GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Heere bewaart de vreemdelingen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere bewaart de vreemdelingen.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere bewaart de vreemdelingen, liij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddeloozen weg k? ert Hij om. Ps. 146 : 9.

Alleen in Christenlanden, nt aithns in landen, die onder het oppergezag van hristen-rijken staan, is het reiden veilig. n landen daarentegen, die nog de machtige bewerking van dea Chs'istelijken geest niet hebben ondergaan, is de vreemdeling, die als reiziger van greas naar grens trekt, zelfs nu nog, meest niet buiten gevaar. Ook dat is tsset bij geval.

Al is da Christelijke geest, waar hij geheele volken ea natiën beheerscht, ook nog zoo ondiep en oppervlakkig, toch kweekt hij andere gewaarwordingen tusschen de natiën onderiing.

De haat tusschen volken en volken wordt door den invloed der Christelijke religie gedempt. Er js in Christus niet meer Jood en Griek, niet meer Scyth en Barbaar, maar ook al prikkelt soms nog nationale trots hart en nieren, men heeft tcch een besef, een gevoel, een gewaarwording voor het algemeen menschelijke. Men weet, ook al dooraiet men het nog niet, dat men van één geslacht is.

Zoo levea de Christennatiëa minder afgesloten. Bij al heur eigenaardigheden is er toch een aanmerkelijk deei des levens, dat ze saê.m doorleven Er ontstaat verkeer en gemeenschap onderling. En het gelukkig gevolg is, dat men den man van over da grenzen, die door het iand trekt, niet meer zoa vreemd aanziet, en dat wie zijn tochten vervolgt, zich in het vreemde land niet zoo vreemd meer gevoelt.

Ook dit nu is een genade, door God aan ons menschen bewezen. Want v/el weten we, hoe bloei van wetenschap en handel en de uitvinding van allerlei sneller verkeersmiddel dese verbroedering der volkeren in de hand heeft gewerkt; maar ook die bloei van wetenschap en die lijkdoiii van uitvindingen is uitsluitend het deel der Christennatiën. Bij haar staat elk niet-Christenvolk zoo verre ten achter, dat bljaa geen vergelijking mogelijk is.

Zoo heeft dan de geest van Christus ook voor het tegenwoordige leven eei< heerlijken zegen aan de volkerea gebracht.

Die siegea komt te«\ yoede. ook den vreemdeling ten goede.

En al wordt er weinig aan gedacht, toch is het onloochenbaar, dat ook ia de gerustheid en zekerheid, waarmee thans duizenden bij duizenden door vreemds landen trekken, het woord vaa den Psalmist bewaarheid wordt, dat de Heere de vreemdelingen bewaart.

En toch geldt dit woord voor wie van land tot land trekt, in nog anderen en nog dieperen zin.

Al is het toch waar, dat sn onsehedendaagsche maatschappij, althans in Christenlanden, het gevaar van plundering en roof bezworen is, meer dan men op kan sommen voor het gemak van den vreemdeling is ingericht, en het reizen veeisains een ontspanning, een verheffend genot is geworden, toch bekruipt u in den vreemde gedurig een gevoel van eenzaamheid en verlateaheid, en voelt ge telkens dat het leven, te midden waarvan ge verkeert, niet uw leven, niet het leven van utv.ha-^t, niet het leven van uzv volk. niet uu> eigenlijk isven is.

Het Batioïsale lied, dat in-dén vreemde wordt aangehe^'en, raakt geers toon in uw binnenste. Een vreemde taal klinkt u in de ooren. Ds levenswijs is er een andere. Geheel anders s; er de vorm, waarin de Heere uw God er gediend v/ordt. Aile namen zijn u vTeemd. Hef altoos koude iótelleven vergoedt u het gemis van de iuJslijke kamer niet. Het sluit tusschen u ea dat vreemde volk niet aan. Gij komt slechts, om er door en weer weg te trekken. En hoe goed men er u ook OKtvange, en hoeveel belatigwekkends haei die vreemde omgeving ook voor u hebbe, uw hart bevredigt het niet; het is niet het terrein v/aarop ge v/erken kunt; en vandaar gedurig dat stille gevoel van heimwse, dat u door "de ziel trekt, en die bijna heilige ontroering die u aangrijpt, als ge straks weer den vaderlandschen bodem betreedt, en al wat ge daar het uwe moogt noemen, als eea schat, door God u geschonken, terugvindt.

En ook met het oog daarop nu mag beleden, dat het de Heere is die den vreemdeling bewaart.

Immers wat ge ook in den vreemde mist en derfc voor de heilige sympathieëa van uw hart, uw God liet ge niet thuis. Hij trok van plaats tot plaats met u; en wat u ook vreemd scheen, nooit die hemel boven u; nooit de plek waar ge uw knieën boogt; nooit die Troon der genade, waarheen ook in den vreemde uw gebed en uw aielsverzuchtlng opklom.

En zeg nu niet dat dit weinig is.

Want er is niet dieper voor uw menschelijk hart dan de gemeenschap, die ge met het Eeuwige Wezen moogt faetiben. Meer nog, van uit dat middenpunt des levens, dat ge in uw God ook op verre tochten moogt behouden, wordt telkens de koorden weer aangetrokken, die u aan uw huis en uw vaderland verbindt.

En althans in die heilige oogenblikken, dat ge op de knieën ligt, is alle afstand weer verdwenen, en voelt ge u weer met al wat u dierbaar is, één.

Wijst nu de Schrift hierop, alleen om wie eenzaam voort-en verder trekt den levensmoed te vernieuwen.''

Miar immers de vreemdeling ondsr de volken is ia de Heilige Schrift tegelijk altoos het beeld van den geloovige, die zich steeds meer als een vreemdeling op aarde gaai gevoelen.

Esn vreemdeling en bijwoner was Abraham, de vader aller geloovigen, en zijn, krachtens innerlijke geestesverwantschap, aile geloovigen met hcfn.

Eerst merkt men dit wel zoo niet.

Men gevoelt zich als een kir.d in zijn huis, en straks als een man in de wereld al meer thuis; ja, om zijn plaats' in die wereld met eere ia te nemen, streeft men er naar, om zich in die wereld steeds thuis te gevoelen.

Maar als de bekeering in ons een beslist werk begint te v/orden, komen we hier allengs zoo geheel anders voor te staan.

Veel sympathieën, die we vroeger koesterden, moeten dan ten offer gebracht. Veel banden van vriendschap verbroken. We vinden afstuitLig v/aar we op aansluiting gerekend hadden. Veel schoone verwachtingen worden teleurgesteld. Om ons uitkomen voor Jezus' naam mag men ons niet. De groote scheidslijn, die hst koninkrijk Gods era het koninkrijk der wereld vaneenscheidt, begint ook door ons leven te trekken. En zoo nadert allengs de ure waarop ook wij, de kringen van Gods volk nu uitgezoftderdj-in ée. 'wereli^ ena ons heen, in oüzc omgeving en in de maatschappij waarin we te werken hebben, als vreemdelingen oas beginnen te gevoelen.

Eerst wanen we dan, dat dit uit misverstand voortkomt, en we pogen nog op alle maaier dat vreemde te overwinnen. Maar het baat niet. Veeleer wordt de scheiding gaandeweg sterker.

En bij het klimmen der jaren ontwaart de ziel dan allengs, dat we niet enkel vreemdelingen in onze omgeving, maar in veel dieperen zin nog, vreemdelingen op aarde zijn.

Ons vaderland daarboven.

Daar, te midden van Gods engelen, ons eigenlijk vaderhuis.

En nu, ook in dien zm, is het de Heere die zijn kinderen als vreemdelingen op aarde staande houdt, ze troost met zijn heilige gemeenschap, en eens hun vreemdelingschap op aarde verwisselt met de heerlijkheid, die hen wacht.

Vergeet hierbij uw Jezus niet. Zoo ééa, dan is Hij een vreemdeling op aarde geweest, om uwentwil.

Hem was alles vreemd. Hem stuitte hier in deze zondige wereld alles tegen de borst. Voor Hem was er op niet één punt aansluiting tusschen den drang van zijn innerlijk ieveis en de v/ereld om Hem heen. De heerlijkheid, die Hij bij den Vader had, eer ds wereld v/as, had hij verlaten, om onze wereld te zoeken, en als loon hiervoor door die wereld uitgestooten te worden.

Golgotha, nö, Gethsemané, zegt het u, in wat aïies te bovengaanden zin uw Heiland een vreemdeling op aarde is geweest,

o, Wat de hemelvaart voor Jezus is geweest, kan daarom nooit door één onzer beseft worden, omdat we niet kunnen icko^ien in het heimwee, waarrneê Jezus al de dagen zijns levens naar den zaligen hemel gedorst heeft.

Maar nu, ook Hem heeft de Vader slaande gehouden, en aoo aan één dan is aan Jezus het woord van den Psalmist bewaarheid, dat het de Heere is die den vreemdeling bewaart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's

„De Heere bewaart de vreemdelingen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1893

De Heraut | 2 Pagina's