzoo besloten.
In aansluiting aan het gesprokene door Mr. Keuchenius, vraagt de praeses hierop, of de vergadering het goedkeurt, het mandaat nu reeds met zes maanden te verlengen en aan de deputaten volmacht te geven, zoo noodig nogmaals verlenging toe te staan. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen, echter (op advies van Prof. Rutgers) met deze bijvoeging »behoudens goedkeuring van de kerk te Rotterdam." Volgt nu de behandeling van het verzoek van den Rotterdamschen kerkeraad. Zoowel Prof. Rutgers als Prof. Kuyper betoogen met klem, dat 't volgens het gereformeerde kerkrecht onmogelijk is eene dergelijke zaak aan eene kerk op te leggen; goedkeuring moet gevraagd; dwang mag nooit uitgeoefend.
De voorzitter stelt voor, aan deputaten op te dragen, met de kerk van Rotterdam tot eene schikking te komen, terwijl hij als zijne meening uitspreekt, dat het misschien 't wenschelijkst is, als de band tusschen Ds. Lion Cachet en zijne kerk geheel of grootendeels wordt losgemaakt. Na eenige discussie, waaraan de broeders Prof. Geesink, Prof. Kuyper, Prof. Rutgers, Dr. Van Goor, Ds. Sikkel en ouderling Vrolijk deelnamen, verwerft dit voorstel bij hoofdelijke stemming schier aller goedkeuring. Op advies van den heer Hovy besluit de Synode aan de kerk van Rotterdam haren hartelijken dank e doen brengen voor de opofferingen, die zij ich heeft getroost.
Daarna raadt de sectie het voorstel van de lasse van N.-Brabant—Limburg, aldus luiende: de Voorloopige Synode der Nederd. eref. kerken, bereide voor zoodanige wijziing der art. 41 en 44 van de kerkenordening, at daarin ook onderzoek worde voorgeschreen naar de behartiging der zending onder oden, Mohammedanen en Heidenen; opdat e eerste in deze tot wijziging bevoegde Syode deze zaak terstond ter hand neme" te erwerpen. Alleen kome men aan de bedoeing tegemoet, door te bepalen: en 1°. dat bij e rondvraag op de classicale vergaderingen n de visitatie der kerken, volgens de artt. 41 n 44, ook gevraagd zal worden naar de beartiging der zending door de plaatselijke keren; en ten 2°. dat een concept regeling op et stuk van de missie van de hand van Ds. Ferina, ingebracht door de Brabantsche kerken, in de ergaderingen der dassen zal worden besproen. Pit wordt aangenomen. Naar aanleiding an het voorstel der classe Utrecht c. a., »de kerken mogen zorge dragen voor de opening eener gelegenheid tot opleiding van zendelingen" adviseert de sectie hiertoe niet terstond te besluiten, maar de heeren Rutgers, Feringa en Westerbeek van Eerten als deputaten voor deze zaak te benoemen. De broeders. Ploos, Hoekstra, Van Eerten en Hovy wijzen op de dringende behoefte aan zulk eene gelegenheid. Prof. Rutgers meent, dat het onnoodig is hiervoor andere deputaten te benoemen; wijl de principieele quaesties op het Zendings-Congres zijn behandeld, men late de voorbereiding over aan de deputaten voor de Zending. De Synode vereenigt zich grootendeels met dit gevoelen, en zoo worden dan als deputaten aangewezen Dr. Wagenaar, Ds. Fortman en Ds. Van Eerten. Tevens wordt op het initiatief van Ds. Fernhout opgenomen de bepaling dat de deputaten samenwerking zullen zoeken met de broederen uit de Christ. Geref. kerk. Nadat noch Mr. Keuchenius in de plaats van Ds. Lion Cachet als deputaat benoemd en Ps. 72:8 gezongen was, sluit Prof. Rutgers deze vergadering, die alle aanwezigen van het hoog gewicht der Zending sterk doordrong, met dankzegging.
Na de pauze opent de voorzitter de vijfde zitting, welke gewijd was aan de bespreking van de finantieele belangen der kerken. Als rapporteur treedt op Ds. B. van Schelven. Op het stuk van de vacatuurgelden besloot de Synode na eene gedachtenwisseling, waaraan deelnamen Prof. Geesink, Prof. Rutgers, Ds.Fernhout, Ds. V. Schelven, Ds. Feringa en ouderling Visser, dat deze gelden niet kunnen gestort worden in de classicale kassen, maar (op rechtsgronden door den hoogleeraar Rutgers helder uiteengezet) toegekend dienen te worden aan de leeraars, die de vacatuurdiensten vervullen moeten en dat voor zoover dit door hen geschiedt — en vervolgens, dat eene definitieve regeling dier gelden, door de provinciale synode van Friesland begeerd, niet op haar weg, maar op dien der dassen ligt.
Üit het rapport van deputaten in zake emeriti, predikantsweduwen en weezen blijkt, dat bij hen geen aanvragen der kerken zijn ingekomen.
Op voorstel der sectie worden de deput., de brs. Thomassen, Dane en Van der Hoop, met het oog op mogelijke gevallen, gecontinueerd. Op een vraag uit de classe Groningen, hoe een kerk, wanneer zij niet bij machte is in de nooddruft van haar emeritus-predikant te voorzien, heeft te handelen, wordt geantwoord, dat zij alsdan de hulp van de classe moet inroepen.
Het rapport van de juridische commissie van advies en dat van de deputaten voor de proceskosten (besproken door de brs. Feringa, Wagenaar, De Hartog, Rutgers, Kuyper, Ploos von Amstel, Hovy, Sikkel, Vrolijk en Van Schelven), gaf der Synode aanleiding, met het oog op de nalatigheid van sommige kerken in het bijdragen aan deze kosten, te besluiten: op beter plichtsbetrachting bij de kerken in dezen aan te dringen — opdat, zooals Dr. Rutgers met zooveel einst opmerkte, de Naam des Heeren toch om onzentwille niet gelasterd en het wederkeerig vertrouwen niet geschokt worde — en daartoe aan nieuwe deputaten voor de proceskosten op morgen, naar aanwijzing door de dassen, door de Synode te benoemen, te verzoeken: in het vervolg bij hun dassen een staat in te zenden van de kerken die al of niet hebben bijgedragen in deze kosten, met opgave van het bedrag; in het officieel orgaan der kerken vier malen in het jaar, tijdig een bepaalden Zondag aan te wijzen, waarop in de kerken voor deze zaak zal worden gecollecteerd; en zelf aan de dienaren des Woords te verzoeken de spoedige afdoening der proceskosten als een heilige zaak der gemeente op het harte te binden. Aan de tegenwoordige deputaten wordt onder dankbetuiging decharge verleend. De juridische commissie van advies, wier taak ten einde loopt, wordt onder hartelijke dankzegging voor reeds bewezen diensten gecontinueerd.
Uit de rekening en verantwoording in zake kosten examina naar art. 8 bleek dat verscheidene dassen verzuimde het hiervoor verschuldigde te storten. De deputaten worden op hun verzoek niet gecontinueerd, in hun plaats wordt de heer Breen aangewezen. Van de examinandi zal voortaan een examengeld van tien gulden worden gevraagd.
Volgens het rapport van de deputaten voor de hulpbehoevende kerken blijkt, dat 9 kerken zijn ondersteund. Ook deze deputaten worden gedechargeerd en gecontinueerd, terwijl de plaats van Ds. Vethake door Ds. KJaarhamer zal worden ingenomen. Over de methode waarop voor deze zaak gelden moeten verzameld, zal den volgenden dag worden gehandeld.
Na het zingen van Ps. 77:8 wordt de vergadering met dankzegging gesloten.
Vrijdag:11 September.
De assessor opent de zesde sessie met het doen zingen van Ps. 84:2, het lezen van Psalm 80 en gebed. De scribae lezen de notulen, die, na het aanbrengen van kleine wijzigingen worden goedgekeurd. De praeses deelt mede dat het antwoord van de deputaten der Christel. Geref. Kerk nog gisteren avond is ingekomen ; dat noodzakelijk om half twaalf commissievergadering moet plaats hebben; en dat aldus deze openbare zitting slechts van korten duur kan zijn.
Voortgezet wordt de behandeling van het rapport der deputaten voor de hulpbehoevende kerken, in verband met het voorstel van de classe Zeeland en dat van N. Brabant-Limburg. Na breede bespreking door Ds. v. Schelven, Dr. Kuyper, Ds. Feringa, Dr. van Goor, Dr. Rutgers, Ds. Fernhout, Ds. Ploos van Amstel, Dr. Wagenaar en ouderling Dingemanse, wordt het eerste gedeelte van het praeadvies, ge1 ' mendeerd door Prof. Rutgers, aangenomen. esloten werd dat tweemaal in één jaar (in anuari en Juli) voor de hulpbehoevende kerken al worden gecollecteerd; dat in de Heraut eze collecte drie weken te voren móet geubliceerd; dat voor de hulpbehoevende keren buiten de classis moet worden afgezonerd öf de helft van beide óf een dezer ollecten; dat het bedrag der collecten voor oodlijdende kerken buiten de classis terstond ient toegezonden aan de deputaten; dat iedere lasse verplicht is te melden en te motiveeen het bedrag dat zij begeert; en dat jaarlijks e Deputaten Synodi met de deputaten der assen eenmaal zullen vergaderen om het inekomene billijk te verdeelen.
Hierop wordt de Synode verdaagd tot Dinsag r5 Sept. terwijl deze vergadering besloten ordt met het zingen van Ps. 46 : i en gebed oor Mr. Keuchenius.
Dinsdagmorgen, 15 September.
De Westerkerk van 's-Gravenhage was weder n het zelfde kleed gestoken, dat haar zoo uitnemend geschikt maakte, om de afgevaardigden der Synode en haar adviseerende leden ter voortzetting harer zittingen te ontvangen. Het ocht niet verwonderen, dat ditmaal een breedere schare van broeders en zusters, voor een groot deel van heinde en verre, was saamgevloeid, gedrongen door innige belangstelling in de besprekingen van de allergewichtigste aangelegenheid, waartoe God zijn knechten in deze vergadering geroepen had.
Na de opening der vergadering werden de broeders Sikkel en Visser aangewezen om de credentiebrieven te onderzoeken. Alle werden in orde bevonden; alleenlijk was een der afgevaardigden verhinderd ter vergadering te komen.
Hierop werd Ps. 66:4 gezongen, Ps. 122 gelezen, en ging de voorzitter voor in gebed. De voorlezing der notulen werd tot een latere sessie uitgesteld.
Alsnu werd het rapport der commissie in zake de vereeniging met de Christ. Geref. kerk aan de leden rondgedeeld en ging de Synode over in comité-generaal.
Toen te elf ure de zitting, weder werd geopend, waren ook de Gedeputeerden van de Synode der Christ. Geref. kerk tegenwoordig, en stelde de praeses voor Ps. 130:2 en 4 gemeenschappelijk aan te heffen, alvorens men tot de behandeling van het rapport zou overgaan.
Prof. • F. L. Rutgers, als rapporteur, doet hierop voorlezing van het rapport van de commissie en tevens van de correspondentie, die tusschen de commissie en de Gedeputeerden der Christ. Geref. kerk ter nadere toelichting van de te Leeuwarden genomen besluiten gevoerd was. Het concept-besluit, waarvoor mede in dit blad een plaats is ingeruimd, werd het laatst ten gehoore gebracht.
Met dank aan den rapporteur werd de bespreking aan de orde gesteld. Voor de discussie meldden zich aan Ds. Sikkel, Ds. Ploos van Amstel, Br. Vrolijk, Dr. Van Goor en Dr. Wagenaar.
In warme bezieling sprak Ds. Sikkel ongeveer het volgende:
»Met schroom neem ik het eerst het woord in dz e belangrijke aangelegenheid, die mij het hart ontroert. Onverholen moet ik mijn blijdschap uitspreken over de genade van onzen God, hierin betoond, dat nu in deze Synodale Vergadering de commissie een zoodanig besluit heeft mogen voorstellen; wijl er hope geboden wordt, dat niet langer meerdere schuld bij de schuld, die voor God reeds te belijden is, zal worden gevoegd. En schuld van ons en onze vaderen, wijl het beginsel van Gereformeerde kerkregeering wierd prijsgegeven; wijl wij, zonen van Gereformeerde kerken, het zaad van het volk des Verbonds in dit land, die kerken hebben overgelaten aan verscheuring onder de macht van den geesel der synodale organisatie; wijl wij het dierbaar pand van de belijdenis der waarheid, ons toevertrouwd, hebben prijsgegeven. En waar de Heere ons genade schonk, om tot inzicht der zonde te komen en onze oogen .opende voor het schrikkelijke van den weg, waarin wij schuldig stonden, waren we er nog niet met de verklaring, weder naar den aiouden regel der Geref. kerken te willen leven. Dit immers zeiden wij wel, maar het doen bleef achter. Een klein deel slechts van de kerken van onzen Heere Jezus Christus vormden wij in het land; en eisch jdes Woords is, dat alle kerken van die belijdenis in één band, in ééne liefde saamleven. De eisch van den Heere onzen God, de eisch van het leven onzer ziel, de eisch van heilige overtuiging was, dat de vereeniging van alle die kerken vurig door ons zou worden gewenscht.
En waar nu het voorstel van de Synode te Leeuwarden tot ons kwam, dreigde aanvankelijk de poging, om op de belijdenis en onder de regelende strekking van onze Gereformeerde Kerkenordening tot vereeniging te geraken, weder te zullen mislukken, wijl men van beide zijden liefst allerlei bedingen scheen te willen stellen, waardoor aan het beginsel, dat wij beleden, werd te kort gedaan. Maar met blijdschap mag ik uitspreken, dat God onze smeekingen heeft gehoord, en met zijn Heiligen Geest heeft willen werken in de vergadering der broederen te Leeuwarden; Hij heeft hun soberheid geschonken, om weinige bepalingen te maken, hoewel deze toch tot de bespreking noodig waren. Evenwel deed de kennisneming daarvan in het eerste oogenblik mijn hart van vrees ineenkrimpen. Maar wij hebben elkander gevonden, waar wij elkander vinden moesten, d. w. z, op de basis der belijdenis. Devreeze is weggenomen, de bergen zijn gemaakt tot een vlak veld, de zee is opgedroogd voor onze voeten. Dit is van den Heere geschied I Naar mijn overtuiging is in het concept het beginsel der Chr. Geref. kerk alsook het onze bewaard. Het resultaat der beraadslagingen, t.w. de vereeniging der kerken op de basis der belijdenis, moet dan ook worden aanvaard, want het is des Heeren werk. God zij daarvoor op het hoogst geprezen, en Hem de lof voor zijne goedertierenheid toegebracht."
Hierop kreeg Ds. Ploos van Amstel het woord, die zich ongeveer in dezer voege uitsprak :
»Voor velen van ons is deze dag een dag van vreugde, niet het minst voor mij, nu een strijd, die jaren lang in veler harten gestreden is, schijnt te zullen worden geëindigd. Waar wij uit de banden der Synodale hiërarchie waren verlost, daar had ik de Christelijk Gereformeerden hartelijk lief in den Heere, en niets wenschte ik vuriger dan één te zijn, als wedergeborenen door éénzelfden H. Geest, verlost door hetzelfde bloed, wandelende op denzelfden weg naar het hemelsche Zion. Waar wij den Heere saam in den hemel zullen verheerlijken, zouden wij het daar dan ook op aarde niet doen? Dit is zeker, vereeniging is
een zaak die goed is. Als personen hebben wij in vrede met elkander te leven, maar ook als kerken. En als zij de liefde niet betrachten, dan zou op haar de tucht wel moeten worden toegepast. De hinderpalen moeten dan ook worden weggenomen. Ook als een weduwnaar in het huwelijk treden zal, doen er zich vaak bezwaren voor in den tijd van ondertrouw, en vrees bekruipt soms het hart, ol de vrouw niet veel veranderen zal, wat men liefst onveranderd liet. Een huwelijk kan hier zelfs op afstuiten. Maar aïs de man weet, dat de vrouw hem van den Heere is geschonken, dan zijn die bezwaren nooit overwegend.
En zoo moeten wij nu ook doen, nu er een huwelijk tusschen twee kerken zal plaats hebben. Geen bezwaar mag dan ook gescheiden houden, wat bij elkander behoort, wijl wij uit God geboren zijn.
In Ezra's dagen, toen de tempel werd herbouwd, waren er verkeerde geesten, die den bouw wilden verstoren. En ook in onzen tijd krijgen wij slagen van links en rechts ; maar voorwaarts is de weg! De onaangenaamheden moeten wij dragen, om eikaders wonden straks, zoo wij vereenigd zijn, te kunnen verbinden.
Toen er nu bevel kwam van 's Koningswege, dat de bouw moest worden gestaakt, hield men op. Maar God verwekte een Haggaï, en ziet, de bouw werd voltooid. Ja, wijl God dit werk wrocht, had Darius een bevel gegeven, dat klonk als een klok. Wie tegenwerken zou, moest worden opgehangen aan een hout, uit zijn eigen huis genomen (Ezra 6 : 11). Zoo gaat het ook in deze dagen. Wie de zaak der vereeniging tegenstaat, staat den Heere tegen, en is van den Heere gevloekt! Eén van gemoed moeten de vereenigde kerken voorttrekken, want dat zal Gode tot eere zijn!
Broeder Vrolijk, een der oudste afgevaardigden, bezag deze heerlijke dagen, die hij nog in den avond zijns levens mocht zien aanbreken, in het licht der geschiedenis van de laatste 50 jaren. Wanneer hij naging welke pogingen gedurende al dien tijd waren aangewend, om in het genootschap een verandering ten goede te brengen, zoo kon spreker niet dan met blijdschap in herinnering brengen het gebeurde in de laatste jaren, waarbij wel niet die pogingen waren gelukt, maar toch de bede der vromen verhoord. Als hij nu echter in de vergadering rond zag, en het aangezicht van vele broeders aanschouwde, van wie men kerkelijk nog gescheiden bleef leven, zoo was het hem een dringende behoefte des harten, sterk aan te dringen op de gewenschte vereeniging. In de laatste jaren had God getoond dat zijn Raad zal bestaan, en zijn weg een geheel andere is, dan wij hadden verwacht Zijne blijdschap daarover uitsprekende, eindigde spreker met de bede, dat de klove, die ons nog van de broeders scheidde, weldra zou mogen worden gedempt, opdat wij in eenheid des geestes zouden leven en Christus als Koning onder ons en in ons mocht werken.
Dr. Van Goor, die hierop het woord verkreeg, wilde ook een enkel feit uit de dagen van Ezra in de herinnering terugroepen. »In die dagen, " zeide spreker, »toen de tweede tempel na groote worsteling werd voltooid, vermengde zich bij het volk een stem des geweens met die des gejuichs. Ook in mijne ziel wordt die dubbele stem gehoord. Ik mag mij niet ontveinzen, dat ik langen tijd van oordeel was, dat er van vereeniging niets kon komen, wijl er over conscientiebe-' zwaren zou moeten worden heengestapt. Sinds eenige dagen echter woog mij op de ziel, dat God de eenheid der kerken ten zegen heeft voorgeschreven. Gescheidenheid der kerken mag voortduren, wanneer hooger belang dit meebrengt, zoo oordeelde ik. Maar helderder blik in de onderscheiding tusschen instituut en organisme, en duidelijker onderscheiding van hetgeen de Leeuwarder Synode ons bood, deden mij zeggen: Nu moet de vereeniging komen, want anders komt ze nooit. Daarvoor dank ik God. Mogen we dan samenkomen onder de heerschappij van den Koning der kerk, die het heeft gemaakt, gelijk het te dezen dage is. Onze God doet wonderen! Hij gebiedt en het staat er. Want Hij, die aan de rechterhand des Vaders zit, heeft om onze eenheid gebeden. Als schier gansch Israël zijne offers bracht aan de Baals der heidenen, stond Elia op, de Godsman. Hij richt het altaar op uit twaalf steenen, naar het getal der stammen der kinderen van Jacob. Het gebed klimt omhoog, het vuur van den hemel daalt neder, en het offer stijgt op. Jehovah, de Heere is God! Ook nu ga zulk een offer op tot Hem, die wonderlijk is van raad en groot van daad Ook nu in deze dagen, worde het ons duidelijk, dat de Heere God is. Hij geve ons heil, Hij geve ons voorspoed. Hij geve ons een rijken oogst van voorspoed op deez' eerstelingen!
Dr. Wagenaar wenschte zijne stem aldus te motiveeren: Ook ik, zeide spreker, erken te hebben behoord tot hen, die de bezwaren, welke er aan de vereeniging verbonden zijn, diep gevoelen. Die bezwaren kwamen mij eerst voor als conscientiebezwaren, en daarom meende ik den vrede ten offer te moeten brengen aan de waarheid. Twee bezwaren v.n.l. wierpen het grootst gewicht in de schaal. Allereerst, dat wij het onzen plicht zouden moeten achten, de kerkelijke gemeenschap met de leden der Ned. Herv. kerk te verbreken. Maar die steen is van het harte gevallen, toen ik de toelichting vernemen mocht, die door de gedeputeerden der Chr. Geref. kerk bereidwillig op dit bezwaar werd verstrekt. Met die toelichtmg kan ik mij gansch vereenigen; en ik wensch vereeniging op een terrein, waarop wij elkander niet indeuken, maar elkander zullen ontmoeten met onze bijzondere eigenaardigheden. Ook omtrent het tweede bezwaar heeft de samenspreking voldoende licht geschonken.
Nu de conscientiebezwaren zijn weggenomen, zal er verheuging bij mij zijn, wanneer het concept-besluit aangenomen wordt, maar toch met beving, dat er zich draaikolken zullen vormen als de twee stroomen in één bedding worden geleid. Het indenken in elkanders gedachtengang zal noodig moeten zijn, om de practische bezwaren uit dn weg te ruimen.
Gedachtig evenwel aan het gebod des Heeren en aan de bede van den Hoogepriester: »Ik wil dat zij één zijn, gelijk als wij één zijn", mag de vereeniging der kerken niet langer worden uitgesteld. Ook de voordeelen hierven zullen zeer groot zijn. Het treft mij telkens a'.s ik zie, hoe er versterving is van het Cal • vinisme in het buitenland; het volk in andere streken laat z^ch vervoeren door een ondiep en geruchtmakend Methodisme. Op Neerland's erve daarentegen is er een opleving der beginselen gekomen, ook onder het volk, dat opkomt voor de burgerrechten der oude Geref. vaderen. Studie wordt weer gemaakt van de Geref. belijdenis en geestelijk genot in de practijk der godzaligheid gesmaakt. Dit doet God niet zonder doel! Hij wil, dat vi^ij zullen letten op de teekenen der tijden, en dat wij elkander versterkende ons saam zullen opmaken, teneinde van Nederland weder moge uitgaan de kracht van de Geref. religie."
Hierna zette spr. uiteen de zegenrijke gevolgen, die de vereeniging zou kunnen hebben op kerkelijk gebied. Voornamelijk in kleinere gemeenten zullen velen de gelederen komen versterken, die nu nog een struikelblok aan den voet dragen door het gescheiden leven van beide kerken. Ook tegen de macht van het liberale beginsel, dat schijnbaar weder had gezegevierd, hebben wij de gelederen te sluiten. Het zendingsgebied roept ons toe: Helpt ons en laat ons niet langer het slachtoffer zijn van uwe gedeeldheid. Op sociaal gebied mag alleen heil van het Calvinisme worden verwacht. En op wetenschappelijk terrein kan de verdeeldheid niet dan nadeelig op de wetenschap werken.
Doordrongen van het hooge gewicht der vereeniging, hoewel vreezende voor de moeilijkheden der toekomst, verklaarde spr. voor de aanneming van het concept-besluit te zullen stemmen.
Prof. Rutgers als rapporteur ontving nu nog het woord, en wees op het gemakkelijke van de taak, die hij op dit oogenblik had te vervullen. Geene bedenkingen waren ingebracht, waarop Z.H.Gel. behoefde te antwoorden. Evenwel wilde hij, ter wille van hen, die de discussies in de commissievergaderingen niet hadden bijgewoond, kortelijk uiteenzetten langs welken weg men tot het heerlijk resultaat was gekomen. Waar men soms nog bevreesd was voor komende bezwaren, daar hoopte spreker, dat men bij het opkomen van botsingen zou bukken voor de ordinantie van Gods Woord, want dat zou voldoende blijken om alle moeilijkheden uit den weg te ruimen.
Eer de voorzitter het concept-besluit in stemming bracht, richtte hij tot den voorzitter van de deputaten der Chr. Ger. kerk de vraag, welke beteekenis het eventueel aannemen van dit besluit hebben zou voor de Chr. Ger. kerk; of het noodig zijn zou het besluit op de eerstvolgende Synode der Chr. Ger. kerk ter tafel te brengen, of wel, dat bij aanneming de juichtoon door het land zou mogen doorgaan, dat de vereeniging tot stand was gekomen. Het antwoord hierop van Ds. Van Andel was, dat de gedeputeerden slechts een persoonlijk oordeel konden uitspreken. Evenwel twijfelde hij niet of de eerstkomende Synode der Chr. Ger. kerk zou zich verblijden over de aanneming, wijl het concept ten volle rekende met de bedoeling der Leeuwarder Synode en genoeg deed aan wat zij als voorwaarde gesteld had.
Het gewichtig oogenblik was alsnu gekomen, dat de Ned. Ger. kerken tot stemming en dus tot beslissing in deze gewichtige zaak zouden overgaan. Vóór dien tijd echter had de Synode behoefte om het licht van 's Heeren Geest af te smeken, hetwelk zij deed door biddende.te zingen Ps. 25 : 2.
Een indrukwekkende stilte heerschte in het kerkgebouw, toen eerst aan de adviseerende, vervolgens aan de stemhebbende leden het oordeel werd gevraagd. Uit aller oogen was innerlijke blijdschap te lezen, toen aller advies en aller stem voor de aanneming van het concept-besluit werd uitgebracht, hetwelk alzoo met eenparigheid van stemmen tot besluit der Synode werd verheven.
Nadat aan de reeds vroeger zitting hebbende commissie, bestaande uit Dr. Kuyper, Dr Rutgers, Ds. Sikkel en Dr. Van Van Goor, als vijfde lid nog Ds. Fernhout was toegevoegd, welke commissie het besluit effect moest doen sorteeren, werd de vergadering voor een half uur geschorst.
Na heropening der zitting deed de voorzitter het voorstel, dat de Synode hare wensch zou kenbaar maken, dat in de onderscheidene kerken op Zondag 20 Sept. in het openbaar Gode zou worden de dank gebracht voor zijne gunst, wijl niet alleen in de binnenkamer, maar ook in de kerken vaak voor het welslagen dezer zaak was gebeden. Ook werden de gedeputeerden der Chr. Geref kerken verzocht te willen meewerken, dat ook in hunne kerken de juichtoon des danks over de vereeniging zou opklimmen tot God
Hierop richtte de voorzitter het woord tot de gedeputeerden en sprak ongeveer aldus :
»Geachte Broeders Deputaten! Nadat de Synode tot dezen stap is gekomen, rust op mij|de aangename taak u als deputaten van de Chr. Geref. kerk officieel aan te kondigen, dat de Synode het voorstel uwer Synode heeft aangenomen. Mij kwijtende van deze taak, voeg ik er bij, dat het mij zelden zoo zwaar is geweest voorzitter te zijn als ditmaal. Zelf te moeten zwijgen, en anderen te laten spreken kostte mij moeite, waar de lippen mij brandden om te spreken. Gelukkig wordt mij echter nu de gelegenheid geboden, om te verklaren, hoe ik mij met dit besluit heb mogen vereenigen, en hoe ik nu een van mijn gelukkigste oogenblikken beleven "mag. Ik doe dit in eene eenigszins andere stemming, als waarin anderen dezen morgen zich hebben uitgesproken. Toen ik door de Almachtige Genade, waaraan elk uwer de toebrenging van zijn leven dankt, op den weg van leven en waarheid gebracht werd, werd ik — dit mag ik niet ontkennen — teleurgesteld, toen ik den kring der belijders binnentrad. Het smartte mij de gedemptheid van het leven te zien, het onzekere van de lijn, waar langs men zich bewoog, de zucht om den schijn aan te nemen, alsof men de waarheid Gods beleed, terwijl toch de gemeente van de belijdenis werd afgebracht. Van meet aan bracht mij dit met die kringen in botsing. Toen ik daarop met de kringen uwer kerk in a, anraking kwam, was er een oogenblik, dat ik mij afvroeg: Is niet daar mijne plaats ? Veel warmer sympathie vond ik bij u, dan in de kringen, waarin ik mij bewoog. Maar de mensch wikt. God beschikt. Als ik aan de neiging van mijn hart had toegegeven, zoo zou missch'en veel achterwege zijn gebleven, wat wij nu hebben mogen zien gebeuren. Bij vele belijders der Herv. kerk vond ik bezieling en geestdrift voor hetzelfde, waarvoor ook mijn hart warm klopte. Maar toch, ik gevloeide, dat bij u de overtuiging diep wortelde, hoe het niet alleen er op aankomt de waarheid te hebben, maar ook naar de waarheid als kerk Gods op aarde te leven. Zoo werd ik geslingerd; maar gestreden heb ik totdat warmte ontwaakte, geestdrift merkbaar werd, een gisting werd geboren, en de vrucht van Gods werk was, dat op dit oogenblik dit groote getal van belijders kerkelijk in ons land mogen worden begroet. Toen nu deze twee kringen zich hadden gevormd, waakte het onmiddelijk besef op: Het moet één worden. Maar helaas, bange moeite kostte het, om het zoover te brengen. Vinnig stonden de broederen vaak tegenover elkaar. Maar ] nooit is de uiting der lippen scherper, en neemt het woord een vinniger toon aan, dan wanneer de broeder tegenover den broeder staat en ieder zijn eigen weg wil gaan. Die regel faalde ook hier niet. Beiderzijds was bittere zonde; maar de drang van het bloed, de drijfkracht der broederlijke liefde bleef merkbaar voor wie zielkundig den strijd gadesloeg. En nu geeft God de Heere niet alleen, u als broeders te mogen begroeten, maar ook dat de weg van kerkelijke saamleving nu slechts een quaestie van regeling, ' dus van tijd geworden is. Velen in ons land kenden wel het geestelijk leven, maar waren niet met liefde voor het Zion Gods bezield; nooit hadden zij nog uitgeroepen met den Psalmist: »Eer vergete mijn rechterhand zich zelve, zoo ik u vergete, o Jerusalem. Een zegening van de laatste worsteling echter was het, dat de bemoeiing met het Zion Gods toenam, en een brandend verlangen geboren werd, om niet alleen maar het Zion Gods zich te denken in de bespiegeling der verbeelding, maar om de verwerkelijking er van in ons land ook te aanschouwen. Die bidders voor Zion zijn het, uit wier hart nu de dank opklimt tot den Koning der kerk, die dit alles gewrocht heeft. Het oogenblik van tintelende vreugde in de ziel is gekomen, nu de beide kerken als de verloofde bruid en bruidegom met jubelzangen worden ontvangen. Zion Gods, nu is het de tijd, dat het kleed der rouwe mag worden afgelegd, het bruiloftskleed mag aangetrokken. Knechten Gods, geeft Gode dan de eere, en doen wij dit door met elkander te zingen Ps. 134."
Na deze wegslepende toespraak nam Ds. Van Andel, de woordvoerder der Gedeputeerden van de Cliristel. Ger. kerk, het woord, en sprak z'ch ongeveer aldus uit:
»Het zij mij vergund ^op dit oogenblik in herinnering te brengen, dat een ure is geweest in de geschiedenis der kerk, waarop het natuurlijk was, dat de broederen verstrooid werden, toen nl. de profetie tot vervulling werd gebracht: Zwaard, ontwaak tegen mijn herder en tegen den man die mijn metgezel is; sla dien herder en de schapen zullen verstrooid worden. Toen de Christus in het graf lag, moest er wel een verstrooiing der schapen zijn. Maar die kon niet voortduren, ook nadat het zwaard weder in de schede was gekeerd en de triumfkreet door de kerk kon worden aangeheven: De Koning leeft. Dan toch zou het gescheiden blijven der broederen den schijn hebben gegeven, dat Christus niet leefde, maar nog dood was. En ook ons gescheiden leven, dat zoo vele jareïi aanhield, heeft den schijn kunnen geven, alsof Christus nog in het graf lag, of althans dat Hij was een zwakke herder, die de schapen niet bij ellsander houden kon. Maar op dit oogenblik heeft Christus dien smaad van zich afgewenteld.
Hij brengt zijn schapen bijeen, en het uitzicht wordt gegeven, dat wij elkand< ; r zullen kunnen verklaren, dat de kiem, nu in de aarde gelegd, een groote vrucht heeft gezet met welriekende geuren.
God had ons eer voorwaarts gebracht op den weg van het kerkelijk leven, maar Hij gaf ook u in het harte, uwe stem te verheffen, en ons toe te roepen : Wij behooren bijeen. Wij hebben uwe stem gehoord, het was de stem van een broeder. En al zei die stem ook: Terug, gij gaat verkeerde wegen op, zoo heeft God ons toch in het harte gegeven om te zien, en ziet, wij aanschouwden het aangezicht van een geliefden broeder. Toen hebben wij saam gesproken, en elkander langen tijd verkeerd verstaan. Maar nu staan wij hier, door Gods Geest steeds nader tot elkander gebracht, aangezicht tot aangezicht. Het is zoo, nog is er iets, wat tusschen ons ligt, en moeite zal het kosten, dit uit den weg te ruimen. Maar wij vertrouwen, dat Koning Jezus, die macht heeft over koningen en prinsen, ook macht heeft over onze willen, en die zóó zal buigen, dat er een effene baan worden zal. Al ligt er nog puin tusschen ons, daarover hebben wij reeds elkander de hand kunnen reiken, en nog eenige tijd, en onze voeten zullen tot elkander naderen. Dit deden wij niet met onze wijsheid, niet onze vingeren hebben saamsnoering in het leven teweeggebracht, maar God blies in ons en Hij heeft'getoond, dat bij Hem mogelijk is, wat bij de menschen onmogelijk is, en dat Hij het woord zijner belofte vervult: De Heere zal een afgesnedene zaak doen op de aarde. Neen, het is niet ons werk, maar een werk des Heeren, wien alleen de eere, heerlijkheid en dankzegging toekomt. Zijn hand merk ik er in op, dat ons voorstel met algemeede stemmen werd ingediend, en ook uw besluit op dit voorstel met algemeene stemmen is genomen. Wel is waar zullen wij straks, als wij te samen zijn, een herstellende gelijk wezen; maar dit is zeker: Hoe meer wij elkander zullen liefhebben, des te gemakkelijker zullen wij elkander kunnen dragen, want wij zijn kinderen van éénen Vader. En daarenboven: de tijd tot twist rest ons niet, wijl de vijanden zich ook zullen vereenigen. Laat dan onze stroomingen ineen vloeien tot een helderen bruisenden stroom, zij het ook met draaikolken. In poelen vindt men de draaikolken niet. En de kerk zal daar niet in ondergaan, daar zorgt Jezus voor. Alleen onze dwaasheden zullen er in ondergaan, de kerk zal blijven. Daarom geven wij ook zoo gaarne adhaesie aan het voorstel der Synode, om de kerken uit te noodigen, om den Heere op den eerstvolgenden Zondag in den gebede te danken. En wij vragen u vrijheid, het genomen besluit ter kennisse te mogen brengen van onze kerken, opdat niet alleen de Kerk hierboven, maar ook de Kerk hier beneden Gode den dank brenge voor zijn eigen werk.
Aan het einde 'dezer rede, met zooveel geestdrift uitgesproken, reikte Ds. Van Andel in den naam des Heeren den Voorzitter der Synode de hand, ten teeken van de hartelijke en trouwe broederliefde, die voortaan tusschen de beide kerken moge bestaan.
Het Amen, dat op dit indrukwekkend oogenblik uit eenige monden opsteeg, bezegelde den door God gelegden band tusschen de beide groepen van kerken, waarvan deze heilige handdruk het zinrijk symbool was.
De Voorzitter sprak zijn dank uit voor dit gesproken woord, en verzekerde, dat die handdruk niet alleen door hem persoonlijk was aangenomen, noch ook door de vergadering alleen, maar door de gezamenlijke kerken in liefde werd aanvaard.
Het verzoek om de besluiten der Synode in de Bazuin te mogen opnemen, werd algemeen ingewilligd
Wijl de behandeling van zaken van anderen aard, die nog op den weg der Synode lagen, de heilige stemming des gemoeds al te zeer geweld zou aandoen, werd op voorstel van den Voorzitter, de zitting voor dezen dag gesloten, en ging Ds. B. van Schelven, na het zingen van Ps. 68:5, de vergadering in dankzegging voor. v
Woensdag 16 September.
Met het aanheffen van Ps. 68 : 7 en het voorlezen van Ef. 4 : i—17, opent Dr. van E N Goor, als loco-voorzitter, de vergadering, waarna hij voorgaat in den gebede. De scribae doen voorlezing van de korte notulen der laatste drie sessies. Alsnu komen verscheidene punten van het agendum ter tafel en doet Ds. Fernhout voorlezing van het rapport van deputaten in zake de kerken van wijlen Ds. Ledeboer. Over dit rapport wordt door eenige broeders gesproken, en wijl van esn toenadering van deze kerken nog geen sprake kan zijn, worden de deputaten gecontinueerd, en wordt hun nogmaals in last gegeven de vereeniging ook met deze kerken voor te bereiden. Hierop geschiedt voorlezing van eenige andere rapporten. Nadat er een voordracht van deputaten voor de proceskosten had plaats gehad, één uit elke classe, trad Ds. J. C. van Schelven op als rapporteur, om rapport uit te brengen op de vraag, of het niet wenschelijk is, dat het praeparatoir examen voor de toegelatenen naar Art. 8 D. K. anders worde ingericht dan dat voor de candidaten ? Deze vraag werd toestemmend beantwoord, en een commissie Van drie leden benoemd, met last om voor den volgenden dag een schema hiertoe in gereedheid te brengen.
Aan de bespreking van het rapport op de vraag der classe Amsterdam, of het niet wenschelijk ware, dat de Synode aan de deputaten voor het onderzoek naar Art. 8 D. K. de bevoegdheid overlate, om te bepalen, of de examinandus al of niet tot tot een hernieuwd onderzoek kan worden toegelaten, nemen verscheidene broeders deel. Deze vraag, gesteld ter vergemakkelijking van de taak der deputaten, wordt zóó beantwoord, dat er singuliere gaven vereischt worden welke aangeboren, en andere, die door wederbarende genade ook op lateren leeftijd kunnen geschonken. Indien de eerste worden gemist zouden deputaten een examinandus mogen ontraden zich nogmaals aan een onderzoek te onderwerpen. Het rapport van deputaten in zake de beroepbaarverklaring van Ds. W. Raman wordt voorgelezen, en de commissie onder dankzegging gedechargeerd.
Hierop brengt Ds. Langhout rapport uit over de ingekomen vraag, of er bij de bediening van den Heiligen Doop aan kinderen van ouders, die niet tot het H. Avondmaal zijn toegelaten, getuigen vereischt worden ? Dit rapport wordt goedgekeurd, en door de Synode uitgesproken, dat in het algemeen het optreden van getuigen wel geraden is, terwijl deputaten worden benoemd, die op een volgende Synode deze quaestie, ook van historisch belang, principieel zouden kunnen behandelen. Met betrekking tot de vraag, hoe groot in een kerkeraad het getal ouderlingen moet zijn, om de diakenen niet meer tot den kerkeraad te nem-en, spreekt de Synode uit, dat zij in plaatselijke aangelegenheden eener kerk niet mag ingrijpen. Daarom heeft iedere kerkeraad voor zichzelf deze vraag te beantwoorden terwijl er natuurlijk recht van appel van de zich verongelijkt gevoelende partij op de classe, of c. q. de Synode zijn zal. "Vele broeders namen deel aan de levendige bespreking over den dienst, dien de oefenaars in de kerken vervullen. De aanstelling van een oefenaar voor bepaalden tijd is eigenlijk onbestaanbaar. Wanneer dat gebeurt, wordt zulk een oefenaar een waarnemend predikant en neemt zij den schijn aan, alsof hij in het ambt stond. Noch het een, noch het ander is juist. Daarom wordt besloten, dat de dassen langs kerkdijken weg, met de noodige voorzichtigheid, en zonder iets te kort te doen aan de beteekenis, die in de Geref. kerken de oefening heeft, al wat met het juiste beginsel niet overeenstemt, hebben uit den weg te ruimen.
Hierop wordt de zitting voor een uur geschorst en gaat Prof. Kuyper in dankzegging voor.
Na de heropening wordt allereerst in behandeling gebracht een verzoek van het statistisch bureau te Amsterdam, dat zich tot den voorzitter gewend had, met de vraag om mededeeling te mogen hebben van het getal der bedeelden in iedere gemeente, en tevens een antwoord op verscheidene ondergeschikte vragen, b.v. hoevelen dier bedeelden wegens dronkenschap reeds waren veroordeeld enz. De Synode die hierover geen zeggenschap heeft, neemt natuurlijk geen besluit; op eenige bezwaren wordt gewezen, en de beantwoording aan de prudentie van de kerkeraden overgelaten.
Op de vraag, welke kerk als Synodale kerk zal optreden, wordt op voorstel van den voorzitter Amsterdam aangewezen. Hoewel Dordrecht ditmaal voorzeker in aanmerking komen mocht, zoo zou deze kerk wellicht door finantieele bezwaren worden gedrukt, en om meerdere redenen was het zeer raadzaam Amsterdam den voorkeur te geven. Aan de Koningin zou van dit besluit worden kennis gegeven, opdat de stukken, aan onze kerken gericht, aan den kerkeraad van Amsterdam zouden worden opgezonden.
Vervolgens doet Ds. Boonstra, als rapporteur, voorlezing van het rapport over deputaten voor het verband van kerk en lager onderwijs. Deze commissie, bestaande uit Dr. De Hartog, Dr. Geesink en Dr. Van Goor, was van meening dat er verband tusschen kerk en school moest zijn, ontried echter den kerken zelve scholen te stichten, adviseerde dat van kerkeraadswege ook toezicht op de scholen moest gehouden, en barmhartigheid moest worden geoefend ook in dit opzicht jegens min bedeelde ouders. De bespreking vond levende belangstelling, en de conclusie werd genomen, dat de kerkeraden toezicht hebben zouden op het onderwijs, met dien verstande, dat zij zich uitsluitend hebben intelaten met het Christelijk karakter van de opvoeding der kinderen, als gedoopten in de Kerk. van Christus.
Prof. Rutgers doet voorlezing van de mededeeling der correspondentie tusschen den kerkeraad van Arnhem en Ds. K. W. Vethake en van de resolutie dienaangaande door de classe genomen. Deze mededeeling der classe Arnhem wordt als gehoord aangenomen, met betuiging van diep leedwezen, dat de zaak zulk een verloop gehad heeft.
Nadat nog eenige bezwaarschriften waren voorgelezen en nog eenige punten van tucht en geschil waren besproken, gaat de vergadering over in comité-generaal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1891
De Heraut | 4 Pagina's