GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EENS ANDERS MANS ZAKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EENS ANDERS MANS ZAKEN.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam., 27 Jan. 1893.

Van Synodale zijde wordt het ons euvel geduid, dat we ons geregeld inlaten met den gang van zaken in het Synodale Genootschap.

Men speurt hierin iets van den „bemoeial".

„Eerst, " zoo voert men ons dan tegen, »waart ge mèt ons in het schip, en zoolang ge van de bemanning waart, hadt ge recht van meespreken. Maar toen ten slotte bleek, dat men uw koers niet verkoos te nemen, hebt ge ons genoodzaakt U en de Uwen aan land te zetten.

Daar hebt ge nu uw eigen scheepken ge timmerd, te water gelaten en opgetuigd. En nu vaart ge op eigen risico. Wij voor ons vinden dat wel hatelijk, u telkens uw vlag te zien vertoonen. Maar de Regeering belet het u niet, en ook wij kunnen er dus niets aan doen.

„Doch daarmee moest ge nu ook tevreden ïijn, en ons uit ons vaarwater blijven. De Oceaan is breed genoeg. Als ge onzen deftifcn ouden driedekker dus ziet aankomen, moest ge de lfijeschhsi4 hebben, om met uw kleine rammonitor uit ons gezicht te blijven.

„En is het al, dat wind en tij, of ook mist en nevel, ons dwingen ongezacht een oogenblik in eikaars gezicht te blijven, aoo moest ge althans zwijgend passeeren, gelijk wij aan het „zwijgend getuigen" zijn.

„Maar wat ge in geen geval doen moogt is, week aan week, opzettelijk naar ons toedraaien, en dan van uw loopbrug af zoo hard mogelijk over zee roepen, dat het met onzen ouden driedekker op den langen duur toch niet gaat.";

Indien deze voorstelling juist ware, zouden we geen oogenblik aarzelen, er de conclusie van te beamen.

Maar in heel deze voorstelling is letterlijk niets waars.

Heel de Synodale hiërarchische inrichting is niets dan een onchristelijke gouvernementeele toestel, die, tegen recht en wet in, door Haagsche Overheidspersonen over de kerken Christi in deze landen is gezet.

Die aloude kerken zijn door dien lucht en licht benemenden toestel aan het kwijnen en verschimmelen geraakt.

Met ongelooflijke moeite is het eindelijk gelukt, in twee rukken, een goed deel van deze kerken van onder dien toestel uit te trekken en weer vrij te maken.

Maar een ander deel van dit schoone vroegere kerkelijk leven zit altoos nog onder dien toestel geklemd, en kan er niet uit, eenvoudig wijl de zedelijke energie, de heroïeke moed en de offervaardigheid, die hiervoor noodig zouden zijn, door de leidslieden niet geptikkeld, maar gedempt worden.

Er zit in dit genootschap dus nog een geheelen kring van onze broeders en zusters, die bij ons hooren; met wie we eens eeuwig voor den troon hopen te juichen; die een even dierbare belijdenis met ons ontvangen hebben; en die tegenover onze vaderen, en het door hen vergoten martelaarsbloed, onder geheel gelijke verplichting staan; maar die, deels door eigen schuld, deels omdat ze misleid zijn, hun talent in de aarde begraven en gemeene zaak blijven maken met de loochenaars van den Heere.

Hoe zouden wij nu, dit ziende en wetende, stil moqen zitten.

Stilzitten en niet spreken, ware hier uit den Kaïnsgeest. Uit den geest van het: Ben ik mijns broeders hoeder.'

Dat ware de gemeenschap der heiligen ganschelijk verloochenen.

Daarin zou het ongoddelijk kerkisme steken, alsof wij geen kinderen Gods kenden dan in de Gereformeerde kerken.

Dat zou zijn, alsof de kinderen Gods, buiten onze kerken, ons niet aangingen.

Een uitdooven van alle heiliger en hooger sympathif.

Een toegeven aan den Verklager der broederen, en een aftrekken van het hart van al wat buiten ons eigen erf van Christus was.

God zij lof, dat onze ingewanden, om met Paulus te spreken, ruimer zijn.

Nooit zal van ons het harde oordeel gehoord worden, alsof die velen, die zeer goed weten, dat ze kerkelijk in zondigen toestand voortleven, daarom nu reeds als mannen van Hebr. VI openbaar waren geworden.

De kenner en oordeelaar van het hart is God.

Hem komt het oordeel van de conscientie toe.

Maar wat ons aangaat, kan en wil het er niet bij ons in, dat die véle broeders en zusters, die jarenlang zoo trouw en moedig met ons saimspanden, om de zake van Gods kerk te beteren, en die daarbij vaak blijk gaven van veel kennis en Godzalig bedoelen, nu al te gader zouden ontvallen zijn aan hun Heere en Heiland.

Zoo hebben dan ook onze kerken op de Generale Synode van 17 Juni 1892 niet geoordeeld, maar veeleer het ijveren, om, wat nog van Christus in het Synodaal Genootschap is, daaiuit te verlossen, ons ten plicht gesteld.

En daarom nu Js het, dat we het Synodaal Genootschap niet met rust moffen laten.

We moeten rusteloos de conscientie dezer broeders en zusters prikkelen.

Geen poging mag onbeproefd blijven, om hun den blinddoek van de oogen te rukken.

En, met dank mag het uitgesproken, de vrucht van die broedertrouw wordt dan ook telkens openbaar. ___^

Het overkomen staat niet stil.

Telkens en telkens is er weer een, aan wie de oogen opengaan voor het zondige en onhoudbare van den toestand, waarin een kind Gods zich onder het Synodale Genootschap bevindt.

Ook zijn de Synodale leiders voor de Heraut., en dat is een gunstig teeken, zeer bang.

Het eerste wat een predikant tegenwoordig bij zijn komen op een dorp doet is, onderzoeken, of er ook de Heraut nog gelezen wordt.

Dat Uilenspiegel rondgaat, kan nog; dat bladen van allerlei ongelooviqe strekking in de huizen zijn, vinden deze orthodoxe predikanten zoo erg niet.

Alleen maar de Heraut, die week aan week de Gereformeerde beginselen ontvouwt, die moet, het koste wat het koste, de huizen van het dorp uit. En zoolang er nog één Heraut in het dorp is, heeft een predikant van dit soort telkens slapelooze nachten.

Toch helpt dit op den duur niet.

Althans niet bij de gemeenteleden waar nog eenig pit, nog eenige liefde voor de Gereformeerde belijdenis in zit.

Zelfs kan men zeggen, dat deze door dat plaatsen van de Heraut op den Index t^r nog geprikkeld worden, om de Heraut te lezen.

Onze administratie zegt ons dan ook, dat ons aantal abonnenten, vergeleken met een jaar vóór de Doleantie, volstrekt niet gedaald, maar zelfs nog bij honderden geklommen is.

En daarom zullen we op den ingeslagen weg blijven voortgaan.

Zoo toch wordt al waar pit in zit toch van lieverlede gewonnen.

En de overigen, die zullen dan, ja, nog jaren in het Synodaal Genoot.schap blijven hangen, maar zonder beslistheid, drijvende wolken dii her-en derwaarts gedreven worden, onheldere en onklare geesten.

Maar natuurlijk aan dezulken ontleent het Synodaal Genootschap toch nimmer kracht.

Bij ons js dan de groep van actie, bij hen de stille schutterij.

OPLEIDING OF THEOLOGIE?

De uiting der gedachten over de oplossing, die aan het vraagstuk der Theologie in ons midden zal moeten gegeven worden, gaat op kalmen toon voort, en doet van lieverlee uitkomen, welke zeer onderscheidene denkbeelden men zich over die oplossing vormt.

Ook wij wenschen natuurlijk aan die bespreking deel te nemen, maar niet te breed; althans niet wat de zaak der opleiding betreft.

Voorzoover toch onze kerken de vrije studie erkenden, kan er nooit sptake van komen, dat men de aanstaande dienaren des Woords dwingen zou, om de opleiding te volgen, die de kerken zelve aanbieden.

De school onzer kerken kan dus nooit monopolie uitoefenen, en nooit andere beteekenis erlangen, dan dat de kerken deze aanbieden, aan wie er gebruik van willen maken.

Zelfs zat bij onze kerken zoo weinig een geest van exclusivisme voor, dat de Generale Synode op allerlei wijze nu reeds gerekend heeft o. a. met de opleiding aan de Vrije Universiteit.

Alle vraagstuk dat met opzicht tot onze school aan de orde komt, kan dus nooit een andere strekking hebben, dan aan die school haar historisch eenigszins eenzijdig kara''< ter te ontnemen, opdat ze vrijer in de liefde van al onze kerken wortelen kunne; voorts de verbrokkeling van krachten te voorkomen; en eindelijk om die school zelve innerlijk sterker te maken.

Dat alles echter zal kerkelijk geregeld moeten worden, en het baat dus weinig, of we in de pers hierover al geheel een reeks van voorstellen bepleiten.

Slechts één punt is er, waarop we van meet af nadruk moeten leggen, en dit is, dat de kerken wel overeen zijn gekomen, dat de kerken een eigen inrichting voor de theologische opleiding zouden hebben, maar dat ze in geen enkel opzicht zich hebben laten verleiden tot bet aangaan van het ongeoorloofd accoord, om zelve als kerken ook de Theologie voor haar rekening te nemen.

Opleiding van Dienaren en Theologie zLjn twee zeer verschillende zaken. Zelfs in omvang is de Theologie eener? .ijds kleiner dan de Opleiding, en anderzijds de Opleiding weer kleiner dan de Theologie.

Er is Theologie denkbaar zonder eenig verband met de opleiding, en er is eeuwen lang in Christus kerk Opleiding geweest, eer er van Theologie sprake was.

Ware dan ook bij het generaal accoord voorgesteld, dat de kerken zich onderling verbinden zouden, om op de Theologie beslag te leggen en als kerken officieel de Theologie te gaan drijven, zoo zou dit accoord zelfs niet in debat hebben kunnen komen, overmits kerkelijke vergaderingen alleen kerkelijke onderwerpen bespreken mogen, en de Theolgie als zoodanig geen kerkelijke aangelegenheid is.

Welk zedelijk recht en welke bevoegdheid zelfs zouden onze kerken in haar classicale vergaderingen ook hebben, om over deze quaestie eenige uitspraak hoegenaamd te doen, daar toch elke kerk zal toestemmen, dat de vraag naar het verband tusschen de Kerk en de Theologie een encyclopaedisch vraagstuk, en dat nog wel van zulk een ingewikkeldheid en diepte is, dat slechts geer enkelen onder de geleerden den [draad van het betoog, dat hier uitsluitsel geeft, plegen te volgen.

Dat er verband bestaat, spreekt vanzelf. Veelzijdig verband zelfs. Maar zoo ooit werd staande gehouden, dat de geïnstitueerde kerken saum het subject van de Theologische wetenschap waren, zou in dat oordeel alle Theologie ten doode zijn .'... .«f'1 .'!•'.-.11 '•••i.'ji.i'. , !uy.i ijjg opgeschreven en er geen Theologische wetenschap meer bestaan.

Voorshands werken we dit echter niet breeder uit, omdat we niet vermoeden, dat één deskundige, die recht van meespreken heeft, hierover (de Roomsche kerk altoos uitgezonderd) anders zal oordeelen.

Slechts wilden we doen uitkomen dat de Theologie als wetenschap ontzield wordt, zoodra men zich verleiden laat tot vervalsching van haar subject.

Een tweede opmerking, die we hier kortelijk aan toevoegen, is deze, dat men in zijn beroep op de historie de minkundige menigte juist en naar behooren moet voorlichten.

En dan is het volkomen waar, dat het Universitair onderwijs, denk slechts aan Arminius, zeer vaak in ketterij verloopen is, en aan de kerken veel kwaad heeft berokkend.

Alleen maar, om nu uw lezers tot een juist oordeel in staat te stellen, en eerlijk voor God en menschen te staan, moet ge er dan bijvoegen, dat precies hetzelfde van de Theologische school geldt.

Om uit den tegenwoordigen tijd slechts een drietal voorbeelden te noemen.

Te Lausanne is Prof. Arstié niet aan de Universiteit, maar aan de Theologische school der Vrije kerken geplaatst, en deze hoogleeraar heeft in stilte jarenlang zijn studenten afgeleid van de belijdenis der waarheid, en is nu eerst, nu door zijn invloed de jeugdige predikanten in hun groote meerderheid ongeloovig waren geworden, voor zijn ongeloof uitgekomen, terwijl niemand hem nu meer kan afzetten, daar hij het geloof juist in de kerken ondermijnd heeft.

In Engeland leidde Spurgeon zijn aanstaande predikers niet op aan een universiteit, maar aan een theologische school, die geheel en al onder de leiding en het toezicht der kerken stond. Toch was de uitkomst, dat toen Spurgeon ontdekte dat er vuur van ketterij smeulde, hij op de eerste kerkelijke vergadering de beste de meesten zijner oud-leerlingen tegenover zich kreeg, en dat slechts zeer enkelen het voor de waarheid opnamen.

Ook in Schotland, om ons nu tot deze drie voorbeelden te bepalen, is de opleiding door de vrije kerken niet universitair gemaakt, maar aan Theologische scholen gebonden.

En wat anders is ook daar de uitkomst geweest, dan dat de Docenten der Theologische scholen van lieverlee in de stoutste ontkenningen van Gods waarheid vervallen zijn, en dat de Synodale vergaderingen, omdat de geest der aldus opgeleide predikanten reeds geheel ondermijnd was, deze Docenten, die ten eenen male Gods Woord aanrandden, niet afgezet, maar" toegejuicht en gekroond hebben.

Men zal toestemmen: Eerlijkheid en goede trouw m^^^^», dat zulke voorbeelden, naast en tegenover het voorbeeld van Arminius, duidelijk aan de geloovigen voor oogen worden gesteld.

Anders raken ze op een valsch spoor, en oordeelen naar onvolledige gegevens.

LASTER ?

Ia de Hervorming wordt een zeggen uit onze Meditatie over den Verklagtrder broe deren, op onszelven toegepast, ter oorzake van ons beweren, dat het Kerstfeestvieren op de moderne Zondagsscholen reclame voor de moderne firma is.

Hiertegen zij vooreerst opgemerkt, dat de Redactie van de Hervorming hier een valsche toepassing maakt. In bedoelde Medidatie toch was uitsluitend sprake van dat verklagen der broederen., en de Hervorming zal toch niet onnoozel genoeg zijn om te wanen, dat wij voor ons nog; broederbanden in Christus aan de Modernen hebben. Als menschen, als personen, als tegenstanders, als vijanden zelfs kunnen wij ze liefhebben. Hen broeders noemen kunnen we niet.

Maar ook in het zakelijke komen we tegen dit zeggen van de Hervorming op.

Haar Redactie vergete niet, dat de Modernen in een glazen huis leven, zoodat ook wij; op allerlei manier in de gelegenheid zijn, , om hun doen gade te slaan, en te hooren hoe men in hun kringen zich over al zulke dingen uit.

Schrijver dezes is zelf jaren lang moderis geweest, en kent dus zeer goed het klappert van de moderne zweep.

En dan houden we staande, dat geen woord te veel is gezegd, toen we van reclame spraken.

Let wel: reclame; geen propaganda.

Het verschil toch tusschen beide is, dat ge bij propaganda een middel kiest, dat bij uw overtuiging hoort en past; terwijl ge hl] reclame een middel aangrijpt, , dat nooit uit de actie van uw eigen overtuiging zou zijn voortgekomen.

Dit nu geldt ten deele reeds van hm^ het moderne Zondagsschoolwezen.

Bij ons is dit origineel, bij hen Bagec bootst.

In ons kader past dit, in het hunne niet.. En nooit zouden ze dit Zondagsschoolwezen dan ook in het leven hebben geroepen, als het niet geweest ware, om zich inde gemeente staande te houden.

Maar ook al twist men hier nog over biji de gewone moderne Zondagsschool, in geen 1 geval kan er geschil over zijn, of de moderne-Kerstfeestjes op deze Zondagsscholen komen niet slechts niet uit hun overtuiging voort, maar zijn er rechtstreeks mede. iira strijd en vloeken er tegen.

Het Kerstfeest heeft voor de modernen geen realiteit. In geen enkel opzicht. Zij gelooven niets van wat de hooge poSzie van dit feest uitmaakt. Zij loochenen het alles. Zij gelooven aan geen engelen, aan geen Bethlehem, waar Jezus geboren is, aan. geen kindeke ImmanuSl.

Als ze zich moeten uitspreken, zullen

ze bekennen, dat niet één enkele band hunne overtuiging aan dit Kerstfeest bindt.

En als dan toch de moderne leiders zulk een Kerstfeest meevieren, en zelfs voor hun Zondagsscholen er een pretje van maken, dan is hier reclame in de superlatief aanwezig, en zelfs reclame van den meest onbeschaamden aard.

Want of ge nu al zegt, dat ge die arme kinderen een genoeglijken middag wilt bezorgen, en dat ge reeds vroeg die kinderen aan Jezus als uw ideaal wilt verbinden, houdt het ons ten goede, maar dat zijn al te gader praatjes voor de vaak.

Dat alles kunt ge evengoed buiten Kerstfeest doen en buiten het Zondagsschoollokaal, en dan zoüdt ge eerlijk, dan zoudt ge oprecht sijn.

Nu niet.

Of wat zoudt ge er van zeggen, als wij op Maria hemelvaart een soortgelijk feest voor Roomsche kinderen gingen aanrichten, zeggende, dat het zoo zoet is, die kleinen gelukkig te maken, en dat het zoo veredeend werkt, zoo ge hun vroeg eerbied inboezemt voor het ideaal van de vrouw?

Ge zoudt ons gedrag verfoeien, niet waar? . , ,

En toch, wat doet giJ zelven anders, dan door misleiding vooral de lagere volks­

klasse naar uw kant trekken ? Reclame voor S: quah-olie en prairiewater, stuit u soms reeds tegen den borst.

Maar, gelooft ons, reclame gelijk gij ze in het heilige drijft, wekt erger weerzin.

Iets, wat tevens aan het adres van de Kerh. Cour. gezegd zij, die als altoos ook nu in de handen klapte van schik, dat de Moderne Hervorming eens recht vinnig tegen den Gereformeerden Heraut uit haar hoek kwam,

SCHOOLQUAESTIE IN AMERIKA.

Uit Amerika vraagt men ons oordcel over de ook daar opkomende schoolquaestie.

Gelijk men weet is de openbare school in Amerika oorspronkelijk een school geweest in den trant van wat wij hier te lande vóór 1857 hadden. Een openbare school met gebed en met den Bijbel.

Het was dus volkomen natuurlijk, dat men van Christelijke zijde tegen zulk een school niet den strijd voerde, dien wij hier te lande voeren moesten tegen de school van 1857.

Velen onzer landgenooten, die hier aan onzen schoolstrijd hadden meegedaan, namen in Amerika dan ook vrede met v/at daar de openbare school was. En zoo dikwijls men hier te lande zich op de openbare school beriep, om onze Christelijke school te bestrijden, hebben we steeds van ons afgebeten met te zeggen, dat de openbare school in Amerika iets heel anders was, dan de neutrale school hier.

Hier zonder gebed en Bijbel, daar met Schrift en aanroeping van Godes naam.

Thans echter gaat het niet wel aan, die hooge voorkeur aan de openbare school in Amerika te blijven toekennen.

Vooral de lersche emigratie heeft er de Roomsche kerk ongemeen versterkt, en toen fs van Roomsche zijde klacht op klacht vernomen tegen den fretestantschen Bijbel en het pretesiantsche gebed.

Dat heeft toen geleid tot allerlei strijd en allerhande concession, zoodat thans feitelijk in meer dan één Staat de bidder en de lezer uit Gods Woord op deze openbare school aan handen en voeten gebonden is.

Dit nu deed de vraag rijzen, of het niet zaak werd, ook in Amerika zoo mogelijk bijzondere Christelijke scholen op te richten; iets waar sommigen voor, anderen tegen waren; en het is over dit vraagstuk dat men advies begeert.

Eer we difc echter geven kunnen, wenschen we nader te worden ingelicht.

Het schijnt namelijk, dat deze actie hoofdzakelijk uitgaat van Nederlanders, die gaarne zagen dat hun kinderen de oude Nederlandsche traditiën in Amerika bleven voortzetten.

Op de »public school" predomineeit het Engelsch, op al zulke bijzondere scholen kon dan ook het Nederlandsch tot 7ijn recht komen.

• Wat drijft, wat bezielt nu? De zucht en lust, om zijn kinderen in het Christelijk beginsel te doen opgroeien, of wel de zucht en lust, om ze HoUandsch te houden?

Dat scheelt voor de alles. zaak in quaestie

Gaat het toch alleen om het Christelijk beginsel, dan is het een quaestie voor alle Christenen in de Vereenigde Staten, ea voor allen gelijkelijk. Staat daarentegen de traditie op den voorgrond, dan is het een puur Nederlandsche quaestie, die, als rakende de nationaliteit, minder in ons blad thuis hoort.

We wachten dus meerder licht.

En zeggen inmiddels slechts zooveel, dat o. ï. wie naar Amerika gaat, een Amerikaan moet worden, om juist als Amerikaan invloed op het Amerikaansche leven te winnen.

Wie in Amerika Hollander wil blijven, sluit zich o. i. van het eigenlijke leven van aijn nieuwe vaderland af, en kan daardoor niet voldoen aan de schoone roeping, om het eigenaardig Nederlandsch element ook in de wereldrepubliek krachtig te doen gisten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

EENS ANDERS MANS ZAKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's