GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor weetgrage lezers.

We hebben nu gezien, dat er bij 't lezen en schrijven op de ieekens dient gelet. Dat komt ook en zelfs zeer bijzonder te pas, vrienden, als gij teksten of psalmen leest. Wie dan maar over de teekens heenstapt als stonden ze er niet, be» grijpt zelf niet wat hij zegt en zegt soms zotheden. En daarvoor moeten we, allereerst, als we des Heeren Woord voor ons hebben, waken. Ik heb dikwijls Psalm 25 vers 2 berijmd zoo hooren opzeggen, dat wie 't voor het eerst hoorde, er weinig of niets van kon vatten, en ik vrees, de opzeggers ook niet.

Nu deelen de teekens de volzinnen of de deelen der volzinnen at, en dit helpt veel voor de duidelijkheid, maar toch nog niet genoeg. Want als men al de zinnen maar achter elkaar liet doorloopen, zou het noch voor het oog, noch voot het oor aangenaam zijn, en voor het goed be-; grijpen al heel slecht..

We zien dan ook — let maar op het stukje zelf dat ge nu leest — dat er hier en daar met een nieuwen regel wordt begonnen. Dit doet men als er iets nieuws gezegd wordt, dat niet rechtstreeks bij 't vorige behoort. Ik praat b. v. over de koe en vertel dat het een nuttig beest is. Nu wil ik echter spreken over het herkauwen of over het melk geven, en plak dat niet alles aan elkaar, maar houd om zoo te zeggen even op, en begin op nieuw.

Daarop nu dienen we goed te letten, als we iets lezen, want dan verstaan we het veel beter dan anders. Vooral is het goed er op te merken als we een hoofdstuk uit de Bijbel voor ons hebben. Wel is zulk een hoofdstuk altijd in verzen verdeeld, maar dat is niet genoeg, al geeft het een groot geraak, dat de menscheij indertijd die verdeeling hebben gemaakt. Zij is echter als alle menschenwerk, soms gebrekkig en verkeerd, maar al was ze dat ook niet, om goed te verstaan wat ge leest, moet ge heel dikwijls juist doen alsof de nummers, die de verzen aanwijzen, er niet staan. Gij moet doorlezen als was 't een geheel (wat het ook is) tot weer iets nieuw begint. En al leest ge dan ook bij een hoofdstuk nog een deel van een volgend, dat hindert niet, ja tnoet soms juist gebeuren.

Nemen we b.v. Handelingen 6 en letten wc nu eens niet op de indeeling in verzen, dan zien we dat ons in dat kapittel in hoofdzaak twee feiten worden meegedeeld.

1. De aanstelling van verzorgers der armen VS, 1—6.

2. De uitbreiding en de vervolging der ge» meente vs, 6—15, terwijl we eindelijk zien, dat alles duidelijker wordt als we bij het einde van het hoofdstuk uiet afbreken, maar doorlezen.

De vrienden die lust hebben moeten nu maar eens beproeven Mattheus 13 of 2 Kon, 20 zoo te verdeden. Later znllen ze dan wel leeren het ook met hoofdstukken te doen uit de Psalmen b. v. of uit de Brieven. Dat is een zeer nuttig werk, maar ook dikwijls

moeilijk. Doch niets is te veel, als het dient om Gods Woord beter te doen verstaan,

Uitkomen voor den Heere.

Op mijn veertiende jaar, zoo verhaalt een godvreezende dame, moesten mijne ouders een groote reis maken, waarbij het onmogelijk was mij mee te nemen.

Ik zou dus voor een tijd naar een kostschool gaan, wat mij, toen ik er voor't eerst van hoorde, groot genoegen deed, want ik verbeeldde mij, dat een meisje hetwelk naar de kostschool ging daardoor aanstonds hooger kwam te staan dan die thuis bleven en zij al min of meer een dame werd. Doch zie, toen de tijd gekomen was om vaarwel aan allen te zeggen, werd ik zoo bedroefd als een klein kind. Toen ik echter het groot gebouw beschouwde, dat er zoo prachtig uitzag, begon mijn gevoel van trotschheid weder op te komen, en ik gevoelde^ mij werkelijk iemand van beteekenis.

Er waren twee meisjes met mij in de kamer die ik kreeg. Nettie, die zestien jaar oud was, een meisje, met wie ik ineens ingenomen werd^ en Ida, die twee maanden jonger was. Wij leerden elkander zeer spoedig kennen, en werden ook zeer groote vriendinnen. Ik had gemeend recht treurig te zullen zijn dien eersten avond, en te toonen dat ik naar huis verlangde; — doch neen — alles was gauw vergeten. Toen het klokje geluid werd, ons te kennen gevende, dat wij naar bed moesten gaan, ontkleedde Nettie zich zeer spoedig en ging ter rust.

Ik begon te twijfelen wat te doen, zag op mijn Bijbel en sprak tot mijzell: »Ik moet nog lezen, maar Nettie heeft niet gelezen."

Nu kwam de gedachte in mij op: »Tehuis zijn er die lezen en bidden; ik kan toch niet mij zoo gedragen als wou ik schijnen beter te zijn dan mijn vrienden."

Doch weer klonk het:

sja, maar moeder heeft mij doen beloven, dat ik toch nimmer zal vergeten te lezen en te bidden."

Nu dacht ik: > Ik kan in het geheim lezen en bidden; hoe kan ik bidden en mijn Bijbel lezen wanneer er twee toeschouwers zijn? Mijn binnen kamer moet mijn eigen hart zijn."

Maat, dacht ik weer, als ik zoo misschien op zorgelooze wijze begin te bidden dan zal ik wellicht ophouden te bidden. Ik moet voor mijn God nederknielen. Ach! maar waarom moet ik juist knielen? Ik kan even zoo goed bidden als ik in mijn bed lig; en als ik dat doe, zullen die twee meisjes toch niet al den tijd naar mij kijken."

En zie, ik luisterde werkelijk naar de stem van den verleider, en ging naar bed, doch met een ongelukkig, rusteloos gevoel. Juist toen nam Ida haar Bijbel, en begon te lezen. Ik dat ziende nam nu mijn Bijbel ook, en op eens had ik een veel lichter gevoel, 't Was mij alsof er een groot gewicht van mijn hart was afgemen. Toen ik mijn Bijbel nam wilde ik wel tevens God om vergiffenis vragen. Terwijl ik nog aan het lezen was, ging Ida in een hoekje van de kamer, knielde neer en bad. Doch zie! zoodra zij opstond zei Nettie:

»Ik zou wel willen weten of gij ook lederen avond uw Bijbel leest en een gebed doet."

ïja, hernam Ida. Ik verzuim dat nimmer."

sO! zei Nettie, ik doe dat nooit."

»Ik zoude mij schamen zulks niet te doen" zei Ida.

Nu was er niet de minste hoogmoed of trotschheid in dat gezegde. Het was enkel een kalm, bedaard, doch tevens beslist antwoord. Nadat ik ook gebeden had, ging ik in hetzelfde bed met Ida ter rust.

Zij viel zeer schielijk in slaap, doch nimmer kon zij hebben geloofd'tot welken grooten zegen zij mij dien avond geweest was. En niet alleen was zij een zegen voor mij, maar eenige jaren later hoorde ik dat Nettie, die niet uit een Christelijk huis was gekomen, een kind des Heeren was geworden. Haar eerste indrukken, zei zij, had zij ontvangen dienzelfden avond dat Ida zoo beslist was. in haar dienen van den Heer.

Ach! maar hoe gevoelde ik - vol beschaamdheid dat ik beschaamd was geweest mijn Heiland • te erkennen. Kinderen, schaamt u toch nooit voor Jezus uit te komen. Gij weet niet welk een zegen gij voor anderen kunt zijn, en de Heere Jezus zegt immers in Zijn dierbaar Woord, ja leest het eens. Het staat in Lukas 9 vs. z6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's