GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In ons vorig nummer spraken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In ons vorig nummer spraken

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam^ ir Maart 1892.

In ons vorig nummer spraken we ons in ongunstigen zin uit over de houding der Synodale machthebbers, die bij de gevoerde processen kvirelziek waren te werk gegaan.

In verband met deze zelfde quaestie der proceskosten ontvingen we thans dit schrijven: o

Aan de Redactie van de Heraut. l

Geachte Redactie t d K

Uw denkbeeld om, voor het tot stand komen van de vereeniging der Gereformeerde kerken, de schuld voor de proceskosten af te doen, is voortreflijk. Het is eene eereschuld; en als men in 't huwelijk treedt, behoort men zijne schulden afgedaan te hebben. w t o g e

Doch hoe komt het, dat vele broeders, die toch getoond hebben in de kunst van geven in de laatste jaren belangrijk te zijn gevorerd, zoo traag en onverschillig zijn, nu het op het afdoen van die proceskosten aankomt? Is het niet, omdat weinigen daar hart voor ebben? De boeten, die de Christelijke Geeformeerden aan de Overheid hebben betaald, aren de kosten eener van Godswege hun opelegde vervolging. Maar waartoe diende dat rocedeeren; waarom zoo lang gevochten om enige aardsche goederen; vooral toen men ag, dat ze toch niet te houden waren? l i t h m l e t l

Veroorloof ons, dienaangaande een paar eiten in herinnering te brengen. B d

Het standpunt, waarop [de Gereformeerden in 1886 kwamen te staan, bracht mede, dat zij niet vrijwillig de gebouwen en goederen verlaten mochten. Zij beweerden immers de voortzetting te zijn van de oude Gereformeerde kerk, ook al verwierpen zij de hun opgedrongen Synodale besturen. Hadden zij dus de aan die kerk toebehoorende gebouwen en goederen vrijwillig verlaten, dan zouden zij met zichzelven in tegenspraak gekomen zijn.

Intusschen stelden die Gereformeerden zich wel degelijk voor, dat de rechterlijke macht in Nederland zich op een ander standpunt zou plaatsen, en de goederen, die aan de belijdeniskerk toekomen, aan het genootschap zou toewijzen. Zij hebben dan ook van den allereersten aanvang af zich er op toegelegd geene noodelooze processen te voeren, en wenschten alles vrijwillig over te geven, zoodra er maar voor elke provincie een enkel rechterlijk arrest was gewezen, dat hen in 't ongelijk stelde. Dan waren zij gedekt en bukten slechts voor overmacht.

Hadden de Synodalen daartoe willen meewerken, dan waren thans reeds lang alle proceskosten betaald en vergeten. Want die processen kostten in den regel aan de gemeenten weinig, vooral omdat haar vaak geheel kosteloos advies is gegeven. '

Doch wat is geschied? b

De Synodalen, vrij zeker van de hulp van de rechterlijke macht, hebben dat arrest van den hoogsten rechter niet willen afwachten, doch zijn overal met alle geweld begonnen te procedeeren, met geen ander doel dan om de „Doleerenden^' op kosten te jagen.

In ééne enkele gemeente b. v. zijn vijf onderscheidene en geheel gelijksoortige procedures begonnen! Terstond werd onzerzijds verzocht vier daarvan te staken; onzerzijds wilde men zich schriftelijk verbinden, onmiddellijk na de uitspraak van het Hof alles af te staan wat gevorderd werd, zoodat de Synodalen geen halven cent schade leden; door te procedeeren ontvingen zij het goed geen dag eerder, daar in die andere processen, waarvan onzerzijds staking gevraagd werd, de uitspraak toch later moest vallen. Niemand had dus eenig belang bij die vier processen.

Doch niets hielp. Men wilde blijkbaar zich wreken op de Gereformeerden, alleen omdat deze beweerden in hun recht te zijn. In de meeste provincies zijn die Gereformeerden op allerlei wijze lastig gevallen. Zoodra eene uitspraak in hoogste instantie gewezen was, is alles ten spoedigste in handen van de Synodalen gesteld, ook datgene waarover het proces nog hangende, of nog niet begonnen was. Zulks eerder te doen was onmogelijk.

Door die veivolgingswoede van eenige Synodale besturen zijn de proceskoste.i vrij hoog geloopen, ofschoon zij nog altijd beneden het maximum gebleven zijn, waarop zij in den aanvang door ons zijn geraamd.

Die proceskosten zijn dus in waarheid vervolgingskosten. Tegenover de Christelijke Gereformeerden beriep de Overheid zich nog op eene wetsbepaling, maar de vervolging door vele Synodale colleges begonnen tegen de Gereformeerden bracht aan niemand voordeel, aan de Gereformeerden alleen nadeel aan en was blijkbaar niets anders dan een dwangmiddel of eene wraakneming.

Het is wenschelijk, dat ook de gemeente dit wete, opdat alle kerken te zamen het lijden dragen, dat aan sommigen, die deze kosten niet alleen kunnen dragen, door de tegenstanders is aangedaan, en waaraan deze alzoo aangevallenen zich, in het belang van alle kerken samen, niet mochten onttrekken.

De proceskosten zijn niet slechts eene eereschuld; maar het moet ons ook eene eere zijn, ze te mogen dragen.

A. F, DE SAVORNIN LOHMAN,

A. F, DE SAVORNIN LOHMAN, F. L. RUTGERS.

'> Gravenhage, j Amsterdam, j 8 Maart 1892.

Helaas, het is zoo.

Mannen, die zich Dienaren van de kerk van Christus noemen, hebben, om hun tegenstanders in een kerkelijk geschil in de beurs te treffen, zonder noodzaak of oorzaak, misbruik gemaakt van de hun gebleken jurisprudentie onzer rechterlijke macht.

Wie niet tegen om is, is voor ons, was het bezielende woord, waarmee onze Heiland zijn jongeren terecht wees, toen ze personen vonden, die voor Christus riepen en in zijn naam teekenen deden, maar zonder zich bij den kring van 's Heeren volk te willen aansluiten.

Dit woord worde ook onder ons niet vergeten.

Natuurlijk is en blijft het onze roeping, den belijders van den Heere Christus onder de Synodalen rusteloos toe te roepen, dat in dit Synodaal gezelschap hun plaats niet kan zijn. Onze plicht, hun zonder onderlaten

te bidden, dat ze de gemeenschap met 's Heeren volk toch niet gering mogen achten. En onze nooit eindigende taak, om hen op te wekken tot betoon van gehoorzaamheid aan den Koning der kerk.

Maar zoolang ze voor die roepstem doof blijven, en in het Synodale diensthuis zitten blijven, mag daarom toch nooit hetgeen ze voor de belijdenis des Heeren op hun wijze doen, gering geacht.

We laten nu daar, oi hun blijven in het diensthuis der Haagsche Synode zijn oorzaak vindt in motieven van hooger of van lager orde, in wezenlijke of in opzettelijke zelfmisleiding; dit toch zal bij den één zus en bij den ander zóó zijn; en alleen de Heere is de Kenner en de Rechter der harten. Maar wat zich hierbij ook vleeschelijks en geestelijks dooreenmenge, in elk geval zijn er ook onder hen tal van mannen, die met geestdrift en bezieling voor den Christus en zijn werk opkomen, en er prijs op stellen, al wat ze doen, te doen in zijn naam. Hoe dit nu in menig geval te rijmen is met hun houding te onswaarts, laten we thans rusten, we wijzen thans alleen op het naakte feit.

Ook buiten onzen kring zijn er tal van mannen, die thans juist doen, zooals die lieden, waartegen de Apostelen optraden, en in naam van Jezus optrekken, maar tevens in breuke met 's Heeren volk blijven liggen.

En daarom zeggen we ook van hen: Beoordeelt ze, niet naar den regel van wat de jongeren wilden, maar naar den regel dien Jezus heeft gesteld, en sta in het geloof, sta in de hope, in menig geval zouden we zelfs zeggen in het vaste vertrouwen, dat ook zij toch vergaderen voor den eeuwigen Herder.

En nu vatten we zeer goed, welk gevaar hierin ligt; omdat^^en dan zoo licht verslapt, en denken gaat, dat men dus bij deze mannen evengoed kerken mag en kan^ als bij andere.

Doch dit volgt er allerminst uit; want nooit zou één discipel des Heeren zich hebben ingebeeld, dat het meedoen met deze abnormale predikers hun geoorloofd zou zijn.

Als ter waarschuwing heeft Jezus dan ook den anderen stelregel er tegenover gezet: „Wie niet voor ons is, is tegen ons." Een schijnbare tegenstrijdigheid, maar die ge juist op dit punt, zoo helder kunt oplossen.

In alles toch suilt ge zulk een belijder, niettegenstaande hij Synodaal predikant is, eeren. Vaak zult ge u door hem laten beschamen. Niet slechts zijn persoon, maar ook zijn ijveren voor uw Heiland zult ge buiten uw twistgeding laten. In zooverre is hij voor omdat hij niet tegen is.

Maar OOK omgekeerd, in al datgene waarin ij opzettelijk en ambtelijk het kwaad der Haagsche Organisatie stijft en sterkt, zult e, in weerwil van zijn kloeke belijdenis an den Christus, u van alle gemeenschap met hem onthouden. Anders toch zoudt e door niet teqen, het Synodale gezelschap e staan, er u zelven feitelijk voor verlaren.

En nu begrijpen we wel, dat menig ynodaal predikant zal zeggen, dat juist it niet erkend worden in zijn Synodaal mbt hem het pijnlijkst is; maar dit kan iet anders. Zoo toch staat het omgekeerd veneens met ons.

Er is dus niets wat u verhinderen zou, en Synodaal predikant, die goed voor hristus staat, als een broeder te ontvangen n te bejegenen; hem waar ge kunt hulpe n liefde te bewijzen; hem te achten en e eeren om zijn ijveren voor uw Heiland, n op een meeting of lezing u onder zijn ehoor te scharen.

Alleen maar, waar hij in het Synodale erkwezen officieel optreedt, en dus voor staan zou, niet eenvoudig als Christen, aar als gemachtigde en pleitbezorger van e Synodale Hiërarchie, daar moogi ge u iet bij hem voegen; daar hebt ge van erre te staan; en elke gemeenschap te ijden.

Niet uit mindere waardeering; maar omat ge, door u onder zijn gehoor te scharen, em in zijn zonde stijven zoudt, en u elven aan zijn schuld medeplichtig mdken.

De keuze van Amsterdam voor de veraderplaats der beide Synoden is daarom en gelukkige, omdat het centraal in het and ligt, en zeer geschikte localiteit anbiedt.

Gelijk men toch weet, bezitten te Amterdam beide kerken een kerkgebouw op e Keizersgracht tusschen de Spiegelstraat n de Leidschestraat.

Deze twee gebouwen liggen vlak tegenver elkander, en alleen de gracht scheidt ze. In hoogstens drie minuten is men dus it de ééne vergaderzaal in de andere. Dit nu is voor de behandeling van zaken an groot gewicht.

Een boodschap, een mededeeling is, zoner eenig beduidend tijdverlies, onverwijld it de eene in de andere vergadering over e brengen, en in de pauze kan men van eet af reeds samen koiifie drinken, om lkaar te ontmoeten, om aan elkaar te woren voorgesteld, en zóó het later saam ergaderen voor te bereiden.

De Keizersgrachtskerk biedt daartoe alle elegenheid.

Achter deze kerk toch ligt het groote ebouw dat dient voor vergaderingen, en usschen dit gebouw en de kerk in ligt en groot open terrein, waarop zonder eel kosten een groote tent kan gespanen, die voor het saamverkeer in de auze zeer goed bruikbaar is in te richen; terwijl de vergaderlokalen, en desoods de schoollokalen, die er onder zijn, eschikbaar kunnen gesteld worden voor llerlei commissorialen arbeid.

De eenige moeielijkheid die kan rijzen al zijn, waar de twee Synoden, na ineenevloeid te zijn, zullen vergaderen.

De Nieuwe kerk der Christelijke Gereormeerden is hiervoor te klein van omvang, ooral waar ondersteld mag, dat juist voor nze vereenigde zitting op veel belangstelend publiek valt te rekenen.

De Keizersgrachtskerk is wel ruimer, en iedt op de gaanderijen wel toegang voor et publiek, maar al te geschikt is toch ok deze kerk niet. Het best zou zich nog de Funenkerk er voor leenen, die ruim 2200 personen kan bevatten en breeder van aanleg is.

Althans indien men, wat ook wij wenschen zouden, zich tot een kerkgebouw bepaalt. Anders zou men naar Maison Stroucken moeten, daar Frascati stellig te klein is.

Maar eigenaardig zou dit niet wezen.

Steeds heeft men dusver beiderzijds in de kerkgebouwen vergaderd, en stellig zal het beter indruk maken, indien men dat stelsel ook nu volhoudt.

Dat we geen overtollig werk deden, toen we onlangs een afzonderlijk artikel aan de beteekenis van onze kerkgebouwen wijdden, blijkt opnieuw uit wat Patrimonium op 5 Mei in zijn eerste entrefilet te lezen gaf. Daar las men:

Naar we vernemen is aan de . . . sche Afdeeling van Patrimonium het gebruik maken van haar gewone vergaderlokaal ontzegd.

Het is niet voor de eerste maal, dat dit ergens plaats vindt, en we vreezen dat het ook niet voor de laatste maal wezen zal; waarom we meenen er iets van te moeten zeggen, wijl het een teedere zaak geldt, waarbij eer men het weet de hartstochten gaande worden. Daartegen zij Patrimonium op zijn hoede. Wat toch is het geval ?

Het Zondagsschoollokaal, waarin aan Patrimonium werd toegestaan te zamen te komen, is het eigendom van de Nederd. Herv. kerk te .... , en de kerkeraad der Ned. Herv. kerk aldaar beweert, dat er wel eens sprekers voor Patrimonium aldaar optraden, die niet altijd het belang der Herv kerk behartigen.

Ziedaar het feit, zooals het te onzer kennisse is gekomen, doch dat aan klaarheid en duidelijkheid onzes inziens wel iets te wenschen overlaat.

Had de kerkeraad bericht, dat sprekers, die in hun lokaal, in het eigendom der Herv. kerk, optraden, daar iets zeiden t£n nadeele van die kerk, dan ware die kerkeraad thans ten volle in zijn recht, want zoo iets ware niet te dulden. Maar de eisch, dat alle sprekers, die voorPatrimonium optreden, te allen tijde, dus ook waar ze zich voorts bewegen, de belangen der Hervormde kerk zullen behartigen, dunkt ons te kras, en is ook niet redelijk om aan Patrimonium te stellen.

Patrimonium staat als zoodanig, zijnde een Christelijk-burger-maatschappelijke vereeniging, buiten alle kerkgenootschappelijke kwestie, en meent daarbuiten te moeten blijven, maar moet als Christelijke vereeniging de belangen der algemeene Christelijke kerk behartigen. Meer mag van Patrimonium niet geëischt, terwijl het aan ieder lid moet vrijstaan, zich qua persoon tot die kerkgemeente te voegen, welke hem het meest aantrekt; en dan behoort hij als lid dier kerk, hare bijzondere belangen te behartigen.

Nooit is het in den zin der gedachten der eerste oprichters van Patrimonium opgekomen, dat zij, als leden van ons Verbond, hun kerkelijke overtuiging zouden moeten ver loochenen, oi zoo zij tot een andere kerkgemeente dan de Ned. Herv. kerk behoorden, toch, nu lid van Patrimonium geworden zijnde, de bijzondere be. langen hunner kerk moesten vaarwel zeggen om die der Ned. Herv. kerk te allen tijde^ te behartigen.

De leden van den kerkeraad der Ned. Herv. kerk te .... mogen hunne kerk liefhebben en van geheeler harte aanhangen, doch zij mogen datzelfde van de leden eener andere kefk niet eischen, en hen deswege op een ander terrein niet bestrijden noch moeite aandoen, want voor ieder goed lid van Patrimonium is ZIJN kerkgemeentelijke overtuiging ook een teedere zaak. i)

Men ziet, het is soortgelijk geval als te St.-Anna-Parochie, en gaat zelfs in drieërlei opzicht veel verder.

Bijaldien de Synodale organisatie gewaakt had, dat te St.-Anna-Parochie in haar kerkgebouw nooit een heiligschennend of onvertogen woord tegen den Christus en zijn Woord ware gesproken, kon het krasse optreden tegen de speeches van Domela Nieuwenhuis in datzelfde kerkgebouw worden vrijgepleit.

Maar zoo stond de zaak niet.

Jarenlang heeft de Synodale organisatie er zelve toe medegewerkt, om officieel, niet slechts in dat kerkgeljouw, maar in den kerkelijken dienst, allerlei lasterlijke woorden tegen den Gezalfde des Heeren te doen spreken, zijn majesteit aan te randen, en hev gezag van zijn Woord te ondermijnen. En daardoor juist had deze organisatie elk zedelijk recht verbeurd, om bij dozijnen leden af te snijden, enkel omdat men Domela Nieuwenhuis spreken liet, niet in den dienst, maar in het gebouw, en niet tegen den Chiistus, maar tegen het bezit.

En toch is wat thans de kerkeraad der Synodalen te ... . bestond, in drieërlei opzicht nóg erger.

Vooreerst omdat hier niet eens sprake is van het kerkgebouw, maar uitsluitend van een lokaal dat eigendom-der Synode is.

Alle argument dat te St.-Anna-Parochie nog ontleend kon worden aan zekere eerbiedwaardigheid van het kerkgebouw valt hier dus weg.

Alle handeling berust hier uitsluitend op het feit, dat dit lokaal eigendom der Synodalen is.

En nu is de redeneering: Iets wat eigendom der Synodalen is, mag niet gebezigd ten bate van iemand, die niet altijd de belangen der Ned. Hervormde kerk behartigt.

Zoo heeft b. v. in sommige plaatsen het weeshuis der Synodalen een brandspuit, die in den regel uitstekend dienst doet, en

vaak den prijs won. Ook deze brandspuit is eigendom van de Synodalen.

Breekt er nu voortaan brand uit, dan zou, naar dezen stelregel, de binnenvader eerst moeten onderzoeken, of de brand ook bij een Roomsche, bij een Jood, bij een Luthersche, bij een Afgescheidene of bij een Doleerende was uitgebroken, allen personen die geacht kunnen worden, „niet altijd het belang der Herv. kerk te behartigen." En bleek nu dat dit het geval was dan zou de binnenvader de poort moeten sluiten, en moeten zeggen: Niet uitrukken, jongens'.

Was er daarentegen brand bij een Synodaal modern dominee, dan zouden de jongeren het vuur uit de sloflfen moeten loopen, want dan natuurlijk gold het een man die altijd de belangen der Herv. kerk behartigt.

Men voelt het onzirinige van heel het standpunt.

Zoo zou ook een winkelhuis, dat aan de Synodale kerkvoogdij behoorde, nooit aan een Luthersche of Doopsgezinde mogen verhuurd worden, ook al bood hij het dubbele.

Immers al wat eigendom van de Ned. Hervormde kerk is, mag uitsluitend worden gebruikt door wie altijd de belangen dezer kerk behartigt.

In de tweede plaats is hét geval te ..... daarom erger, omdat het hier niet een Socialistengroep, maar Patrimonium gold. Juist dus een kring van werklieden, die in den grooten strijd voor of teqen den Christus onder de banier van den Gezalfde des Heeren optrekt. < > -

En in de derde plaats staat dit geval veel hachlijker, omdat het besluit niet rust op de overweging, dat er tegen iets gestreden is, waarvoor de machthebbers onzer kerk hart hebben, maar omdat de eisch gesteld wordt, dat nooit personen zullen optreden, die ook elders, op eigen terrein, niet altijd de belangen der Ned. Herv. kerk zullen behartigen.

Enghartiger, bekrompener, kleinzieliger besluit is dan ook ongetwijfeld in geen jaren door een kerkelijk college genomen.

Het toont dat de mannen, die in dezen raad zitten, en de toongevers die hen leiden, alle ruimte en breedheid van blik missen, en nog niets hebben verstaan wat van mildheid van hart is.

Hun kerk is hun blijkbaar het „heilige huisje" geworden, en daarom wordt er een wee u! uitgeroepen over een iegelijk, die in de culte van dit heilige huisje niet met hen loopt.

Ja, zoo weinig verstaan ze hun tijd en kennen deze mannen hun roeping, dat op hetzelfde oogenblik, dat de Roomsche hiërarchie alle zeil bijzet, om al wat nog Christelijk wil zijn onder onze werklieden, uit den bajert van het socialisme te redden, deze kerkistische ambtsdragers de Christelijke werklieden voor hethoofd stooten, enkel omdat ze ook wel eens een niet-Synodaal man voor zich laten optreden.

Nu het einde zal den last dragen.

Laat dit beginselloos conservatisme van het meest onbezield kaliber in onze Byzantijnsche vergaderingen maar meer en meer de overhand krijgen, en de uitkomst zal toonen, hoe straks volslagen geestelijke moedeloosheid als de gerechte straf komt voor deze benepenheid en lauwheid van harte.

De Gebroeders Huge te Rotterdam hebben een nieuwe uitgave van de Catechisatie op den Heidelberqschen Catechismus van Voetius in den handel gebracht.

Hierin verheugen we ons.

Dit werk van Voetius is toch uitnemend geschikt, om, waar men omtrent eenig punt in twijfel mocht verkeeren, te worden nageslagen. En daarbij is de vorm der vragen zóó duidelijk en zijn de antwoorden zóó kort en helder, dat een kind ze begrijpen kan.

Dat deze uitmuntende Catechisatie min of meer in onbruik was geraakt, lag aan het feit dat op den titel niet de wereldberoemde naam van Voetius, maar de weinig bekende naam van Ds. Pouderooyen stond.

Het was daarom niet overbodig, dat de Gebroeders Huge Dr. Kuyper verzochten deze uitgave in te leiden. Deze voldeed hieraan, en leverde in zijn inleiding het volkomen afdoende bewijs, dat we in dit werk metterdaad niets voor ons hebben, dat niet geheel en al door Voetius voor zijn rekening is genomen.

Zijn nu de meeste werken van Voetius voor den grooten hoop ontoegankelijk, omdat hij Latijn, en nog wel zeer moeilijk Latijn schreef, dan begrijpt men de beteekenis die zulk een werk van Voetius in het Neder-, landsch heeft.

Voor de uitgave zelve hebben we niets dan lof.

Het papier is stevig en schoon. De druk is helder en net. Het formaat handig. Jammer slechts dat de Gebroeders Huge te kwader ure op den boozen inval zijn gekomen, om dit kostelijk werk en deze keurige uitgave in zulke onoogelijke bandjes aan de markt te brengen.

Zoo mag men niet doen.

Dat het werk in twee deelen gesplitst is, levert geen bezwaar op. Integendeel, dat is voor het gebruik prettiger.

Maar als men dan splitst, breekt men niet midden in een doorloopend hoofdstiik af, en dan moet het tweede deel op andere wijze begonnen worden. Iets wat zonder eenige moeite of kosten ware te vinden geweest.

Doch nu is er mee gehandeld zooals men een kaas of een turf doorhakt.

Zoo ongeveer op de helft is het mes er maar ingezet, en zoo lag het stuk in tweeën. En even onooglijk zijn de bandjes. Wel zijn ze stevig, soliede en kostbaar.

Daarop is niets aan te merken.

Maar er is band en band.

En dan hoort bij een werk van Voetius geen band die nagebootst is van den band van een luchtig romannetje.

En toch dat zijn deze phantasiebandjes; Erger nog, alsof het een soort Baedeker ware, is schuins over het dekblad nog eens de titel gedrukt.

Zie, dat gaat niet,

i) Den naam laten we uit dit stuk weg, daar het voorval elders plaats had dan/"«»? -»»< ? »«»«» meedeelde.

Men mag Willem den Zwijger niet afbeelden in een generaalspak van den tegenwoordigen tijd.

Voetius te portretteeren in zwarten rok, met open vest en witte das zou den goeden smaak beleedigen.

En iets dergelijks is hier geschied.

Het gold hier een religieus werk van ernstigen aard, en wel een werk uit de dagen van de Dordsche Synode.

Hier had dus een band bij gehoord, die ernstig van karakter, sober in stijl en antiek van opvatting was.

£n daarvoor in plaats biedt men ons thans een luchtig phantasiebandje zonder stijl of toon.

Zelfs de kleur is smakeloos.

Zeer hopen we dan ook, dat de Gebr. Huge, die anders met deze uitgave eere inleggen, dit onooglijk bandje zoo spoedig mogelijk aan den kant zullen zetten, en Voetius weer kleeden zullen in een gewaad, dat bij hem past.

Te waardesren en verre van onverdienstelijk is de poging die de organist W. J. Mennes heeft gewaagd, om onze huiselijke gewijde muzielc met een nieuwe bijdrage te verrijken.

Van Bethlehem naar den Olijfberg is Ae titel van de acht liederen die hij dichtte en op muziek zette. De uitgave zag het licht bij de heeren Höveker en Zoon.

Ze zijn ons een levensteeken.

Een volk dat iets van den vrede Gods verstaat, weet van jubelen en blijde te zijn en heeft behoefte aan zang en toonkunst. Zoolang het bij proza blijft is nog te veel het redeneerend verstand aan het woord.

Eerst waar de zang komt jubelt het leven.

Toch vergete ook óe za.nget de waarheid van het proza niet te zeer uit het oog.

Iets wat tot ons leedwezen ook den heer Mennes op een enkele punt overkwam, met name in zijn Pinksterlied.

Op het Pinksterfeest te zingen : Daal Gij nu ook neder, o Geest van den Vader, is feitelijk het Pinksterwonder loochenen.

Pinksteren toch beteekent juist dat de Heilige Geest toen in Gods kerk is neergedaald en sinds die kerk nooit verlaten heeft. In den zin van het Pinkserfeest kan Hij dus niet op ons nederdalen, want Hij is bij ons en heeft woning bij ons gemaakt.

Ook de bede: „o, Heilige V& der, schenk ons het geloove", gaat niet. Wel: Versterk ons geloof, verrijk ons geloof, maar niet: Schenk ons het geloove.

Immers een schare, die dit bidt, belijdt hiermee nog e; een geloof te hebben, en hoe zou zulk een schare zoo iets bidden kunnen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's

In ons vorig nummer spraken

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's