GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZELFS HET GRAF NIET HEILIG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZELFS HET GRAF NIET HEILIG.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam^ 25 Nov. 1892.

ZELFS HET GRAF NIET HEILIG.

Hoe weinig nobeler zin er toch in zekere kringen heerscht, blijkt uit hetgeen een correspondent ons mededeelt omtrent een ergerlijke gedraging van een „Hervormd diaken" op een kerkhof, bij gelegenheid eener begrafenis.

Hij schrijft ons:

n Gewoonte is hier dat er op de begraafplaats collecte wordt gehouden voor de armen | in een daartoe bestemd bekken. Regel heeft daarbij altijd gegolden dat die collecte bestemd was voor die armen, die behoorden tot die kerkgemeenschap, waartoe ook de over­ d ledene had behoord. Door de respectieve diakenen, die steeds zorgden op het kerkhof bij de begrafenissen tegenwoordig te zijn, werd dan die collecte medegenomen.

In het begin der vorige week werd begraven de vrouw van den koster van keik B. Onze diakenen waren vertegenwoordigd om de collecte mede te nemen; maar (vreemdgenoeg!) ook twee diakenen uit het Ned. Herv. kerkgenootschap.

Toen de laatste in het bekken zijne gave had neergelegd, nam een onzer diakenen het bekken om den inhoud daarvan te bergen voor de armen. Maar ziet! ook de genootschaps diaken tast mede toe en ontweldigt of tracht aan onzen diaken het bekken te ontweldigen. Waar dit niet zoo gemakkelijk ging, wist de vreemde indringer den inhoud op den grond te doen storten, waarna zij door hen werd opgegrabbcld uit het zand en medegenomen.

Onzen predikant (bij dit voorval tegenwoordig) en diaken zijn daarop bij den Burgemeester hun beklag gaan doen. Die ontving en hoorde hen aan zeer welwillend en heeft de hem medegedeelde toedracht der zaak genoteerd.

Na ook de genootschapsdiakenen ontboden te hebben, heeft hij de klagers na verloop van een paar dagen ontboden en hun medegedeeld dat tegen de geweldenaars niets was te doen, wijl het bekken eigendom is van het Ned. Herv. kerkgenootschap.

Bij de ontweldiging was medegedeeld dat de overledene zich bij haar leven " had gesteld oi.Jer den wettigen kerkeraad. Tot antwoord ivtid gegeven door de genootschaps-diakenen aat zij ook bij hen te boek stond.

Weken geleden ontving onzen kerkeraad van den genootschapskerkeraad een schrijven, behelzende het verzoek te mpgen weten welke personen behoorden bij de Geref. kerk B., opdat in twijfelachtige gevallen geene verwarring zou ontstaan.

Kerkeraad B heeft hierop den vragers geantwoord dat ze slechts hadden te lezen Art. 16, 23 en 25 van de Dordtsche Kerkenordening.

Nu v^illen we dezen > Hervormden diaken" niet te hard vallen,

We willen de mogelijkheid eens aannemen, dat hij metterdaad de vrouw van den koster der Gereformeerde kerk toch werkelijk nog beschouwd heeft als behoorende tot het Synodaal genootschap, en dat hij uit dien hoofde meende op het graf present te moeten zijn,

En ook willen we onderstellen, dat het „bekken" z, i. metterdaad aan het Synodaal genootschap behoorde.

Maar ook al neemt men dit alles voor een oogenblik aan, is het dan toch niet diep treurig, dat een man, die optreedt als in een kerkelijk ambt staande, zelfs door het graf en door de plechtigheid der begrafenis niet genoeg onder den indruk van hooger en ernstiger gewaarwordingen kwam, om af te zien van alle feitelijkheden, en de stilte van de rustplaats der dooden niet te storen.

Is geweldpleging bij een graf niet altoos stuitend ?

Is dat waardig, is het edel, is het menschelijk, dat een diaken om een paar gulden voor de kas meer te hebben, daar op het graf handgemeen gaat worden?

Of was dat bekken, zeker geen bekken van goud of zilver, en dus hoogstens enkele ) guldens waard, dan nu zoo kostbaar in zijn oogen, dat hij daarvoor zijn eigen eere, zijn eigen fatsoen, en de toch reeds zoo lijdende eere van zijn Genootschap te grabbel moest werpen.'

Och, dat dergelijke schandelijke tooneelen toch een einde namen!

In zijn schrijven „Een laatste woord" heeft steller dezes er in 1886 de Haagsche Synode zoo ernstig op gewezen, wat vuur van hartstocht ze ontsteken zou, indien ze, om maar haar macht te schragen, onverbiddelijk doorging.

Dat is nu reeds zes jaren geleden.

En waren die zes jaren nu heusch nog niet genoeg, om dat vuur van hartstocht, van boozen hartstocht, althans op het graf, te .smoren.'

Uw NAAM.

Ia de Synodale kerk te Rotterdam schijnt men over zijn eigen naam in het onzekere te verkeeren.

Althans in de Rotterdamsche Kerkbode, uitgegeven onder de redactie van Ds. Van der H.igt, dus van een Synodaal predikant, leest men aan het hoofd van de iij, st der Synodale diensten: Godsdienstoefeningen Nederd, Gereformeerde Gemeente,

Zoo ook staat boven de Synodale diensten ïn Delfshaven, Krdingen, Chadoisenz. telkens: Nederd. Gereformeerde Gemeente,

Da3.rentegen staat boven de verdere offirieele mededeelingen weer heel anders: Nederd, Hervormde Gemeente te Rotterdam; noemen gecommitteerden zich: Gecommitteerden tot de zaken der Ned, Herv. Gemeente alhier; en noemen Diakenen zich evenzoo: Diakenen der Ned. Herv, Gemeente,

Blijkbaar weet men dus zelf niet hoe men iieet.

NU kon dat er vroeger nog mee door, omdat destijds over deze namen nog niet was gehandeld.

Thans echter, nu zelfs de Haagsche Synode een geheime circulaire rondzond, om te zorgen dat allerwegen en eenparig door de Synodale den naam van „Gereformeerd" geschrapt, en die van Hervormd werd aangenomen, maakt het toch een eenigszins koddigen indruk, in de tweede stad des Rijks, op zulk een anomalie te stuiten.

Wij voor ons hechten er niets aan.

Maar het heeft er nu toch veel van, of de naam, dien wij, zoo men voorgeeft, loslieten, door de Rott, Kerkbode Is o'g%exxa.'^

KERKLEGER,

Eenige mannen, die het Leger des heils verlieten, met de heer Tom Ie Clerq aan het hoofd, willen een Kerkleger o^tidaX^n., dat Synodaal Hervormd zal zijn.

Alleen Synodale predikanten zullen aan het hoofd staan, en hoofddoel zal zijn, in navolging van het Leger des heils, een actie onder het volk in het leven te roepen, die vooral sociaal, minder geestelijk van aard zal zijn.

Ze schrijven er van:

Wij willen 'n Kerkleger, — maar uitgaande van en bestuurd en onderhouden door deNederlandsche Hervormde Kerk.

Onze eenige drijfveer is de liefde voor 't Kruis. Onze eenige theologie: God lief te hebben boven alles en onze naasten als ons zelven, en praktisch op te treden.

Wij richten ons tot de Nederlandsch Hervormde Kerk, omdat die niet alleen de nationale en de oudste is, maar trots hare gebreken en vele zwakheden, gedurende drie eeuwen en meer, door alle stormen heen, de toets doorstaan heeft.

Wij hebben menschkundige en praktische ondervinding opgedaan als officieren in het Leger des heils, — waarom wij dat Leger verlieten, deelden wij mede in ons »Protest" — zijn op de hoogte van 't vóór en tegen van 't Legerstelsel, weten de klippen te vermijden waarop 'tLegèi-^eeds zoo dikwijls gestrand is en eindelijk onvermijdelijk schipbreuk lijden zal, en hebben dus 'n oordeel aangaande de wijze waarop 'n dergelijke organisatie zou moeten worden ingericht.

Dat oordeel spreken wij echter niet apodictisch als het beste uit, maar verklaren ons integendeel bereid, het voor een beter in te ruilen. Sommigen mogen wellicht vallen op de eenigszins Anglikaansche of Episcopaalsche tint, die ons organisatieplan zal kenschetsen, maar daarop antwoorden wij eenvoudig, dat wij Nederlanders niet weten wat organisatie op groote schaal is, en dus 't voordeel er van ook niet kunnen beoordeelen.

Vindt ge dit nu niet een rijke theologie.'

Heel hun theologie zal zijn: „God lief te hebben boven alles en hun naasten als zich zelven, en voorts practisch op te treden."

Dusver noemde men „practisch optreden" geen theologie. En wat er na schrapping van dit „practisch optreden" overblijft, is niets dan de uitspraak der zedewet, gelijk die in de natuurlijke Godskennisse gefundeerd ligt, en dus ook aan de Heidenen bekend was en nog is.

Feitelijk hebben ze dus geen theologie, geen belijdenis, en staan ze ia zooverre bij het Leger des heils zeer verre ten achter.

Het zal ons benieuwen of de Synode in den Haag hier aan zal willen.'

Want men zie wel in, dat, zoo dit Kerkleger niet onder de Synode komt, het slechts in schijn Hervormd is.

Dat toch alleen Synodale predikanten aan het hoofd zullen staan, maakt het nog niet tot een Kerkleger,

Als zoodanig blijkt het nog niet anders dan een particuliere vereeniging, die naast de Synodale kerk staat; in haar ingewand zal woelen; en. moet eindigen met óf haar te overvleugelen óf zich tegen haar te keeren.

Zoo toch wordt het een macht in de kerk, die, streng centraal-hiërarchisch ingericht, gaat doen wat der kerke is, aan de kerk het werk uit de hand neemt, en zedelijk sterker positie erlangt dan die kerk zelve.

De Haagsche Synode zal dus om dit gevaar af te wenden, de zaak onder eigen hoede, maar dan ook onder eigen macht en hoogheid moeten nemen.

Ea dan rijst de vraag: Is het dit wat deze heeren bedoelen, en zal de Haagsche Synode dit v/illen ?

CONCERTBEZOEK (4),

Dat de muziek metterdaad een macht is, staat derhalve vast; doch nu komt het er op aan, om den aard van haar macht helder in te zien.

En dan springt het terstond in het oog, dat de muziek in hoogeren zin langs de gehoorzenuwen haar weg vindt naar onze ziel. De bloot rhythmische roffel, en ook de puur rhythmische deun, moge, de laatste althans, bij gedurige herhaling, bijna rechtstreeks door onze zenuwen op de spieren werken, maar dit geldt niet van de hoogere muziek, die voor een concert de vaste stof levert. Dsze muziek dringt door het oor in onze ziel binnen.

Dat binnendringen van de muziek in onze ziel is wel lang niet bij allen even sterk noch gaat even diep. Er zijn er velen, die er weinig meer van ontvangen dan een melodische gewaarwording; bij enkelen wordt zelfs niets bereikt dan een genieten van het schoon der klanken.

Maar dezulken, ook al zijn ze op een concert geweest, hebben dan ook niet gemerkt, wat "er in de wereld der tonen om hen voorviel. Ze hibben een schilderij gezien, maar niet verstaan. Ze voelden zich streelend aangedaan en op een golvenden stroom van tonen meegevoerd, maar zonder te be.=peuren wat inspiratie deze golving bezielde.

Doch zoo is het met den in eigenlijken zin muzikalen mensch niet. Hij is in die wereld der tonen thuis. Hij verstaat die taal. Hij heeft een oor om de inspiratie dier hoogere compositie te grijpen. Voor hem is muziek niet slechts toongedruisch, maar leeft er in dat ruischen of klateren der tonen een ziel.

En wat is nu die ziel.' Die schuilende ziel van een hoogere compositie? Is het niet de stemming, de gewaarwording, de worsteling, de triomf of de jubel van een menschelijk hart? Zelfs daar immers, waar in deze compositie de sprake der natuur, de stem uit de hoogte of uit de diepte, de \. macht van het verhevene en heilige of van het Satanische en demonische op ons aandringt, is het toch altoos de stemming, de gewaarwording-van een menschelijk hart, dat dit alles opving, en nu in de wereld der tonen objectiveert, om alzoo zelf ontlast te worden, in die ontlasting te genieten, en tegelijk anderer medegevoel te wekken voor het door hem zelf doorleefde.

In edeler, hooger zin genomen, d. w. z. als er sprake is van de beste concerten, en van bezoekers dier concerten, die een oor bezitten, in staat om wat in de wereld der tonen zal worden uitgevoerd, te grijpen, te genieten en in zich op te nemen, oefent derhalve de muziek een ongemeen sterke macht uit, die niet slechts in onze ziel indringt, om een gewaarwording van het schoon der klanken te wekken, maar doordringt tot binnen in ons hart.

En wat is nu het volle effect van deze macht, die in ons hart binnendringt? Dit immers, dat de eigen werkzaamheid van ons hart voor een oogenblik gestuit wordt; dat we ons hart als speeltuig aan den componist overleveren; en dat hij, ons door de wereld der tonen naderend, alsnu in ons hart gelijke aandoeningen wekt en stemmingen te weeg brengt, als hem bij het saamstelien van zijn compositie bezielden en hern persten.

Ja, er is meer.

Niet alleen toch dat het eigen leven van ons hart een oogenblik gestuit wordt, en het leven van ons hart tijdelijk onder een vreemde rnacht geraakt, maar die ons vreemde gewaarwordingen, stemmingen, worstelingen en jubelende triomfen komen ons uit de wereld de tonen toe, op geheel andere wijze dan de gewone levensbewegingen van ons hart in het gemeene leven,

In het gemeene leven zijn toch die innerlijke gebeurtenissen in ons hart meest onvolledig, telkens gestoord, vaak tegenstrijdig, en daardoor dissonant in den sterksten zin. Ook zijn die bewegingen van ons hart zelden diep of hoog, en bijna nooit doortrillende tot op den bodem.

Maar wat de hoogere muziek ons hart doet meedoorleven is heel anders. Nu is het gewone en onbeduidende uitgesloten. Nu doet alles ons aan in schoonen vorm, in voleinde harmonie. Het zinkt diep en stijgt hoog. En geeft aan ons hart een gewaarwording, alsof we uit onze alledaagsche wereld in een hoogere, veel interessantere wereld waren overgezet.

Er is dus zekere affiniteit tusschen dit effect van hoogere muziek en van het hypnotisme. Het derde van vergelijking toch is, dat een ander op een gegeven oogenblik het leven van ons hart sterker bepaalt en beheerscht dan wij zelven.

Maar hier houdt de vergelijking ook op.

Want waar die overmacht van den andere bij het hypnotisme verdooft en drukt, komt in deze hoogere muziek een macht over u, die u opwekt en verheft; en veel meer nog een macht die u sympathetisch is.

Dit toch is het eigen kenmerk van alle classieke muziek, dat ze u niet de gewaarwordingen, stemmingen en worstelingen van het gemoed van A of B geeft, maar van het menschelijk kart als zoodanig of althans van het menschelijk hart in zekeren kring.

Zoo is er een heerlijke muziek denkbaar, die al de slingeringen en worstelingen van het kind Gods in zijn strijd tusschen zonde en genade op zulk een objectieve wijze in de wereld der tonen objectiveeren zou, dat de benauwde ziel er door zou werden vrijgemaakt.

Wel komt er dus door zulke muziek een hoogere macht over u, maar toch wat in uw hart geschiedt, is aan uw hart verwant, en daarom kan de gewaarwording van uw eigen innerlijk leven er mee in opgaan.

Al kwaamt ge de concertzaal zelf ineen vroolijke, luchthartige stemming binnen, toch kunt ge daarom zeer wel een diepe, sombere compositie mee aanhooren en volgen en mee doorleven, omdat ge ook in uw eigen hart het register van het ernstige en sombere hebt, en de componist of wie zijn compositie uitvoert, slechts dat register van uw hart heeft open te trekken, om u in die sombere sferen van de wereld der tonen mee te nemen.

Het is zoo, als het stuk uit is, gaat dat register weer dicht, en komt de stemming weer boven, waarin ge binnentraadt, maar in die tusschenperiode heeft uw eigen hart toch uit dat sombere register meegedreund, meegetrild in de vibratiën der tonenwereld, waarin de componist zijn eigen aandoeningen en stemmingen had uitgestraald.

Op het verschil tusschen wezenlijke iZ-Vidoeningen van uw hart en & Q schoonheidsaandoeningen, die de muziek in u te weeg brengt, moet dus zeer zeker gelet, en op dit punt zal dan ook ons volgend artikel terugkomen.

Maar zooveel blijkt dan toch, dat de muziek in hooger zin een zïtXsmacht is; een macht die in onze ziel, ja, tot in ons hart doordringt; die dat hart zekere door den componist gewilde stemmingen en gewaarwordingen doet meemaken; en alzoo wel terdege in het innerlijk leven van ons menschelijk bestaan ingrijpt.

Iets waarop daarom nadruk moet gelegd, omdat er zoovelen zijn, die aan muziek doen, veel aan muziek doen, er een oor voor hebben, en het er metterdaad tot zekere hoogte in gebracht hebben, en die toch nog nimmer zich poogden rekenschap te geven van wat de muziek met hen doet; en die ze dus wel genieten, maar in staat van onbewustheid.

LEGER DES HEILS.

Onze bezwaren tegen het Leger des heils zijn bekend.

Het Leger des heils, hoewel geen kerk, heeft zelf een eigen belijdenis opgesteld, en die belijdenis doet den vollen raad Gods tot behoudenis van zondaren niet tot zijn recht komen.

Het Leger des heils poogt indruk te maken op het menschelijk hart, door een optreden, dat wel het sentiment, maar niet het zielsleven raakt, en daardoor sentiments-aandoeningen voor aandoeningen van de ziel doet aanzien.

Het Leger des heils, hoewel niet bedoelende om de kerk van ChrLstus afbreuk te doen, treedt de facto als kerk naast de kerken op, maar in een vorm, die met het wezen der kerk in strijd is.

En, om niet meer te noemen, hti Leger des heils is in nog veel strenger zin dan de Roomsche kerk een hiërarchie; niet een priesterlijke, maar een cesaristische, die daarom ook de bezittingen in de hand houdt, en die geconstitueerd is niet in een orde, maar in een perooon.

Dat we desniettemin niet ontkennen, dat er door het Leger des heils iets goeds wordt teweeggebracht, verklaart zich daaruit, dat de volkskerken de actie der kerk belemmeren, en het altoos beter is, rat het Leger des heils de roekeloozen vermaant, dan dat ze onvermaand blijven.

Intusschen verlieze men nooit uit het oog, dat de beweging die van dit Leger uitgaat, metterdaad (^«kerkelijk en antikerkelijk is.

De heer Tom Ie Clercq schreef in zijn bekende brochure, dat een stafofficier door zijn chef gekapitteld was, omdat hij op Zondag naar de kerk was gegaan, en een ander uitgelachen, omdat hij op aandrang van Ds. Trip van Zoudtlandt het Avondmaal had gezocht.

En nu komt de Directie in haar antwoord hier wel tegen op, maar toch niet op zulk een wijze, dat men overtuigd wordt.

Osrer dat kerkgaan is die officier wel berispt, maar wijl hij dienst had. Ware hij vrij geweest, zoo zou hij niet berispt zijn. En dat lachen over het zoeken van het Avondmaal is, zegt het antwoord, nietgedaan door een der hoofdofficieren, terwijl de Directie zegt geen bewijs te hebben dat het geschied is.

Nu voelt ieder wel, dat deze verdediging niet zeer sterk is.

Zoo tusschen de regels door leest men, dat de kerk en het Avondmaal wel formeel in eere worden gelaten, maar dat toch feitelijk een echte Heilslegerman er niet aan doet.

Daarentegen toont het financieel rapport, dat de practische Engelsche geest zorgt voor zeer accurate administratie, en dat de financiën bloeien. Het hoofdkwartier ontving bij de 29 duizend gulden, en gaf er 25 duizend uit. Een verschil van 4 duizend gulden batig saldo, wat op zulk een administratie zeer veel is. Bijna alle Christelijke balansen sluiten met een tekort. Iets wat te meer klopt, zoo men weet, dat onder de uitgaven nog ruim 4 duizend gulden voorkomen, die naar Engeland zijn opgezonden. In Nederland waren de uitgaven dus ƒ 20, 000 en de ontvangsten ƒ 28 000.

De eigendoms-rekening toont een bezit dat reeds bijna f 80, 000 bedraagt.

De Oorlogskreet alleen bracht bijna / 30, 000 op. Voor f 12, 000 werd aan andere boeken veirkocht. Aan uniformen ruim f 3000. Hiertegenover staat een uitgave voor productie en inkoop groot f 28, 000, zoodat er / 22, 000 verdiend is. Van dit saldo ging voor onkosten af f 8000. Zoodat de netto winst bijna f 14, 000 bedroeg.

Zoo begrijpt men, waarom van de Oorlogskreet zooveel werk wordt gemaakt, en hoe het komt, dat men op avond en ontijden in onze groote steden allerlei meisjes en jongens ziet venten.

VIVISECTIE.

Het wordt al meer raadzaam, wel onderscheid te maken tusschen de alleszins noodzakelijke beteugeling der vivisectie, en de actie die van den Ned, Bond tegen de vivisectie uitgaat.

Komt er geen keer in de zaak, dan zal men dien Bond zelfs geheel moeten los* laten; ja, moeten bestrijden.

Wat toch is het geval?

Deze Bond wil allen vereenigen, die beteugeling van de vivisectie wenschen. Calvinisten, Modernen, Spiritisten, Ethischen en wat niet al.

Goed, dat kon best. En wijl dït zeer goed kon, hebben ook wij aansluiting aan dezen Bond aangeraden, en, op ons advies, hebben tal van andere bladen in gelijken zin gesproken.

Toch waren we van meet af tegen ééne zaak op onze hoede. We zagen namelijk het gevaar in, dat het orgaan van dezen Bond gebruikt kon worden, om allerlei dingen die met de Heilige Schrift in strijd zijn, aan den man te brengen.

Reeds eenmaal wezen we hierop, en toonden later aan, hoe bijna onmogelijk het was, om dit kwaad te voorkomen, daar de Bond geen bond, maar slechts een schijn-bond was.

Er werden geen ledenvergaderingen gehouden. Er werd door de leden geen statuut vastgesteld, geen bestuur gekozen. Er was geen rechtspersoonlijkheid aangevraagd. Kortom, er was op niets verhaal.

Thans zien we ons dan ook genoodzaakt, ten tweeden male onze waarschuwende stem te doen hooren, en nu reeds met meer; dere klem.

De Bond zond thans namelijk een re aflevering rond, die ten titel draagt: De Tribzme van den Nederlandschen Bond tot bestrijding der Vivisectie.

De Tribune staat op zichzelf, maar fs bondgenoot van den Bond. En nu neemt de Bond eenige stukken uit de Tribune over, om ze te verspreiden.

Naar deze wederzijdsche verhouding nu tusschen Bond en Tribune doen we geen onderzoek.

Dit gaat ons niet aan.

Maar wel gaat het ons aan, dat men de I belijders van den Christus, en daaronder de eenvoudige zielen, literatuur thuis zendt, waarin geleerd wordt, dat de dieren pef"

soonlijkkeiden een onsterfelijke ziel be­ soonlijkheid zitten.

En toch, dit geschiedt.

Op pag. 35 van afl. I leest men toch:

De meening, dat de mensch een exclusief standpunt inneemt, geheel anders dan het dier, zoo nooit ontstaan zijn, indien men slechts deze geleidelijke opklimming goed in 't oog had gehouden en er aan gedacht had, dat ook de mensch weder een schakel vormt tot hoogere wezens.

Welke zijn nu de gewichtige gevolgtrekkingen die uit deze beschouwingan als van zelve voortvloeien:

1. Ieder dier bestaat uit lichaam en ziel, die zoo verbonden zijn en zooveel invloed op elkander hebben, dat het steeds een afgerond geheel vormt en als zoodanig in de eerste plaats zich zelf als doel van zijne werkzaamheid stellende, volkomen bevrediging vindt.

2. Ieder dier bezit een zeker vermogen om zijn gevoelens mede te deelerf-en heeft een taal, die voor de soort begrijpelijk is.

3. Als men alinea I aanneemt, is er geen enkele reden om het dier persoonlijkheid en onsterfelijkheid te ontzeggen.

4. Het dier vervult, door zijn bestaan en werken, een zekere taak en is een onontbeerlijke schakel in het groote organisme der natuur.

5. Het dier heeft zoolang een onbetwistbaar recht op leven en welzijn, als het hem gestelde middelijk doel dit toelaat.

6. Een inbreuk op dit recht, vooral als zg uit ontkenning er van voorkomt en zich in onverschilligheid en hardheid openbaart, is een misdaad tegen het dier, een misdaad tegen zich zelveni een misdaad tegen de wereldorde.

7. Uit het voorgaande volgt, dat het dier, voor zoover zijn krachten, zijn verstand en de noodzakelijkheid dit toelaten, geroepen is tot een bepaalde werkzaamheid, waartoe de mensch het recht heeft het binnen de genoemde grenzen te verplichten, evenals een kind dikwijls tegen zijn zin de school bezoekt.

Welken invloed de aanneming dezer stellingen heeft, springt duidelijk in het oog.

Deze stellingen hebben we in haar geheel afgedrukt, om niets uit zijn verband te rukken.

En nu oordeele een ieder toch, of het aangaat, alle voorstanders van beteugeling der Vivisectie in één Bond saam te brengen, en dan door dien Bond zulke denkbeelden te laten verspreiden.

Want wel zegt het Bestuur, dat het deze denkbeelden niet als denkbeelden van den Bond propageeren wil.

Het wil allerlei geesten laten spreken.

Lees slechts wat het in zijn voorwoord getuigt:

Ja, wij moeten onze eigen Tribune hebben, waar ieder die een overtuiging, ieder die wat te zeggen heeft ter bevordering onzer heilige zaak, het woord kan voeren.

Het is onder onze leden een algemeene overtuiging dat de Vivisectie een vrucht is van het Materialisme in zijne ondeugendste richting. Daardoor is ons de verplichting opgelegd om aan deze valsche wijsbegeerte een ware levens-en wereldbeschouwing over te stellen.

Eere zij hun, die den moed hebben daartoe een eerste, proeve te leveren. Hun beweren dat zij godsdienst en wijsbegeerte, geloof «n wetenschap in een harmonisch verbond vereenigen is een schoone en grootsche gedachte. Hun moet gelegenheid gegeven worden om hun beweren tot waarheid te maken. En zoo andersdenkenden zich geroepen voelen, om aan het groote vraagstuk van den tijd een beter oplossing te geven, dan moeten ook zij worden gehoord; en zoo zij een welgegronde overtuiging hebben, zullen zij ons danken dat wij hun aanleiding geven om van hun geloof getuigenis te geven.

Maar juist dit standpunt bestrijden we.

Niet alsof we de vrije geestesuiting niet zouden eeren, noch lof zouden hebben voor den moed, waarmee thans van alle zijden tegen het materialisme gestreden wordt. Maar daar is zulk een Bond niet voor.

Een Bond tegen de vivisectie is geen philosophische vereeniging, die een nieuwe levens-en wereldbeschouwing moet zoeken, en na die gevonden te hebben, die moet verbreiden.

In zulk een Bond komt een ieder uit zijn eigen tente, en al wat gevraagd wordt voor de samenwerking is, dat men practisch er voor zij, om de vivisectie te beteugelen

De redenen waarom, w. de levensbeschouwing waaruit die redenen voortvloeien, zijn in den Bond niet aan de orde.

Bovendien, er is hier meer schijn dan wezen.

Men krijgt toch twee opstellen te lezen, en in geen van beide opstellen noemt de schrijver zich. Of ja de tweede noemt zich wel, maar met een pseudoniem Jatros IL

Het Bestuur van den Bond zal dus ééa van beide hebben te doen. Het zal ót voorgoed van deze opvatting van zijn taak moeten terugkomen. Of wel, blijft het daarbij, dan moet al wie Calvinist is, zich uit dezen Bond terugtrekken, om zich dan eerst weer in het gelid op te stellen, als er een bond of vereeniging opkomt, die ook aan den Calvinist een voor hem mogelijke positie aanbiedt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1892

De Heraut | 4 Pagina's

ZELFS HET GRAF NIET HEILIG.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1892

De Heraut | 4 Pagina's