GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteit.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam.1 13 Oct. 1893.

Op aanstaanden Vrijdag keert de herinneritig aan den geboortedag der Vrije Universiteit terug, en wederom zal op 20 October de publieke overdracht vaa het Rectoraat plaats hebben.

Ditmaal zal dit geschieden door Prof.

Jhr. Mr. A, F. de Savornin Lohman en zal als nieuwe Rector optreden Prof. Dr. F. L. Rutgers.

Ook nu durven we vertrouwen dat deze publieke plechtigheid velen zal doen op; komen om getuige te zijn van deze jaarlijks wederkeerende levensuiting van oaze Universiteit.

Dat nu juist geen theologisch hoogleeraar aan het woord komt, mag hierbij geen beletsel zijn.

Juist daarin toch komt het universitair kaïakter van deze hoogeschool uit, dat ze niet enkel uit theologen bestaat, maar dat ook juristen en litteraturen aan haar onderwijs geven.

De idéé, die bij de stichting der Hoogeschool voorzat, was juist, om niet enkel de theologie, maar alle wetenschap bianen dea heiligen kring te trekken, en ons Christelijk publiek zou toonea die idéé niet gegrepen te hebbea, indien het minder belangstelling toonde in de overige studiën.

Doch niet alleen van Amsterdam verwachten we zulk een belangstelling; ook elders ia dea laade zal mea de jaarvergaderiag der Vrije Universiteit niet vergeten.

Reeds vernamea we daa ook vaa onderscheideae bidstonden, die gehoudea zullen worden, en waarin de nooden en belangen dezer Universiteit den Heere zullen worden opgedragen.

Ook hier ter stede zal, naar oud gebruik, zulk een ure des gebeds plaats grijpen.

Een Synodale krans.

Het Amsterdamsch Hervormd Seminarie leed in de jongste dagen het verlies van één zijner twse hoogleeraten, door het onverwacht afsterven van Prof. Dr. Knappert.

De overledene was Modern, naar den conservatieven kant, meer een man der kerk en der practijk, daa man van wetenschappen; maar vaa gemoedelijkea zin, helder inzicht, ijverige plichtsbetrachting ea warme overtuiging. Afgescheiden vaa zijn overtuiging en werkkring v/erd de overledene ook door ons steeds in niet^geringe mate gewaardeerd.

Voor het Synodaal Seminarie is zijn sterven dan ook metterdaad een gevoelig verlies.

Van de twee hoogleeraren die aan dit Seminarie bij de oprichting arbeidden, bleef toch niet één meer. Prof. Gunning toog naar Leiden, Prof. Knappert daalde in het graf.

Voegt men hier nu bij, dat de plaats van Prof. Van Tooreaenbergen aan de ste-. delijkfi theologische faculteis onbezet bleef, en dat de laatste benoemingen aan deze faculteit scliier alle uitvielen in Modernen zin, dan kan mea begrijpen, boe in Synodale kringen wel eenige bezorgdheid over de toekomst van dit Seminarie gerezen is.

M-3et het wellicht uit dese bezorgdheid verklaard, dat, naar de dagbladen melden, ook de Haagsche Synode een krans op de lijkbaar van haar overleden dienaar heeft doen nederleggen.?

Misschiea is het bericht ia dedagbladea niet jui.? t, en was het ds President der Haagsche Syaode die persoonlijk dezen kratis van bloemen toezond.

Maar in welken vorm de zaak zich ook toedroeg, er schijnt aan de toezending van dezen krans toch een eenigszins Synodale bijsmaak te zijn gegeven, zoodat de reporters, die weinig op de hoogte van kerkelijke toestanden plegea te zijn, rechtstreeks aaa de Synode zelve het zenden van dezen krans konden toeschrijven.

Ia elk geval teskent ook dit feit weer.

Nog niet zoo lange dagea geleden besloot dezelfde Haagsche Synode achter haar naam Hervormd tusschen twee haakjes het woord Gereformeerd te voegen,

H it was of ze zeggen wilde, we zijn niet Gereformeerd meer, we zijn puur „Hervormd", maar wijl ds Gereformeerden eertijds rijk wares, en wij arm zijn, willea we voor zaken vaa erfrecht ea bezit, er den naam vaa Gereformeerd wel weer bij nemen, mits dan tusschen twee haakjes.

En hoe noodig die twee insluitende haakjes waren toont niets zoo duidelijk als deze Synodale bloemkrans op Kaapperts lijkbaar.

Eea Synode, ia wier naam een bloemkrans op eea graf wordt gelegd, ligt door een niet te meten afstand vaa al wat Gereformeerd is gescheiden.

Zulk eea daad is geheel Modern.

Niet uit den geest der Schrift, maar uit den geest der wereld. Niet uit Israël, maar uit de wereld der Heidensche graven.

Of liever nog, het is erger daa Modern.

Ons althans is niet één Synode buitenslands bekend, die ooit zoo iets bestaan heeft.

Beter zou men het dan ook fin de siècle noemen.

Bij het graf geen juichtoon des eeuwigen levens meer, maar louter menschverheerlijking, ea voorts bloemea over den kuil gestrooid.

Een nieuw theologisch hoogleeraar

In de Christelijke kringen van Amsterdam stierf de nagedachtenis nog niet uit van den vromen, warmen, soms weisprekenden Brandt, die als Duitscher tot ons kwam, maar spoedig oaze taal aanleerde, ea toen hij die sprekea koa, jarea lang, onder het Modern regime, de troost en steun was van de belijders des Heerea Jezus ia de kerk der hoofdstad.

Zija overtuiging was zoo innig en kloek.

Hij verstond zoo de heilige kunst, om in de diepte van het geaadeleven ia te dringen. Zija taal was zoo bezielend ea trok zoo aan.

Ja, zoo machtig was eea tijd lang zija iavloed, dat aaar waarheid mag gezegd, dat met Dr. Schwarz, wijlea Ds. Braadt de maa is geweest, vaa wiea de herleving des geloofs in de kerk der hoofdstad is uitgegaan. Pijalijk moest het daarom de Christenea ia Amsterdam aaadoen, toen ia de afge-^ loopea week eea zooa vaa dezea Amsterdamschen prediker, als beslist Moderne het hoogleeraarsarabt ia de theologie aan de StadsuniversJteit aanvaardde, ^^ ^: ,

Dat zulke tegenstellingen tiKJibikea vader en zooa kunnen voorkomen, spreekt vanzelf. De genade, zeiden onze vaderen, is geen erfstuk. En geen vader heeft den geest van zija zoon in zija macht.

Maar iets pijnlijks is van zulke tegenstelliagea toch nooit af te scheiden, vooral waar, gelijk hier, die tegenstelling zoo scherp belijnd optreedt. Vader en zoon beiden theologen, beiden optredend in een zelfde stad.

Ook is het voor de Stedelijke universiteit waarlijk geen voordeel, dat ia dezen hoogleeraar opnieuw een Modeta maa aaa haar theologische faculteit verbonden wordt.

Met de Moderne theologie is op kerkelijk gebied nu eenmaal niets uit te richten.

De Moderne theologie is sinds lang geen theologie meer. Als een fata morgana is ze gekomen en verdweaen.

Voor de opleiding van kerkelijke leeraren hebt ge, daar toch immers een kerk niet zonder confessie kaa zijn, feitelijk niets.

Het eeaige derhalve wat u met het optreden vaa zulk een hoogleeraar zou kunnen verzoenen, ware de hope en het uitzicht, dat hij op wetenschappelijk gebied lauweren voor de Stedelijke universiteit zou inoogsten.

Doch, helaas, ook die hope weinig helder tegen. straalt u

Althans zoo ge af moogt gaan op het verslag vaa zijn inaugureele oratie, gelijk dit in Moderne bladen, b. v. in de N.

Rott. Gt, voorkwam, dan maakt zijn optreden veeleer den indruk, alsof hij meer practisch utiliteitsman dan man van wetenschap bedoelt te zijn.

De universiteit bestaat z. i. niet met een wetenschappelijk, maar met een practisch doel, en haar recht van bestaan ontleent ze aan de practische resultaten die ze voor é^ maatschappij afwerpt. Doch hoor hst verslag zelf:

De universiteit echter is eene school, geen academie van wetenschappen. Immers, uit de verschillende faculteiten blijkt, dat hier met practische belangen is gerekend, Ook is den hoogleeraar nimmer opgedragen, nieuwe waarheden te ontdekken, maar alleen de bekende waarheden mede te deelen aan hen die geroepen zullen zijn haar ten algemecnen nutte te verbreiden of dadelijk toe te passen. Bovendien worden de verschillende vakken, als dat der letteren, de geschied-en taalkundige vakken, op eene zoodanige manier onderwezen, dat er nog iets anders dan enkel wetenschap wordt medegedeeld. Spreker wees op den beschavenden invloed van den omgang met geschiedenis en taal, zelfs van wijsbegeerte, mathesis, natuurkunde en dan ook het tastbare belang, dat mathesis en natuurkunde toebrengen aan assurantie-maatschappijen, landbouw en nijverheid. Hij acht dat ook redelijk, omdat de liatie, die de middelen tot onderhoud van de school opbrengt, mag eischen, dat die school wordt verzorgd door mannen, aan wie ze wat heeft, die ook niet opgaan in hun kleinen kring, die deelnemen aan het leven van het volk, en die iets verstaan van de behoeften onzer hedendaagsche maatschappij. Hij beroept zich op de inaugureele oratie van Prof. N.

Beets, waarin wordt gezegd, dat het met alle kennis toch niet maar om het te weten te doen is, maar door het weten het geluk van de menschheid te bevorderen. In aansluiting daaraan verklaart spreker eenheid te vinden in de hem opgedragen vakken, daar deze betrekking hebben op het geestelijke leven van de menschen en tot menschenkennis kunnen opleiden. • De geschiedenis toch van Israël is de geschiedenis der menschen, die den Israëlietischen godsdienst hadden, het is de geschiedenis van hun geestelijk leven. Bij de uitlegging van het Nieuwe Testament ten slotte zijn de moeilijkste plaatsen toch alleen begrijpelijk te maken, wanneer wij ze opvatten als uiting van het menschelijk gemoedsleven.

Mser daa ééa der huidige hoogleerarea kon men bij het aanhooren van enkele dezer zonderlinge verklaringen bedenkelijk het hoofd zien schudden.

Vooral die utiliteitslogica: De burgers vaa Amsterdam betalen onze traktementen, dus moeten wij zorgen, dat de assurantiemaatschappijen en fabrieken vaa ons profiteeren kuanea, — maakte eea zonderlingen indruk.

Erger nog, zija beweren, dat hij Israels geschiedenis zo\i behandelen, omdat de Israëlietea menschen waren, ea voor ons, als ook menschen zijnde, van hen te leeren viel, riekte tamelijk sterk naar een zeer ver gezocht verlegenheidsargument."

Dat onze oude Beets hier nu moest bijgehaald, maakte de zaak niet beter.

Heel het wetenschappelijk land weet, dat Beets niets vaa eea kerkhistoricus had, toen men hem voor het onderwijs ia de kerkhistorie als hoogleeraar benoemde.

Beets is belletrjst. Beets is dichter, Beets is prediker, Beets is pastor, Beets is volksman, alles wat ge wilt, maar als theoloog, ia dea wetenschappelijkea zin vaa het woord, en vooral als maa vaa kerkhistorie, kende niemand hem. .

Het is daa ook geen geheim, dat mess hem benoemde, minder om de kerkhistorie vooruit te breagen, maar om hem, dea gevierden maa, eea nationale hulde, en in hem aaa Utrechts academie een ornament te schenken.

Van Beets was het uit dien hoofde ten volle begrijpelijk, dat hij niet op de wetenschap, maar op de utiliteit nadruk legde.

Maar geldt nu daarom voor Braadt, den jongen theoloog, wat eens voor Beets als grijsaard gold t

Er is een spreekwoord van quod licet Jovi, De rest vuile mea zelf aan.

En zoo vragen we ook hier, of een hoogleeraar als hier optrad zedelijk recht had, zich met het schild van Beets te dekken.

Te ernstiger wordt deze bedenking, als mea let op de onlogische ea oaweteaschap-

pelijke wijze, waarop daarna door den redenaar de Encyclopaedie verhaspeld, werd, om de artikelen van de wet op het hooger onderwijs goed te praten.

Volgens het verslag zei hij daarvan:

Vervolgens deelt spreker mede zijne opvatting van de encyclopaedie van de godgeleerdheid, nml. als de beschrijving van den kring der wetenschappen, die voor den aanstaanden godsdienstleeraar van beteekenis zijn, .onder aanwijzing van datgene, wat van die wetenschappen er toe dienen kan, om predikanten te vormen, die ook in hunne kerkelijke betrekking niet ophouden te zijn denkende menschen, zelfstandige mannen en bruikbare leden voor de maatschappij. Van de vakken echter, op die manier in de encyclopaedie begrepen, zijn die vakken van H. O. afgescheiden, die beheerscht worden door de bijzondere belangen van de godsdienstgezindten; deze vakken behooren tot het bijzonder onderwijs.

Qat zijn de vakken, die dienen moeten om in stand te houden het kerkelijk bestaan en het bijzondere geloofsleven van de gezindten.

Spreker wijst op art. I van de wet op het hooger onderwijs: »Het hooger onderwijs omvat, behalve de voorbereiding tot zelfstandige beoefening der wetenschap, ook die tot het bekieeden van maatschappelijke betrekkingen."

Hieruit leidt hij af, dat in het hooger onderwijs de opleiding van den theologant moet zijn begrepen, in zooverre als zijne toekomstige betrekking ook voor de maatschappij van belang is.

De omvang van dit practische bestanddeel wordt vanzelf bepaald door de afzondering van die vakken, welke in de semenariën thuis behooren.

Alzoo de Encyclopaedie bestrijkt al die vakken die voor de vorming van den aanstaanden Dienaar des Woords noodig zijn.

De faculteit echter die in deze Encyclopaedie haar schema vindt, geeft deze vakken slechts ten deele. En nu moet het Seminarie er bij komen, om practisch aan te vullen wat aan de faculteit ontbreekt.

Is dit spel met de uitdrukking „practische vakken" hier niet onverantwoordelijk?

Of is dogmatiek soms een practisch vak?

Laat Pi of. Brandt dan eens duidelijk maken, waar hij dit ooit aldus omschreven vond.

En kan hij dit niet, is het dan logisch, te zeggen: DS faculteit doceert niet voor de wetenschap, maar om theologen voorde praciijk gereed te maken. Edoch voor de eigenlijke opleiding voor de practijk moet nu nog het Seminarie er bij komen.

De indruk kan dan ook moeilijk een andere zijn, dan dat deze rede op geen al te hoog niveau stond.

Eer pover, dan rijk komt ze ons voor.

Toch willen we ons eindoordeel opschorten.

Het kon zijn, dat de verslaggever van de N. Rott. Cour., van wigns hand we citeerden, slecht werk had geleverd.

En mocht dit ^ metterdaad zoo blijken, zoo komen we gaarne op ons oordeel terug.

Te ongunstig.

Ia de Roeper dient L. te K. een zacht protest in tegen sornmiger te ongunstige beoord reling van het resultaat der onlangs gehouden Synode.

Hij zegt er van :

De vrijheid om ook eene Synode van de Geref. Kerken te beoordeelen, wil ik niemand betwisten. De manier echter waarop men zich gehaast heeft de laatstgehoudeae Synode te beoordeelen, de hooge toon waarop men haar reeds heeft berispt en beklaagd, komt mij voor meer meesterachtig dan broederlijk te zijn.

Sommige onzer penvoerders moeten, dunkt mij, nog leeren in hun beooideelen onderscheid te maken tusschen eene Synode van de Geref.

Kerken en die van een Genootschap. Wil men de achting voor eigen ambt helpen bevorderen, dan moet men toch o«k in de beoordeeling van kerkelijke vergaderingen, en vooral van eene Algemeene Synode, waarin veertig bedienaren des Woords en ouderlingen, benevens eenige andere dienende broederen, naar hun beste welen, in den naam des Heeren hebben beraadslaagd en besloten, wel zorgen, ambt en ambtsarbeid dier dienaren Gods te eeren. Het komt mij voor dat meer dan een onzer bladen, zij 't dan ook zonder het te bedoelen, daarin merkbaar tekort geschoten is.

Niet alleen in de kringen uit de scheiding, maar ook in vele uit de Doleantie heeft dat hooge en ongunstige oordeel over de Synode een min liefelijken indruk gemaCMt.

Dat ongunstig oordeel is m. i. niet alleen eenzijdig en gevolg van een verkeerd zien en een onjuist gezichtspunt, maar .ook in tegenspraak met de feiten. Zooveel tijd en kracht mij vergunnen, wil ik u gaarne in achtereenvolgende brieven uiteenzetten dat en waarom ik deze Synode voor eene zeer gewichtige en rijk gezegende houd. Al wate het alleen, omdat de Heere zoo duidelijk getoond heeft de vele gebeden Zijns volks te verhoorcn, door de eenheid der Gemeenten te bevestigenj waarvan niet weinigen vreesden dat zij groote schade konde of ook zoude lijden door deze eerste samenkomst van al de vereenigde Geref, Kerken,

Misschien is dit nu weer te optimistisch geoordeeld ; maar toch er ligt een kern van waarheid in.

Reeds uit ons eigen artikel: Het resultaat, weet men dan ook, dat wij de zoo pessimistische beschouwing over deze Synode niet deelen.

Zeker met de Synode van 1618/9 vergeleken, valt die van 1893 geheel in het water.

Maar kan 1619 maatstaf zijn, om de Synode van 1893 rechtvaardig te beoordeelen ?

Dit geloven we niet.

Daartoe waren de omstandigheden, de gelegenheden, en zoo de gesteldheid der kerken, als die der handelende persoon te zeer verschillend.

Toen kwam men uit de martelaars periode en bevond zich nog midden in den reuzenstrijd tegen Spanje; thans kwamen kerken saam, die zich met kleine kracht moesten behelpen, om haar standpunt als Gereformeerde kerken te herwinnen.

Dat de Synode van 1893 blijk gaf van zekere zwakheid van gestel, is dan ook niet wel tegen te spreken.

Maar juist daarin lag dan ook het goede, dat ze hiermee rekende, en niet boven haar kracht ging.

Toch begrijpen we het wel, dat wie buiten stond, en slechts uit de verte waarnam, wat te zien kwam, soms een zeer pijnlijken indruk ontving.

Juist daarom echter stellen wij er prijs op, in zoover onze hoofdredacteur zelf ter Synode was, en zelf aan haar werkzaamheden deelnam, uitdrukkelijk te verklaren, dat wij de vrucht van deze Synode volstrekt niet zoo gering achten.

Naar onze vaste overtuiging heeft de Heere ook op deze Synode zijn kerken niet begeven, maar in zijn goedertierenheid bezocht, en het is aan die genade, dat we het dank mogen weten, dat ook zonder veel besluiten, en buiten de besluiten om, een werk der saambinding en saamgroeüng op deze Synode tot stand kwam, waarvan de gevolgen voor de kerken hooger waarde kunnen bezitten, dan wat zelfs de rijkste en beste beslissing had kunnen geven.

Immens' Avondmaalganger.

Onze altoos wakkere broeder Ds. Teves, van Wetsinge-Sauwerd, heeft zich de moeite gegeven, om IMMENS' Avondmaalganqer in ons hedendaagsch Nederlandsch over te zetten, en in den heer Boerma een uitgever gevonden, die zijn schoonen tekst weer onder ieders bereik wilde brengen.

Gelijk in de voorrede terecht wordt opgemerkt, de uitgave van Malga voldeed niet meer. Ons volk raakt aan de oude spelling, oude taalvormen en oude woorden ontwend.

Nu kost deze uitgave slechts / 1.80, heldere druk op niet te dun papier, en voor een schoonen, lederen band betaalt men slechts 50 cent er bij. Het formaat is natuurlijk klein. Zoo tusschen groot duodecimo en klein octavo in.

Het leerrijk boekske spreekt overigens voor zich zichzelf.

Het is zoo gezond in de echt Gereformeerde opvatting van hst heilig Avondmaal, en brengt steeds Gods kinderen van hun eigenwillige overleggingen af, om ze onder de gehoorzaamheid aan Gods Woord gevangen te nemen.

lil sommige streken vindt die gezonde opvatting thans wel eens verzet, en meent men dat de leeraar die haar predikt, nieuwigheden uitstalt.

Welnu Immens' boekske toone dan, hoe juist zij de drijvers van nieuwigheden zijn, die, in strijd met onze Gereformeerde belijdenis, een eigenmachtige en eigenwiilige beschikking van het schepsel in zake het heilig Avondmaal invoeren.

Immers v/ijisn Ds. Immens werd kort na den Munsterschen vrede geboren en overleed in 1720 ais predikant te Middelburg.

Hij werd geacht zoo hoog te staan in kennisse, dat hij tot hoogleeraar in de godgeleerdheid werd benoemd, en behalve zijn Avohdmaalganger, vestigde ook zijn Emige uitmuntende Oefeningen en Predicatiën en zijn Zaligheid des Doods, den naam van zijn diep inzicht en onbesmette zuiverheid in de leer.

Maar toch was het vooral zijn Avondmaalganger die algemeen opgang maakte.

Da eerste druk verscheen in 1752, de tweede in 1753, de derde in 1754. En zoo ging het al door, tot in 1784 de 9; , in 1790 de loe, en in 1835, de elfde druk verscheen.

De uitgave van Ds. Teves is dus de dertiende.

Wel een bev/ijs dat Ds. Teves een goede keuze deed, en dat ons volk uit zijn hand een degelijk stuk ontvangt, waarvoor Ds.

Teves ook onzen dank hebbe.

Recensie.

Een biographic van Gijsbertus Voetius! Ziedaar een kostelijke verrassing, die we danken aan de dege studiën van Dr.

A, C. Duker, reeds bekend door zijn proefschrift over den strijd tusschen Voetius en Descartes.

Vraagt ge nu, of we ons over deze [biographie zonder zweem van bedenking verheugen, dan verbiedt oprechtheid ons de^e vraag toestemmend te beantwoorden.

Dr, Duker is Modern. Dr, Duker is dus geen geestverwant van Voetius. Veeleer staat hij schier op elk punt lijnrecht tegen het gevoelen van Voetius over.

Is nu geestelijke sympathie, die liefie kweekt, een der eerste eischen om iemand te verstaan en te begrijpen, dan ligt het voor de hand, dat het hoogst twijfelachtig is, of het Dr, Duker gelukken zal, om Voetius niet alleen recht te laten weervaren, maar ook om hem als persoon, als polem'st, als canonicus en theoloog te waardeeren.

Men gevoelt reeds bij instinct dat Dr. Duker ons niet kan geven, wat bv. Prof. Rutgers, stel hij ware als Voetius' biograaf opgetreden, ons zou geboden hebben.

Doch deze bedenking nu daargelaten, hebben we voor Dr. Dukers arbeid, waarvan nog slechts de eerste aflevering bij Brill te Leiden het licht zag, allen lof.

Reeds dat hij een man als Voetius aandurfde pleit voor zijn moed.

Schier alles toch moest nog saamgelezen.

Dusver bezat men van Voetius' leven niets dan een vluchtige schets. En ook, om Voetius te befschrijven moest Dr, Duker door den brijberg van Voetius' geschriften heen, meest geschreven in verre van gemakkelijk te verstaan Latijn.

Maar bovendien, hij heeft zijn taak zeer ernstig opgevat.

Hij heeft al v/at oirbaar was, doorgeloopen en doorgesnufïeld, en deelt ons zijn resultaten mee met een nauwkeurigheid en onpartijdigheid die eere aan zijn werk als weten.schappelijk man doet.

Geen klaviertje slaat hij letterlijk over.

De kleinste details hebben voor hem belang.

Oon amore heeft hij blijkbaar zijn held nagespeurd. En wat u in deze eerste 200 blz. geboden wordt, is de vrucht van jarenlange inspannende studie.

Ook leest zijn studie gemakkelijk. Bijna zouden we zeggen te gemakkelijk, en de lijst zou o, i. beter bij het beeld hebben gepast, zoo het verhaal, wat den vorm aangaat, iets minder ware gemoderniseerd geweest, B

Doch dit bezwaar is niet onoverkomelijk.

En indien de verdere uitwerking ons slechts even nauwkeurig en onpartijdig in het eigenlijke leven en werken van Voetius mag inleiden, als dit eerste stuk ons zijn opvoeding en eerste ontwikkeling toont, zullen we Dr. Duker, al is hij onze geestverwant niet, hartelijk dankzeggen voor den dienst ook ons bewezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's