GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vwe ziele zal hij bewaren.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vwe ziele zal hij bewaren.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere zal u bewaren van alle^kwaad; uwe ziele zal Hij be waren. Psalm 121 : 7.

Een der rijkste en heerlijkste beloften, udoor God in zijn Woord gegeven, is wel deze, dat Hij uwe ziele bewaren zal.

Verdiep u nu niet in de vraag, of dit bewaren uwer ziel doelt op het bewaren en in stand houden van uw leven, of enkel geestelijk ziet op het bewaren van uwé ziele, zoo dikwijls ze door Satan of wereld wordt aangevochten.

Zulke tegenstellingen zijn altoos eenigszins gemaakt en gezocht, en in Gods heilig Woord wordt uw leven zeer terecht nooit van uw ziel in geestelijk opzicht afgescheiden.

Ge hebt niet een leven op u zelf, en bovendien nog het leven uwer ziel, maar heel uw leven, uw bestaan, uw aanzijn en uw voortbestaan hangt aan uw ziel, is in eik opzicht met uw ziel dooreengevlochten, en is nu en eeuwig van het leven uwer ziel onafscheidelijk.

Wie, als hij sterft, verloren gaat, gaat met zijn ziel ter helle, en wie als hij de vallei der schaduwe des doods betreedt, in zijn Heiland geborgen is, gaat met zijn ziele de eeuwige zaligheid in.

• Zoo is ook hier op aarde uw leven nooit zonder het leven uwer ziel te denken. Zelfs al wat uw lichaam wedervaart, raakt uw ziel, heeft op het leven uwer ziel invloed, en sleept het leven uwer ziel ten goede of ten kwade mee. Wie zich in zijn tijdelijk leven bedreigd ziet, doorworstelt den angst, dien hem dit gevaar aanjaagt, in zijn ziel. Én van daar komt het, dat de heilige mannen Gods, óók zoo dikwijls de Heere hen uit doodsgevaar gered had, dit noemden »dat • de Heere hun ziele bewaard had."

Niet op schoolsche onderscheiding moet ge dus bij zoo rijke belofte Gods bedacht zijn; maar ge moet ze nemen in haar vollen, onuitputtelijken rijkdom.

Uw ziele, dat is uw bestaan als menscli, zoo geestelijk als uitwendig, heeft de Heere uw God in zijn hand genomen, en Hij is het, die uw ziele, en in uw ziele uzelf, uw persoon, uw eeuwig aanzijn bewaart.

Zesr zeker ligt in deze toezegging ook een belofte voor uw aanzijn hier op aarde.

Ge zijt elk uur in gevaar. Elk oogenblik kan de dood u wenken. En ook de afwending van dat gevaar staat niet in uw macht, maar ligt alleen in 's Heeren hand.

En evenzoo ligt er een nog rijker belofte in voor het ontzettend oogenblik, als de tijdelijke dood u uit het leven komt wegnemen. Want kunt ge, zóo lang ge leeft, door voorzichtigheid en door gebruik van de middelen, nog allerlei levensgevaar, met Gods hulpe afweren, als ge sterft, hebt ge elke macht verloren, om voor u zelven te waken.

Ge verliest dan uw bewustzijn. De afsterving van uw lichaam maakt u volkomen machteloos. Ge verliest elke beheersching over uzelven, en even willoos als gedachteloos, wat deze wereld betreft, wordt ge weggerukt naar een vaag en onbekend oord, waarvan ge u zelfs vóór uw sterven geen voorstelling kunt vormen.

Dat noemde de zanger in Israël de vallei der schaduwe des doods, en hij loofde en dankte zijnen God, dat hij in Hem zijn goeden trouwen Herder mocht bezitten, van wien hij wist, dat Hij ook in die vallei hem geleiden en met zijn stok en staf hem vertroosten zou.

En zoo zegt de Heere het ons ook in deze belofte toe. Als we bij het sterven onszelven geheel moeten overgeven; niet meer weten wie we zijn en voor een wijle elk besef en elk bewustzijn verliezen, en - het oogenblik komt, dat onze liefste panden op aarde niets meer voor ons doen kunnen, dan de oogen van ons lijk toesluiten, dan zegt de Heere, zal Ik uwe yJele bewaren, Ik zal u in mijn heilige hoede nemen, en u brengen in het land van eeuwigen vrede.

Maar van ongemeen veelvuldiger toepassing nog is deze belofte Gods bij de worsteling, die ons in uren van verzoeking en strijd wordt opgelegd.

In doodsgevaar verkeeren we slechts bij uitzondering, sterven doen we in den tijdelijken dood maar ééns. Doch geestelijk verkeeren we elk oogenblik in levensgevaar. Door Satan en wereld wordt onze arme ziel eiken dag en ieder uur belaagd. De verzoeking omringt ons gedurig.

En dan bovenal heeft uwe ziele bewaring noodig.

Wierdt ge dan aan u zelven en aan de macht der verleiding overgelaten, zoo zou nooit anders dan bezwijken de uitkomst zijn, en het einde zou geen ander kunnen wezen, dan dat uwe ziele wegstierf in den eeuwigen dood.

Niet alsof er ook in het gewone leven geen machten ter bewaring voor uw ziel zouden geboden zijn. De macht der opvoeding, de prikkel der conscientie, het bittere gevolg van elke zonde, de prijsstelling op uw goeden naam bij de menschen, de instelling-van Gods kerk met haar genademiddelen, en zooveel meer, zijn heerlijke staketsels, waarmee de liefde des Heeren u omtuind heeft, om u te sterken in de ure der verzoeking.

Ook ontvingt ge, zoo het nieuwe leven in uwe ziel ontkiemde, een heerlijke macht des geloofs, die ook in deze worstelingen soms bergen verzetten kan, en er is geen kind van God, of in de ure der bangste verzoeking, heeft hij het wel terdege bespeurd, hoe er uit dit geloof een kracht in hem opwerkte, die soms wonderen deed.

Ja, dit alles saam vormt die geestelijke wapenrusting, herkenbaar aan het schild des geloofs en den helm der zaligheid, waarop de apostelen ons zoo gedurig wijzen.

En toch, hoe rijk ook die middelen van bescherming en verdediging zijn, die ons reeds in den gewonen weg door Gods genade ter beschikking zijn gesteld, toch leert ons de geestelijke ervaring, dat er bij alle deze middelen nog iets geheimzinnigs bij moet komen, of we zijn, als de verzoeking iets machtiger wordt, onmiddelijk weg.

Uit tweeërlei ervaring weten we dit. Vooreerst uit de heerlijke ervaring als we stand hielden, en - niet bezweken, en dan door onweerstaanbaren drang werden uitgedreven, om op de knieën te vallen en onzen God voor zijn heerlijk bewaring te danken. Iets, waar we geen rekenschap van kunnen geven, zegt het ons dan, * dat alle middelen zouden zijn te kort geschoten, zoo niet, ongezien en ongemerkt, Gods ontferming ons ondersteund en gered had.

En ten andere ontwaren we dit nog sterker en zekerder uit de bittere en droeve ervaring, als we, ja, wel tegen worstelden en ons te weer stelden, maar, helaas, "in het bange oogenblik van beslissing toch beztoeken. Dan toch leerden we zoo duidelijk, dat al onze wilskracht en al onze geloofsmacht op zichzelf volstrekt ontoereikend is, en dat, zoo God ons niet bev/aart, we toch onmachtig zijn om aan een te machtige verzoeking weerstand te bieden.

En dit nu vervulc Gods kind soms met een gevoel van onultsprekelijken angst. Hij toch behoort niet meer tot die luchthartigen, die, ja, anderen tot allerlei zonden in staat achten, maar voor zichzelven geen gevaar duchten. Integendeel hij heeft de zwakheid van zijn eigen hart bekend en kan juist daarom nooit meer voor zichzelven instaan.

En daarom nu, gaf God de Heere aan zijn kinderen uij al deze omtuining en bij al deze wapenrusting, bovendien nog die heerlijke en die onmisbare belofte: Vrees niet, IK zal uw ziele bewaren.

En aan die belofte nu zou Gods kind volkomen genoeg hebben, hoe bang de strijd zich ook tegen hem verheffe, mits hij met die rijke belofte bij zijn zielsworsteling dan ook rekende.

Maar dit is het juist, waar het zoo meestal aan schort.

Als de soldaat in den krijg trekt, zal hij geen oogenbhk in den waan verkeeren, dat, mits hij maar goed gewapend is, de overwinning zeker is. Neen, behalve op zijn wapenrusting zal hij minstens evenzeer op zijn veldheer letten, om dat hij weet, hoe eigenlijk van het beleid van dien veldheer de zegepraal, afhangt.

Maar zoo doet vaak Gods kind niet.

Mits hij zijn geestelijke wapenrusting maar heeft aangelegd, acht hij zich veilig voor elk gevaar, en o, zoo dikwijls verzuimt hij naar den eenigen Leidsman zijner ziele op te zien, die toch alleen in staat is, om hem in het hachlijk oogenblik te redden.

Zoo laat ge dan deze belofte Gods, dat Hij uw ziele bewaren zal, stil liggen. Ge werkt er niet mede. Uw geloof richt er zich niet op. Uw gebed gaat er niet naar uit. Ge verstaat de heilige kunst niet, of althans ge beoefent de heilige kunst niet, om ook op die principale belofte te pleiten.

Of liever ge pleit er wel in het algemeen op; ook soms wel vooruit als ge eenig gevaar naderen ziet; maar ge laat dat pleiten na in de ure der verzoeking zelve.

En dit nu breekt uw kracht en geeft overwicht aan uw zielsvijand. Zoo staat ge ontzenuwd als de worsteling aanvangt. En dan natuurlijk is de afloop van den strijd licht te voorzien.

Toch is daarom die belofte ook voor u nog niet krachteloos geworden. Veeleer kan ze-ook voor u nog wonder werken. Maar dan moet die belofte ook aangegrepen, en voor u leven gaan, als een belofte van uw God ook aan u.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Vwe ziele zal hij bewaren.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1891

De Heraut | 4 Pagina's