GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Indien gij Gods Zoon zijt."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Indien gij Gods Zoon zijt."

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de verzoeker tot Hem gekomen zijnde, zeide: ndien gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze steenen brooden worden. Matth. 4:3.

De oude Christelijke Kerk heeft het drietal verzoekingen, waaraan de Heere Jezus heeft bloot gestaan, in verband trachten te brengen met de drie hoofdzonden van den mensch: gulzigheid, hebzucht en hoogmoed. Terecht lieeft Calvijn hiertegenover opgemerkt, dat deze opvatting reeds terstond bij de eerste verzoeking mank gaat.

Vooreerst gaat het toch niet aan, van gulzigheid te spreken, wanneer iemand, die dagen lang gevast heeft, verlangt niet naar een welvoorzienea disch met lekkere schotels beladen, maar naar een eenvoudig stuk droog brood.

En ten tweede zou Satan, waar hij den Zoon van God verleiden wil, toch waarlijk zijn aanval niet gericht hebben op een dier lagere menschelijke hartstochten, waarvan de prikkel door de edeleren onder Gods volk nauwelijks meer wordt gevoeld.

Maar wat alles afdoet, het antwoord van Christus zelf toont» dat de strijd niet ging over de streeling van het gehemelte, maar over het geloofsvertrouwen in den Vader in de hemelen. Het was dat geloofsvertrouwen, dat Satan aan het wankelen trachtte te brengen, door dat giftige: »Indien gij Gods Zoon zijt." Eerst wie dat inziet, verstaat iets van den ernst dezer verzoeking en leert haar uit den nood van eigen zielservaring begrijpen.

Bij den Doop in de Jordaan, die vlak aan de verzoeking vooraf gaat, waren de hemelen geopend geworden en had God zeïf gesproken; »Gij zijt mijn geliefde Zoon, in denwelken Ik mijn welbehagen heb." Een Goddelijke declaratie, die niet alleen bestemd was voor de omstanders, opdat zij in Christus zouden gelooven, maar ook voor den Middelaar zelf en voor Hem in de eerste plaats, opdat Hij daarin? lhet Goddelijk getuigenis zou hebben, dat Hij waarlijk de Zoon van Göd was, naar wien al de liefde des Vaders uitging.

Hoe moeilijk het ons toch valt in te denken, omdat wij altijd geneigd zijn het Goddelijke en menschelijke in Christus dooreen te mengen, het feit zelf kan niet betwist worden, dat de Heiland naar zijn menschelijke natuur dat klare besef, dat Hij de Zoon van God was, niet altijd heeft gehad Immers toen Hij als pasgeboren kindeke in de kribbe van Bethlehem lag, kon Hij evenmin als elk ander kindeke denken, en was er dus van een zichzelf rekenschap geven wie Hij was, geen sprake. Eerst langzamerhand is Hij toegenomen in wijsheid ; is dus ook het inzicht al klaarder geworden, dat Hij zelf de beloofde Messias, de Immanuël was. God met ons. En eerst bij den Doop in de Jordaan is van Gods zijde op die innerlijke overtuiging openlijk het zegel gedrukt door het woord: »Gij zijt mijn Zoon."

Maar — en juist dit geeft ons den sleutel tot de verklaring van de eerste verzoeking in handen —tegenover dit getuigenis Gods stond, van dat oogenblik af, de bittere ervaring vap het leven. Christus wordt terstond weggevoerd naar de woestijn; veertig dagen lang toeft Hij daar met vasten en gebeden; ten laatste Jiongert Hem. Hij, die waarachtig mensch was, heeft al de knagende pijn van den honger, die in het leege ingewand wroet, gekend. En Hij, die later gezegd heeft: Welke vader zal, als hij zijn kind gebrek ziet lijden, hem steenen voor brood geven ? — moet thans zelf tevergeefs wachten of dé Vader, die Hem liefheeft, geen engelen zendt om Hem te voeden en ziet in de woestijn niets dan steenen om zich heen.

Die scherpe tegenstelling: Ik, die Gods Zoon ben genoemd, moet gebrek lijden en de Vader, die gezegd heeft mij lief te hebben, geeft mij steenen voor brood, moet ook in Christus' menschelijke ziel zijn opgekomen. Het is dezelfde tegenstelling, die later aan het kruis en in Gethsemané, maar honderdvoud verscherpt, terugkeert, als daar Gods eigen kind uitroept: »Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten V' Een tegenstelling, die al de spanning der geloofskracht kost, om ook dan nog zich vast te klem men aan het woord van den Vader: »Gij zijt n»ijn Zoon."

Juist in dit oogenblik nu treedt Satan op. Hij begint niet met een besliste ontkenning: God heelt u wel zijn Zoon genoemd en zijn liefde u toegezegd, maar Hij meent dit niet.

Zulk eea drieste aanval pp Gods eigen woord zou eer afstuiten dan aantrekken.

Vandaar, 'dat hij eerst de spits van den pijl met fluweel omwoelt om te beter te treffen. Indien gij Gods Zoon zijt, waarom laat de Vader u dan gebrek lijden ? En indien de Vader voor u niet zorgt, waarom zorgt ge dan niet voor u zelf, door tot deze steenen te zeggen: Wordt brooden. Satan verloochent zijn aard nooit.

Evenals hij bij Eva in het Paradijs begon met twijfel aan Gods Woord te wekken, zoo tiichttc liij ook hier het geloof in Christus' ziel aan het wankelen te brengen, wan trouwen tegenover God den Heere in te boezemen en Hem zoo te drijven tot een schijnbaar onschuldige daad, maar waarin dat wantrouwen in God zich openlijk uitspreken-zou.

Indien gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze steenen bJèbden worden.

En eerst in dit licht gezien, wordt het antwoord van Christus begrijpelijk.

o. Satan, ge wilt mijn vertrouwen in mijn hemelschen Vader schokken, omdat Hij mij in de woestijn geen brood gezonden heeft.

Daar staat geschreven: De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.

Niet van dat zichtbare, uitwendige brood hangt mijn leven af. Dat kan God rrrij onthouden, wanneer Hij mij dien zegen maar schenkt, die onzichtbaar en verborgen mijn lichaam sterkt en voedt.

En zoo triomfeert de Heiland door het geloof. Het geloof, dat, waar al het uitwendige ons ontzinkt, zich vastklemt aan den Onzienlijke en bouwt op zijn woord alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's

,,Indien gij Gods Zoon zijt.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's