GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Baap uwe kramerij weg.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Baap uwe kramerij weg.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Raap uwe kramerij weg uit het land, gij inwoneres der vesting! Jerem. lo:17.

Er kan soms zoo heilige minachting spreken in het toornend woord, waarmee de Heere Israels laffe eigendunkelijkheden bestraft.

Jacob was zijn verlustiging en Israël de roede zijner erfenisse; en deswege had Hij Israels leven geregeld, het zijn Woord toebetrouwd, de wijze vastgesteld waarop Israël Hem dienen moest, en dit volk zijner uitverkiezing met allerlei kostelijk goed voorzien.

Maar in verband hiermee had de Heere dan ook een wachter op Israels grenzen besteld, en duidelijk aangewezen wat voor Israël contrabande moest zijn, en wat nooit over Israels grenzen binnen mocht komen. Contrabande zou alle afgodendienst zijn ; contrabande alle guichelarg en doodenbezwering; contrabande alle ongoddelijke wijsheid; en contrabande ook het leven, de levensmanier van de ijdele natiën.

»Niet doen zooals de andere volkeren doen", was de vaste zetregel waardoor de Heere de heiligheid van zijn erve beveiligde. En altoos weer werd deze zetregel aangedrongen met den indrukwekkenden uitroep: » Want Ik de Heere ben heilig.''

Maar Israël sloeg de verzenen tegen de prikkelen. De wachter op de grenzen sliep in. De geestelijke morshandelaars kwamen ter sluiks de grenzen over. Er wierd een vracht van allerlei afgodische snuisterij en heidensche ijdelheid het land ingedragen. Van de grenzen schoof die onheilige contrabande naar de dorpen en steden; en kwam ten leste zelfs naar Jeruzalem.

En toen het land er eenmaal vol van was, bleek het afvallig volk zoo verzot op deze dwaasheden, dat ze den Tempel des Heeren voorbijgingen, om in de Baals-kapelletjes wierook te branden.

Het wierd één heidensch leven in het heilig Jeruzalem en in de steden van Juda. En toen was het dat de Heere, in toorn ontstoken, door Jeremia dit harde en bestraffende woord Het toeroepen: ^Raap uwe liramerij weg uit het land"

Thans is ^sHeeren volk: Al wat oprechtelijk leeft onder het Genadeverbond des Nieuwen Testaments.

Dus geen Palestina, geen Jeruzalem, geen Tempel meer; maar 'sHeeren volk, uit alle natiën en talen saamgelezen en vereenigd onder Christus zijn Heere.

Maar al is hierdoor de bestaanswijs van Gods volk een andere geworden, het_ wezen zelf en de levenswet van dat volk in het minst niet.

Ook nu nog is 'sHeeren volk iets geheel anders dan de lieden der wereld zijn. Dat volk ontving ook nu een eigen heilige roeping. De dienst des Heeren is aan dat volk voorgeschreven. Zijn Woord is aan dat volk geopenbaard: En van dat volk verwacht de Heere een heiliger wandel, die het van de lieden der wereld onderscheidt.

Ook voor ons bestaan er dus grenzen; ook bij ons is op die grenzen een wachter besteld; en ook op onze grenzen is het door den Heere zei ven uitgemaakt, wat bij ons mag ingevoerd, en wat als contrabande moet buitengesloten.

Wat bij Israël heette: »Gij zult niet doen, gelijk de andere volken doen, die God niet kennen", heet bij ons: »Wordt der wereld niet gelijkvormig". Er is dus verschil in den vorm, maar de zaak blijft één.

Ook te onzen behoeve heeft God de Heere zelf in alles voorzien. Hij heeft onzen weg bepaald. En, zoomin als bij Israël, duldt Hij het ook bij ons, dat wij, zijn ordinantiën voorbij gaande, eigendunkelijk en eigenwillig ons leven zullen inrichten naar den lust van ons eigen hart.

Maar ook hierin is 's Heeren volk nog altoos aan het oude Israël gelijk, dat het toch weer zijn kramerijen op het heilige erf binnenloodst.

Dat komt daarvandaan, dat ook in ons nog altoos van nature datzelfde onreine en eigenwillige menschenhart klopt, dat onder Israël zijn schuim opgaf.

Israël was niets beter d"an wij; maar ook wij zijn niets beter dan Israël. Nog werkt in ons hart dezelfde booze prikkel, als eens in hen. En juist in de aanraking met het heilige en in de besprenging met de genade ligt voor ons nog altoos dezelfde verzoeking. Het eenige waarin ook onze zonde van Israels zonde verschilt is de vorm.

Een Moloch-beeld hebben wij niet meer. Voor een Baal te knielen zouden we heel dwaas vinden. Van een rooken op de hoogten hebben we geen begrip meer.

we geen begrip meer. En dat is natuurlijk, want dat doen »de lieden der wereld" om ons heen ook niet meer.

Deden die het, ge zoudt er ook Gods volk weer in zien verloopen. En alleen omdat de »dienst der wereld" een anderen vorm kreeg, heeft ook de zonde van Gods volk een anderen vorm aangenomen. Immers de zonde van dat volk is juist, dat het de wereld nadoet, met de wereld meeloopt, en zich in de strikken van de wereld verwart.

En wie nu in onze dagen de strafpredicatie van Gods profeten leest, en dan bij zich zelven denkt: »Zoo ben ik toch niet. Wat vreeslijke menschen waren die oude Joden !" die misleidt zichzelf, veroordeelt wat hij niet verstaat, en heeft het woord van den apostel. op zich toe te passen : ^Gij die anderen oordeelt, gij doet dezelfde dingen."

Niet alle »kramerij", waarvan de Heere ook nu zeggen zou, dat ze moet weggeraapt, is op te sommen.

Maar een feit is het toch, dat ook nu weer in ons Christenland doodenbezweerders zijn opgestaan, in den trant van de toovenares van Endor. In den grond der zaak niets beter dan de oude guichelarij.

En een feit niet minder is het, dat Kunst, Wetenschap, Zingenot en Mamondienst vier afgoderijen in ons midden in het leven riepen, die, wel op heel andere wijze, maar toch feitelijk in denzelfden weg van zonde het volk aftrekken en schade aan de ziel toebrengen.

Niet alsof de Kunst op zichzelve kwaad ware. Eer is ook de Kunst een heilige gave Gods. Maar als ge jonge mannen en jonge vrouwen ontmoet, die als er van Jezus gesproken wordt, even, koelweg, een woord van hulde spreken, maar als de Kunst aan de orde komt, vuur in hun oog doen tintelen, in geestdrift geraken en dwepen, dan is het toch ook voor u geen geheim wat voor zulke liefhebbers der Kunst hun afgod is.

, Wetenschap is goed, en ze moet voor Jezus veroverd; maar als ge van alle kant het geroep hoort opgaan voor een valsche wetenschap, die de beiligheden aantast; en ge merkt dan hoe leeraars soms zelfs op den kansel met die wetenschap pronken, hoe ouders hun kinderen naar den tempel der valsche wetenschap zenden, en hoe vaak zelfs vrome Christenen voor het gezag der dusgenaamde wetenschap buigen ; dan is het toch ook voor u geen geheim, waar de Molochstempel onzer dagen is.

Genot mag. Waarom niet? De trek naar genot en ontspanning is den mensch ingeschapen. En vooral bij een ingespannen leven, is ook voor onze kinderen wat afwisseling en spel zelfs noodzakelijk. Anders worden ze dor en onfrisch. Laffe wijsgeertjes zonder kinderlijken levensmoed.Maar als ge bij dat genot gedurig de grens van het geoorloofde en onschuldige overschrijden ziet; als ge merkt hoe er een hunkeren naar pret heerscht, dat alle ordinantie Gods vergeten doet, en zelfs in de kringen van Gods volk de grenzen van het verboden genot al meer ziet inbuigen; dan is het toch ook voor u geen geheim meer, op wat manier men in onze dagen »het rooken op de hoogten" infractijk brengt.

, • En haast erger nog is het met den Mamondienst. Want ook geld is van zich zelf niet slecht, en zich in te spannen, om in de behoeften van zijn gezin te voorzien zelfs door God geboden. Maar als ge dat koortsachtig jagen naar geld ziet, dat onze eeuw beheerscht; dien nijd in het oog bespeurt, waarmee wie minder heeft, den rijken bezitter nastaart; let op dat roekeloos speculeeren aan de beurs; hoort van al dat bedrog in zaken gepleegd; en er acht op geeft, hoe bij het sluiten van een huwelijk, bij de opvoeding der kinderen, bij de waardeering der personen, altoos weer geld en nogmaals geld de maatstaf is die wordt aangelegd; dan is het toch ook voor u geen geheim meer, voor welken Baal thans het volk op de knieën ligt.

Zoo is er dus geen onderscheid.

Israël zondigde, en wij zondigen, en daarom gaat ook tot ons dat bijna spottend woord der bestraffing uit: -^Raap uw kramerij weg uit het midden des volks.''

En dan alleen zal 's Heeren volk ook in dit land bloeien, zoo het, op dit woord des Heeren, zijn kramerij dan ook waarlijk wegdoet, uit hart en huis en levenskring.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1891

De Heraut | 4 Pagina's

„Baap uwe kramerij weg.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1891

De Heraut | 4 Pagina's