GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reeds aanstaanden Dinsdag te twee uren komen de beide Gereformeerde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reeds aanstaanden Dinsdag te twee uren komen de beide Gereformeerde

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Juni 1892.

Reeds aanstaanden Dinsdag te twee uren komen de beide Gereformeerde Synoden in de hoofdstad saam.

Geroemd moet de bezadigdheid der kerken, die bijna alle andere zaken terug hielden, om de aandacht der Synoden uitsluitend op het ééne belang der vereeniging te richten, zoodat men zich niet eerst over allerlei bijzaken zal hebben af te matten, maar terstond met frissche, ongebroken kracht op de hoofdzaak zal kunnen wierpen.

Eenige spoedeischende zaken zijn natuurlijk ingekomen, en met name zullen de rapporten der onderscheidene Deputaten onder den hamer moeten doorgaan; maar men gaat niet te ver, zoo men voor al deze overige zaken twee a drie dagen voldoende keurt.

Oponthoud kan dan ook alleen hieruit geboren worden, dat niet beiie Synoden gelijken last aan haar , /Deputaten voor de vereeniging" gaven.

De Synode te 's-Gravenhage toch gaf haar Deputaten in last, om na correspondentie met de deputaten der Christ. Geref, Synode, tevens een concept voor een definitieve regeling in gereedhei i te brengen, en de Synode te Leeuwarden bepaalde zich er toe, aan haar deputaten last tot correspondentie te geven.

Dit verschil nu is niet onbelangrijk. ' Daardoor toch is de Synode der Ned. Geref. kerken in staat terstond zulk een concept in overweging te nemen; terwijl de Christ. Geref. Synode nog eerst een commissie voor deze zaak zal moeten benoemen.

In hoeveel tijd deze Commissie gereed zal kunnen zijn, valt vooruit niet te zeggen; maar in elk geval geeft dit een oponthoud.

En daar het nu toch wenschelijk is, dat de beide Synoden evenwijdig in haar beweging blijven loopén, zoodat de ééne in de behandeling van zaken de andere niet te ver vooruitga, zal er veel beleid en overleg tusschen de beide moderamina noodig zijn, om te maken dat men saam in den stap blijve. s a

Goed kan hierbij de omstandigheid werken dat de Christelijke Gereformeerde Synode ook wel gewoon is avondvergaderingen te houden; te Kampen hield ze zelfs vergadering na middernacht; terwijl de Nederduitsch Gereformeerde Synode meer de gewoonte heeft om vier uur te eindigen en 's avonds den commissorialen arbeid af te doen.

Zoo kan men van den éénen kant drie stappen doen tegen den anderen twee, en op die wijs toch op zeker punt weer in het gelijk komen.

Gelukkig mag nu reeds gezegd, dat de kerkelijke vergaderingen die dusver saamkwamen, zoo door de benoeming van haar afgevaardigden als door de adviezen die zij uitbrachten, blijk gaven van een milden, toenaderenden geest.

Het besef en de overtuiging dringt blijkbaar steeds meer door, dat wie leeft onder de Dordsche kerkenordening niet vrij is om te doen wat hij wil, maar gehouden, gebonden en verplicht is, om in meerdere vergaderingen met alle Gereformeerde kerken van gelijke belijdenis, taal, liturgie en kerkenordening saam te leven.

Zoo wordt aan de willekeur, die zoo lang ons kerkelijk leven verwoest heeft, almeer de bodem ingeslagen, en wordt het weer allerwegen een handelen naar vaste beginselen, omdat allen eerbiedig buigen voor de autoriteit van Gods Woord,

Voor de Synode der Christ, Geref. zijn gekozen als leden de navolgende broederen:

Uit Groningen :

Primi: Secundil

Ds. T. Bos. » G. Geerds. Oud. M. Dekker. » . W. J. Kiers. Ds, H. van Hoogen. » J. D. V. d. Munnink. Oud. M. Ritsema. » A. W. Dijksterhuis.

Uit Friesland:

Primi: Secundi: Ds. J. van Andel. Ds. J. Kok. •» J. Westerhuis. » El J. Seegers. Oud. J. de Boer, Ond. P. Dekker, A.W. Nijenhuis (em. pr.) „ D, Molenaar.

Uit Drente:

Primi: Secundi: Ds. A. M. Donner. Ds. T. Noordewier. » J. Groenewegen. > J. Moolhuizen. Oud. G. A. Bosch. Oud. H. Brink. » J. van Dalen. » M. Bustra.

Uit Overijsel:

Primi: Secundi: Ds. J. Éavinck. Ds. L. M. A. Scheps. » J. Hessels. » J-Bakker. Oud. G. Ohman. Oud. J. Post. » J. Kroon. » W. J. Kolkert.

Uic Gelderland:

Primi: Secundi: Ds. W. J. de Haas. Ds. B, de Jong. » J. N, Lindeboom. » J. Beukelaar. Oud. F. te Winkel. Oud. H. Kappers, » J. F. V. Hulstein. » J. Gerritsen.

Uit Utrecht:

Primi: Secundi: Ds. M. van Minnen. Ds. H. Alting. » C. van Proosdij. » J. Dijk. Oud. J. van der Bijl. Oud. W. Karsemeijer, » G. Bos. » H. Peet.

Uit Noord-Holland:

Primi: Secundi: Ds. W. H. Gispen. Ds. M. J. v. d. Hoogt. » A. V. d. Sluijs. » L. Neijens. Oud. D. Swagerman.. Oud. A. Slot. » A. Colijn. » J. Olthoff.

Uit Zuid-Holland:

Primi: Secundi: Ds. L. van der Valk. Ds. J. J. Impeta. » H. Beuker. » W. Doorn, Oud, C, M. van Heijze-Oud. C. Boer. l^^qioorn. » A. W. Schippers. » J. H. Landwehr.

Uit Noord Brabant:

Primi: Secundi: Ds. J. van der Linden. Ds. J. van Haeringen. » A. Brink. » J. A. Goedbloed. Oud. J. den Boer. Oud. A. Nieuwenhuize» » G. van der Beek. » J. R. de Mildt.

Ujt Zeeland:

Primi: Secundi: Ds. A. Littooij. Ds. M, Keulemans. » L. Bouma. » H. Elffers.: Oud. D. Mulder. Oud. A. Geschiere. » A. Scheele. » C. Oranje.

De Preadviseerende Leden dezer Algemeene Synode zijn de HH. Docenten der Theol. School te Kampen, benevens de Zendingsdirector.

Omtrent de ingekomen voorstellen kan medegedeeld, dat zij bijna zonder uitzondering van uitnemende strekking zijn,

In zake den naam loopen de voorstellen zeer uiteen, Groningen, Drente, Oirerijsel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant-, geven den naam van Gereformeerde Kerken in Nederland, aan, Friesland en Zuid-Holland willen dat de naam zij: Christelijke Gereformeerde Kerk, Noord-Holland kiest: Vereenigde Gereformeerde Kerken; en Zeeland stelt voor Christelijke Gereformeerde Kerken.

En wat het orgaan betreft wil Friesland de BazuUi als officieel orgaan nemen. Evenzoo Drente, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Hollartd, Zeeland stelt alleen voor dat er een blad worde uitgegeven, en laat evenals Groningen alle nadere bepaling aan de Synode, Noord-Brabant wil Bazuin en Heraut beide nemen.

Men ziet dus dat de Heraut er al zeer slecht afkomt. Slechts één. stem ging voor ons op, en die nog maar half.

Blijkbaar Heeft men terecht begrepen, dat de Heraut geen plaats zou hebben voor een rubriek kerkelijke berichten van zoo grooten omvang.

EEN ORTHODOXE SYNODALE DORPSKERK.

^ ) Is nu wel en duidelijk ingezien, dat de gebrekkigheid der personen in een kerk wel te onderscheiden is van het gebrek in de formatie zelve dezer kerk, zoo laten we de genezing der geestelijk kranke personen voor ditmaal geheel rusten, om alle aandacht saam te trekken op de vraag, wat we onder deformatie of misvorriiing van de kerk zelve hebben te verstaan.

Wie zijn kerk verlaat om de geestelijke krankheid der personen, is Labadistisch, wie daarentegen rustig voortleeft in een gedeformeerde kerk, staat op den Roomschen weg.

Breuke met de kerk is nooit gewettigd, als het kwaad enkel in de personen zit, maar geboden zoo het kwaad in de kerk zelve schuilt, en zoo de kerk het kwaad weigert weg te doen.

Men herinnert zich ons beeld van de bemanning van het schip. Zoolang het schip gaaf blijf: , kan ook een ontredderde bemanning terecht komen; maar als het schip zelf lek is, en het kwaad wordt niet gestuit, gaat de beste bemanning ten slotte meê naar den kelder.

Dit brengt ons dus tot de vraag: waarin komt de formatie der kerk uit? Of wilt ge: welke zijn de kenteekenen, waaraan ge de kerk als zoodanig herkent.''

Deze kenteekenen nu zegt onze geloofsbelijdenis in art, 29 vijf in getal te zijn: Er staat toch:

y, De merkteekenen om de ware kerke te kennen zijn deze: zoo de kerke oefent de reine predicatie des Evangeliums; indien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk ze Christus ingesteld heeft; zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonde te straffen. Kortelijk, zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord van God, verwerpende alle dingen die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenig Hoofd."

Hier steken alzoo vijt dingen in:

i". de goede predicatie des Woords;

2". de goede bediening der Sacramenten ;

3". de onderhouding der Tucht;

4< *. de erkenning van Christus als het eenig Hoofd; en

5". de verwerping van wat tegen dit alles overslaat.

Toch versta men dit niet zoo, alsof deze vijf kenteekenen aldus in orde naast elkander komen te staan,

In goede orde ontwikkeld, gaat veeleer de erkenning van Christus als het eenig Hoofd voorop;

Omdat men hem als het eenig Hoofd erkent, daarom stelt men in gehoorzaamheid aan Christus de Bediening van het Woord en het Sacrament in.

En opdat deze Bediening van Woord en Sacrament zuiver worde gehouden, en alzoo blijve wat Christus wil dat ze zijn zullen, oefent men, insgelijks uit gehoorzaamheid aan Christus, kerkelijke Tucht.

Waar dan ten slotte nog bijkomt, dat men, om zijn oprechtheid en eerlijken zin ten deze te toonen, niet alleen deze dingen doen moet, maar ook verwerpen wat er tegenover staat.

Ge ziet dus, hoe juist deze kenteekenen der kerk door onze Confessie inéén zijn gezet. Uitgangspunt is: Onderwerping der kerk aan Christus als het eenig Hoofd. Daaruit vloeit voort de instelling van den Dienst des Woords en der Sacramenten.

Om deze te laten zijn, wat ze zijn moeten, komt é& Kerkelijke Tucht, En opdat geen, schijn misleide, maar eerlijkheid bovenal in de kerkformatie heersche, moet tegelijk verworpen al wat tegen deze overstaat.

Dat is dus: Verworpen al wat overstaat tegen de erkenning van Christus als het eenig Hoofd. Verworpen al wat overstaat tegen de zuivere predicatie des Woords.

Verworpen al wat overstaat tegen de zuivere bediening der Sacramenten.

En verworpen al wat overstaat tegen de oefening van de Kerkelijke Tucht.

Eerst zoo toch wordt verkregen wat de Confessie als eisch stelt, dat de kerk zich aanstelle naar het zuivere Woord van God.

Reeds hierdoor zullen de broeders en zusters, die nog in de Synodale hiërarchie beklemd zitten, en toch blijven waar ze zijn, omdat het plaatselijk in hun dorpskerk nog niet hapert aan een goede preek en goede bediening der Sacramenten, toch min of meer in hun overtuiging geschokt zijn.

Ze hadden zoo dikwijls gehoord, dat de waie kerk gekend wordt aan een goede preek en goede Sacramentsbediening, dat ze, deze beide in hun dorpskerk vindende, in gemoede niet anders konden oordeelen, of ze waren waar ze zijn moesten.

Doch nu zien ze toch aanstonds dat de zaak lang niet zoo eenvoudig is, en heel anders ligt. En ze zien dit uit hun eigen geloofsbelijdenis, die ze immer vasthouden.

Met opzet hebben we dan ook onze Geloofsbelijdenis als uitgangspunt genomen.

Hadden we een stelling onzerzijds op den voorgrond geschoven, dan zou ligt de gedachte gewekt zijn, dat wij deze stelling opzettelijk zus en zoo geformuleerd hadden, om ons eigen standpunt te verdedigen.

Thans kan men dit niet zeggen.

Nu toch kozen we tot uitgangspunt een stelling, die voor drie eeuwen is opgesteld, in heel andere tijden, onder gansch andere omstandigheden en die daarna door al onze kerken aanvaard is; en die ons tevens het voordeel biedt, dat de Synodale Gereformeerden (want tot hen alleen richten we ons) deze stelling met ons aanvaarden en goedkeuren, als de uitdrukking van hun eigen geloof op dit punt.

Zoo hebben we dus vasten grond onder de voeten, We hebben een schets van de eenig goede formatie der kerk voor ons, die zij en wij beiderzijds toestemmen, en die dus niet eer.st behoeft bewezen te worden.

En eigenlijk hebben we dus niets te doen, dan „deze kenteekenen der ware kerk" in hun onderling verband wel te doorzien, om daarna te vragen, of de Synodale orthodoxe dorpskerken al dan niet aan dezen regel beantwoordden.

Tusschen de deelen van zulk een betoog is dan geen speld tusschen te krijgen.

Gij stemt toe wat in Art. 29 van de Confessie staat. Op dat punt zijn we het dus eens. En de vraag is nu maar, of uw dorpskerk in den zin van Art. 29 een ware kerk van Christus is al dan niet.

Mochten er toch zich noemende Gereformeerden zijn, die het met Art. 29 van onze Belijdenis niet eens waren, dan zij wel verstaan, dat tot hen ons woord niet uitgaat. Wij handelen thans uitsluitend met dezulken die zich m'et alleen voor Gereformeerd uitgeven, maar het ook zijn, allereerst in hun belijdenis.

Niet natuurlijk alsof we iemands conscientie aan de Confessie bonden. Steeds blijft elke Confessie aan de critiek van Gods Woord onderworpen. Doch dan moet men zijn bedenking tegen de Confessie ook uit Gods Woord waar maken, en dus eerst beginnen met de absolute autoriteit van dat Woord te erkennen.

In dien zin nu is nog door geen enkel Gereformeerde een bedenking van aanbelang tegen bovenaangehaalde woorden uit Art. 29 van de Confessie ingebracht. We hebben dus geen spijkers op laag water te gaan zoeken; en verklaren daarom, ter afsnijding van alle misverstand, dat we ditmaal uitsluitend handelen met die broeders en zusters, die de woorden, die we uit Art, 29 der Confessie afschreven, van harte beamen, en dus verklaren: Als blijkt dat mijn kerk niet in overeenstemming is met den eisch dien de Confessie hier stelt, erken ook ik dat er onraad is, en dat ik er niet mee af ben, zoo ik in zulk een kerk stil blijf zitten.

En dan zij het ons vergund, in de eerste plaats op het uitgangspunt te wijzen. T. w. de Confessie wil, dat men bij alle kerkformatie handelen zal uit erkenning van Christus als het eenig Hoofd, opdat men „zich aanstelle naar het zuivere Woord van God."

En hiermee zal u reeds een aanmerkelijk licht opgaan.

Dusver toch dacht ge: Als ik maar een goede preek en een goede Sacramentsbe­

diening heb, is alles in den haak. Doch nu verneemt ge het heel anders. De eisch is toch, dat die Dienst van Woord en Sacrament, er niet maar zij, maar dat ze er zijn" omdat Christus het zoo gelast, omdat hij' als ons eenig Hoofd, het beveelt, en omdat het Woord Gods het ons alzoo oplegt.

Aan allen kerkdijken dienst moet dus iets voorafgaan. Het moet namelijk met volkomen duidelijkheid uitkomen, dat uw kerk wat ze doet, niet doet, wijl het haar zoo lust, wijl gij het zoo verlangt, of omdat uw predikant er zoo en niet anders over denkt, maar uitsluitend en eeniglijk, omdat uw kerk te gehoorzamen heeft; te gehoorzamen heeft aan Christtis; en dit niet in mystieken zin, maar zoo dat zij zichbuige voor het Woord Gods, waarin de Koning der kerk ons zijn wil geopenbaard heeft.

Pelagiaansche wilkeur, eigendunkelijk goedvinden, liefhebberij of zucht om de gemeente te behagen, heeft hier dus niets in te brengen. De kerk als kerk moet beginnen met juist daarin te toonen, dat ze van Christus is, dat ze roepe: „Leve de Koning!", en zich in gehoorzaamheid voor hem neerbuige, en krachtens die onderwerping den Dienst van Woord en Sacramenten oprichte en onderhoude.

Men kan ook elders buiten de kerk zeer wel een goede preek houden; men kan ook onder Darbisten juist datzelfde doen wat de kerk dpet als ze Avondmaal houdt; de Doop is ook nagebootst. Maar dit alles maakt zulk een Evangelisatievereeniging, of Darbistenkring, of groep van Rhijnsburgers nog volstrekt niet tot een „ware forme der kerke Gods."

Daartoe moet voorafgaan, dat de kerkformatie uit gehoorzaamheid aan Koning Jezus wordt opgericht en in stand gehou. den, en dat er niet anders dan krachtens gebondenheid aan het Woord van dien Koning gehandeld worde.

Ge kunt noch moogt dus zeggen, dat de eigenlijke kerkformatie bestaat in den Dienst van Woord en Sacrament, en dat voorts dat Koningschap van Jezus er nog zoo los als een zaak van kerkregeering bijkomt.

Juist omgekeerd, is dat Koningschap van Christus het begin, het uitgangspunt, de hoofdzaak die voorop moet gaan, en alleen machtig is, om waarlijk den Dienst des Woords en der Sacramenten te doen opkomen.

Erkent nu uw Synodale dorpskerk in haar formatie metterdaad vóór alle dingen Jezus als haar eenig Hoofd, en verwerpt ze alle dingen die daartegen zijn.?

Denk er zelf alvast eens over na.

Men vraagt ons, of de onderteekening van de Acta der Midd. Synode van 1581, toch niet het gebruik van Ecclesia, of kerk, in het enkelvoud voor de verzameling der kerken in eenzelfde land wettigt.

De namen der onderteekenaars geven ons waarborg, dat hier geen verkeerde uitdrukking is gebezigd. De officieele tekst heeft kercke, en niet kercken. En ten overvloede toont de officieuse Latijnsche vertaling, dat Ecclesia hier wel terdege in het enkelvoud voorkomt.

Nu wordt er in deze onderteekening eerst van kerke in het enkelvoud, en daarna van kerken in het meervoud, gesproken, en dat wel in een stuk van kerkrechtelijken aard.

En zoo acht men dan, dat metterdaad het bewijs geleverd is, hoe in dit officieele actestuk het recht, om ook kerkrechtelijk van de landskerk als kerk in het enkelvoud te spreken, op overtuigende wijze gewaarborgd ligt.

Bij nauwkeuriger onderzoek blijkt intusschen al spoedig, dat deze conclusie op niets dan een vergissing berust.

Iets wat terstond zal blijken, zoo we de woorden, waarop men zich beroept, in hun geheel afschrijven.

Ze luiden in de editie-Rutgers op biz. 401 aldus:

Dese Artijckelen de wettelicke ordeninghe der Kercke aengaende, zijn alsoo ghestelt ende aenghenomen met ghemeijnen accoordt, datse, soo het profijt der Kercken anders eijschte, verandert vermeerdert ofte vermindert moghen ende behooren te werden. Ten sal nochtans gheen bijsondere Ghemeijnte Classe ofte Sijnode toestaen sulcks te doen, maer sullen neersticheijt doen om die te onderhouden, tot dat anders vanden generale ofte Nationale Sijnode verordent werde.

Leg hier nu Art. i van de Acta derzelfde Synode naast, en de zaak is terstond opgehelderd.

Dat artikel luidt (zie Ed. Rutgers, blz. 376) aldus:

Om goede ordene inder Ghemeijnte Christi te onderhouden, zijn daer inne noodich, de Diensten, Tsamencoemsten, Opsicht der Leere, Sacramenten ende ceremoniën, ende Christelicke straffe : waer van hier na oraentlick ghehandelt sal werden.

De particuliere kerken ontstaan pas door het instellen van een „goede ordene", waardoor men komt tot het oprichten der ambr ten en de uitvoering der Diensten.

Zoolang die »ordene" er nog niet is, is er niets op aarde dan »de Gemeynte of de Kercke Jesu Christi."

Daarom zegt Art. i dat, om goede ordene in de Gemeynte of Kercke Jesu Christi te onderhouden, daarin noodig zijn de Diensten enz.

En nadat nu deze „goede ordene" in 67 artikelen aangewezen is, verklaren de onderteekenaars, dat deze artikelen „de wettelijke ordeninge der kercke aangaande", alzoo door hen zijn goedgekeurd. Dank zij deze „ordening, " kan nu alles geregeld toegaan, en wordt er onmiddellijk daarop gesproken van de Geformeerde kerken in het meervoud, gelijk dan ook het opschrift heet: ..JCerckenordeninghe in de generale Synode der Nederlandsehe kerckèn: \

Wat in deze onderteekening staat is dus

in het minst geen afwijking van den regel. Ecclesia is én in Art. i én in het onderschrift, de vergadering der gelöovigen op aarde, nog zonder de formatie van particuliere kerken gedacht.

In deze Gemeente of Kercke Chrïsti nu ontstaat de formatie der particuliere kerken eerst door de ordeninghe; en het is om deze in stand te houden dat nu de particuliere kerken in Synode saamkomen, niet als in een vergadering van gelöovigen, maar in een vergadering van kerken.

Ook de Acta van 1571 dragen hetzelfde onderschrift.

In de Memorie, die door de deputaten, die in Leeuwarden en in 's-Gravenhage voor de Vereeniging waren aangewezen, aan de kerken is toegezonden, komt ook een resumtie voor.

Deze resumtie poogt in korte trekken weer te geven, wat als vrucht der Synode van Leeuwarden en van 's-Gravenhage in de schuur kwam.

Edoch, en hierop lette men wel, niet om op die wijze zekere officieele verklaring in korter vorm, voor de breede verklaring van Leeuwarden en 'sGravenhage in de plaats' te stellen.

Dat konden deze deputaten niet doen. Daar waren ze niet toe gelast. Dan zouden ze geheel builen hun boekje zijn gegaan. En erger, daardoor zouden ze hun eigen zaak hebben tegengewerkt.

Het spreekt toch wel vanzelf, dat wie het resultaat van zeer moeilijke onderhandeling, waarbij het op elk woord aankomt, en soms op een enkele letter, zoo maar op zijn eigen manier wil gaan weergeven, slag op slag tekort moet doen aan hetgeen beoogd werd.

Die resumtie ander doel. had dan ook een geheel

Deputaten hadden een lijst op te maken. Een lijst van punten, waarop nu verdere regeling zou moeten getroififen worden. En deze lijst van punten hadden ze tijdig aan de kerken toe te zenden.

Moest nu die lijst naaf wilkeur opgemaakt.'' Moest die uit de lucht gegrepen.'' Kon men daar maar opzetten wat men wilde t

Natuurlijk niet.

Er moest logica en orde in die lijst zitten. Men moest dus eerst vragen : Wat is hier het uitgangspunt, waarvan we hebben uit te gaan 1 En om dat uitgangspunt te vinden, moest men wel teruggaan op de onderhandeling tusschen Leeuwarden en Den Haag, om van daar uit de lijn te trekken voor wat alsnu nog te doen overbleef.

Welnu, alleen met het oog daarop, uitsluitend om een uitgangspunt voor eigen gedachtenbepaling te vinden, hebben deputaten een resumtie gegeven van hetgeen gewonnen was, doch zulks uiteraard < z//^^« in zooverre dit voor hun doel noodig was. Ze hebben zich daarom noch op angstvallige formuleering, noch ook in het minst op volledigheid toegelegd.

Ze begrepen toch, dat hun resumtie een doodgeboren» kindeke was, dat verdwijnen zou, zoodra dit Agendum was afgewerkt, en dat voorts de formuleeringen en volledige bijeenvoegingen van al wat onderhandeld was, nooit in hun resumtie zouden worden gezocht, maar uitsluitend in de Acta van de Synoden van Leeuwarden en 's-Gravenhage.

Het Hand. heeft weder eenige kolommen gewijd aan het op de kaak stellen van ons advies over de muziek en het spel, en eindigt dan haar causerie met te zeggen: Nu is de heer Kufper aan het •woord.

Mogen we beleefdelijk voor die eere bedanken.

Het Hand. is een politiek blad, en de Standaard moet dus nu en dan wel ook

met zijn redactie in polemiek treden. Maar met de redactie van het Hand. over de Wet Gods, over de beginselen van de paedagogiek, en over het voor en tegen van de Calvinistische zedelijke levensusantiën, te gaan debatteeren, is te veel gevergd.

vergd. Te veel omdat het ne sutor ultra erepidam (schoenmaker, houd u bij uw leest) hierbij ten eenenmale door het Hand. uit het oog wordt verloren. Of om het met een woord, dat Elout eens een minister toevoegde, te zeggen: pour savoir quelque chose, il faut Vavoir ai> pris.

En ook te veel, omdat een debat over zedelijke problemen u niet mag worden aangeboden door iemand, in wiens schrijven telkens de onzedelijke toeleg om zijn tegenstander te charqeeren , door de tamelijk breede reten gluurt.

Een zeer belangrijke uitgave danken we aan den goede zorge van Prof. Reitsma van Groningen en Dr. Van Veen.

Ze hebben toch het koene plan opgevat om alle Acta van onze aloude Provinciale Synoden door den druk gemeen te maken, en hiermee het schoone werk te voltooien, dat Prof. Rutgers door zijn uitgave van de Acta der Generale Synoden begon.

Reeds nu bieden ze ons een afdruk van de Acta der NoordhoUandsche Synoden over de jaren 1572—1608. Dit eerste vult een boekdeel van tusschen de 400 a 500 bladzijden. Rekent men nu dat gaandeweg de Acta breeder worden, dan begrijpt men, hoe breed deze uitgave loopen kan, ais voor alle provinciën deze uitgave voortschrijdt van den aanvang tot den bloei onzer kerken.

Geldelijk is het dan ook een slechte onderneming, en men moet den heer Wolters dank zeggen, dat hij ze ondernemen dorst. Zoo'n eerste deel toch gaat nog, maar als het tien en meer deelen wordt, kan menige beurs het niet meer uithouden.

Het is daarom zeer raadzaam, dat men in elk classicaal en synodaal archief zich een exemplaar aanschaffe, en zelfs kerkeraden en grootere kerken konden dit doen; én om de uitgave te steunen, én om zelf de stukken bij zich te hebben.

Men bedenke toch wel, dat wie deze uitgave zich aanschalt, het archief zelf, voor wat de Acta aangaat, in huis heeft. En in huis heeft in veel bruikbaarder vorm, want druk leest tienmaal sneller dan handschrift, en de heeren Reitsma en Van Veen hebben door goede registers het gebruik nog vergemakkelijkt.

Ook voor de wijze van uitgave komt hun alle lof toe.

Zelven niet Gereformeerd, hebben ze toch de traditie der aloude Gereformeerde kerken volkomen geëerbiedigd.

De titel luidt: Acta der Provinciale en Particuliere Synoden, gehouden in de Noordelijke Nederlanden gedurende de jaren IS72—1030.

De bijvoeging: van de Gereformeerde kerken hebben ze weggelaten, maar ook niet de dwaasheid begaan er: van de Nederl. Hervormde kerk voor in de plaats te stellen. Die kerk bestond toen nog niet.

En ook hebben ze zich onthouden van allerlei gekleurde en partijdige aanteekeningen.

Ze geven ons de materie zelve; die materie zuiver en volledig; die materie alleen.

Iets wat wij te meer op prijs hebben te stellen, nu al de oude archieven onzer kerken in het bezit van het Synodaal Genootschap zijn geraakt, en het voor ons Gereformeerden zeer moeilijk zou zijn, om de stukken te vinden.

Niet alsof de Synodale machthebbers inzage zouden weigeren. Daarvoor zijn onder hen te veel mannen van wetenschappelijken zin.

Maar gelijk nu reeds bleek, moeten de archiefstukken eerst gezocht worden en opgespoord. En dat juist is thans alleen voor Synodale heeren mogelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Reeds aanstaanden Dinsdag te twee uren komen de beide Gereformeerde

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juni 1892

De Heraut | 4 Pagina's