GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Heere is aan allen goed.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere is aan allen goed.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is aan allen goed, en zijne barmhartigheden zijn over alle zijne werken. Ps. 145 : 9-

Ons hart is gedurig geneigd tegen den Heere onzen God in opstand te komen. Zoo werkelijk in opstand, dat WQ Hem, o, zoo gaarne, al ware het slechts voor één enkelen dag, de teugels van zijn AIbeslier uit handen zouden willen nemen, ons inbeeldende, dat wij tal van dingen veel beter zouden inrichten en veel doeiirtfFender besturen, dan God het doet.

Dat kunnen we dan wel niet, want zijns is de macht, en ons kleeft de machteloosheid aan. Maar dat neemt niet v/eg, dat de zin er toe toch ia ons zou zijn. Als we maar konden. Meer nog, dat vaak ergernis door onze ziel trekt, ais we waarnemen, y/at God doet, en er geen antwoord zelfs volgt op de duizenderlei vragen, die gedurig in ons ontevreden en geërgerd hart oprijzen.

Sterk komt dat gevoel reeds in ons op, als de Heere ons in ons eigen levenslot te na komt. Dan hebben we onze plannen en uitzichten voor de toekomst. Soms zelfs van zeer heiligen en ernstigen aard. Al toch wat zondig en zelfzuchtig is, laten we nu liefst rusten, omdat bij al zulke overleggingen en voornemens de consciëntie lusschenbeide treedt, ons terugwerpt in zichzelven, en daardoor God rechtvaardigt. Neen, waarlijk, de teleurstellingen op een zondigen weg. zijn voor uw geloof niet zoo raadselachtig. Eer voelt ge uw geloof, als God daarin blaast, gesterkt. Maar als ge nu keer op keer merkt en ondervindt, hoe juist zulke zondige overleggingen ongestoord kunnen doorwerken . en vrij spel hebben, maar hoe omgekeerd, edeler voornemens en Godzalige plannen, die ge hadt opgevat, verijdeld worden, dan komt de ergernis; dan wordt de ziel voor een raadsel geplaatst, dat ze niet kan oplossen; en dan komt zoo licht de vraag op de lippen: Waarom laat de Heere gedijen wat slecht was, en waarom verstoort Hij wat toch zoo heilig bedoeld v/as voor de eere zijns naams?

Die indruk van het Godsbestuur is vaak zoo smartelijk. Hier, in ons land, is het aan geuzen en martelaren, ja, gelukt zich vrij te vechten; maar zijn de Hugenooten in Frankrijk, wier martelaarsbloed toch ook gevloeid had, niet zoo goed als uitgemoord en ondergegaan? Het vernietigend ongeloof laat God de Heere gedijen in staat en wetenschap. Dat tiert en bloeit, en kent nauvvlijks tegenstand; en hoe tobt het geloof niet, om met sobere middelen staande te blijven en even het hoofd boven te houden! Daar is in uw buurt een kroeg, die bloeit en geld als watei verdient, en vlak daarbij een Christelijke school, die haast bezwijkt onder haar tekorten. Twee mannen zullen nering drijven, de één een kind Gods, op ivie niets is aan te merken, de ander een kind der wereld van wie allerlei kv/aad gerucht uitgaat, en toch die kleine vrome man staat op het punt van bankroet te gaan, en die concurrent legt elk jaar op. Bij hem komt alles koopen. En toch is het God immers, die ook de klanten naar eiken kinkel stuurt; en ook in handel en nering geschiedt er niets bijgeval.

Ge zult twee kinderen hebben, het ééne een zoon der st.iaite, die de hoop van uw ouderhatt teleurstelde, waar niets uit wordt, en die u verdriet doet, en naast hem had God u een anderen zoon gegeven, die de lust uwer ziele wa? , omdat hij God vreesde en vooruitkwam met heilige energie. En zie. God zal u dien afgewenden jongen laten, en dien andere, waar uw ziele aan hir? g, zal God van u nemen, en hem afsnijden in het opbloeien zijner jaren. Leidde dit nu nog tot de bekeering van dien afgedoolde, gij zoudt het verstaan. Maar ook daar merkt gij niets van. Uw verdriet blijft, en de lust uvvs levens is van u genomen. /' En dat doet God.

Het is niet een ziekte, die hem u tegen Gods wil ontrukt. Geen ding toch geschiedt er ooit gewisser, dan het hoog bevel van 's Heeren Woord. En bovendien, uit Job's geschiedenis merkt ge het wel, hoe God zelf liet was, die het toeliet en het wilde, dat al deze bange dingen over zijn knecht Job komen zouden.

En denk nu niet, dat ge door op anderen te zien, getroost zoudt worden. Integendeel, hoe meer uw hart naar buiten treedt, en mee gaat leven met anderen, en uit zijn zelfzucht uitkomt, hoe sterker van alle kant dat stuitend raadsel van Gods albestier op u aandringt. Liefde vermeerdert smart, en hoe meer ge sis kind van God deelnemend ingaat in het leven van anderen, en den gang van het leven om u heen bespiedt, hoe pijnlijker ge wordt aangedaan. o, Het is zoo spoedig gezegd, dat er in Gods Voorzienigheid voorziening voor aller nood is. Maar wie verdeelt dan het goed der aarde.? Doet de Heere het niet.' Én is het dan niet pijnlijk voor uw menschelijk be sef, te weten, hoe er zoo menige arme weduwe is, die er bleek en mager uitziet, omdat ze met al haar tobben nog niet genoeg voor haar leeftocht kan vinden, terwijl er toch zoo menig rijkaard is, die schatten gelds, waar hij niets voor deed, en die hij eenvoudig erfde, verkwist in overdaad.''

Als er een pestilentie door het land waart, en ge ziet een eenigen zoon, die de steun van zijn arme moeder was, wegrapen, terwijl op de gracht achter haar huis een nieteling, die God noch mensch ontziet, gespaard blijft, beeft er dan niet iets in uw hart.'

Immers ge zoudt zeggen, het lag zoo voor de hand, dat God zulk een pestilentie gebruikte om tal van onnutte, slechte menschen op te ruimen van den aardbodem. En zie, die laat Hij staan, en wie bijna onmisbaar was, neemt hij weg.

En wat nog sterker spreekt, omdat het zoo uitsluitend in Gods m.acht staat, Hij zal aan het ongeloof allerlei mannen van machtig talent en aangeboren genie schenken, en daarentegen zullen de Christenen in alle landen moeten tobben met middelmatigheden, waar geen kracht in schuilt.

Zelfs in de dierenwereld stuit ge op dezelfde raadselen.

Een hert is een edel dier, en het zal weiden met zijn jongen, dat er, zie, een tijger uit het bosch schiet, en het bespringt, en het moordt onder het angstgegii zijner jongen.

Zeg dus nooit, dat Gods doen zich vanzelf voor u rechtvaardigt, als alwijs en algoed.

Dat kan zeggen w|e niet nadenkt, die niet\t\ op wat erom hem geschiedt, en die aan de contrasten van iiet leven reeds 200 gewoon is, dat ze ii& i„ nifet meet aan grijpen. ^ _

Maar aT# ge nog' friscïï è'h Tö'iig in ÜW hart zijt gebleven, en dé liefde dringt «, en wat ge om u ziet gebeuren grijpt u san, laat u geen rust, en dwingt u tot nadenken, neen, zeg dan nooit, dat de algemeene gang des levens u Gods wijsheid en Gods liefde leert.

Veeleer is het, of er een dwarsdrijvende macht door heel ons leven trekt, ea alsof God het opzettelijk anders doet, dan wij, naar ons eerlijkst gevoelen, zouden meecen dat het had moeten gebeuren, opdat we tegen wat we zien in, enkel door het geloof ons aan God zouden vastklensmen, en, tegen alle ervaring vaa ons leven, belijden zouden, dat God aan allen goed is.

En zoo nu mag het zeker niet uitgedrukt. Van het waarom weten we letterlijk niets. Maar wel staat vast, dat wie meeleeft en om zich siet, alleen en enkel door zijn geloof aan de wijsheid en goedheid Gods kan vasthouden.

Zooals de Psalmist het uitspreekt: „De Heere is aan allen goed en zijne barmhartigheden zijn over alle zijne werken"; neen, dat zien we niet, en dat getuigt het leven niet. Dat kan u alleen getuigd worden door den Heiligen Geest in uw binnenste.

Maar zoo neemt ge dan ook eerst het eenig ware standpunt in, en bezit ge een getuigenis omtrent uw God, dat door nood noch dood uit uw hart kan worden uftge scheurd.

Dan is uw geloof aan Gods goedheid een verovering, die ge met geestelijke kracht gewonnen hebt op de verpletterende tegenspraak van de werkelijkheid om u heen. Dan is het liedeke, dat God wijs en goed is, u niet meer een kinderlesje, dat ge anderen hebt nagezongen, maar wordt het u een levenspsalm opgeweld uit de inspraak uwer ziel. En al gaat ge dan door vuur, en al dreigen dan de stroomen der bit terste werkelijkheid u te verzvvelgen, dan triomfeert ge tcch, en zingt van de goedheid Gods in het aangezicht van smart en zielsverdiet, van nood en lijden, van dood en graf.

En dan poogt ge dat niet uit te leggen, wat u toch niet gelukt, en dan redeneert ge daar niet over, ais om uw belijdenis van Gods goedheid aan de spinrag van uw redeneering op te hangen, maar dan hebt ge denhoogen moed, om het bittere van den nood koelbloedig onder ds oageti te zien, en den beker van uw lijdentstop dehefife uit te drinken ; en dan verzwijgt ge het niet, dat ge God niet begrijpf, dr.t ge van zijn liefde hst tegendeel, van zijn wijsheid eer het omgekeerde ziet; maar toch houdt ge onwrikbaar vast, aan wat uw geloof in u getuigt, en ge blijft met Ata psalmist jubelen: De Heere is aan allen goed, goed ook aan mij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1892

De Heraut | 2 Pagina's

„De Heere is aan allen goed.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juli 1892

De Heraut | 2 Pagina's