GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Betuig tegen Mij.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Betuig tegen Mij.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

o Mijn volk, wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. Micha 6 ; 3.

De ontsluiting' van Gods verborgen wil werpt niet zelden een net over uw persoon en over uw zielsleven een stri.k, waar ge u niet uit te bevrijden weet, waarin ge u gevangen gevoelt en beklemd, en waardoor angst en verdrukking over uw hart komt.

»Mijne wegen zijn niet uwe wegen", spreekt de Heere, sen mijne gedachten zijn niet uwe gedachten." En bij het hooren Van dat woord, is het een vanzelfheid dat ge dit toestemt.

Ge gevoelt terstond: Dat moet zoo zijn, het han niet anders.

Zoolang dan ook die wegen, die uw God met u houdt, slechts een weinig afwijken van de wegen, die ge u zelf verkozen hadt, en die gedachten van uw Vader in de hemelen voor u op niet te grooten afstand van uw eigen gedachten loopen, kost het u weinig, om stille te zijn.

Ge staat dan voor Mei? ie teleurstellingen, voor geritige tegenspoeden, en'ge neemt die in stille berusting van uw God aan. »Zoudt ge het goede uit de hand des Heeren ontvangen, en het kwade niet? " En ook: »Wat kind is er dat de Vader niet kastijdt."

Nemen die teleurstellingen, tegenspoeden en verdrietelijkheden eenigszins grootere afmetingen aan, dan komt er wel strijd, en begint de stille kinderlijke onderwerping u wel moeite te kosten; maar toch, als het geloof, in u tiert, blijft ge ook in die worsteling nog zonder al te groote inspanning overwinnaar.

Maar soms gaat At'ht^xoty'va.gnogveelverder.

Er kunnen in eens menschen leven zoo schrikkelijk bange oogenblikken voorkomen. Dat de storni op de zee van uw leven opsteekt, en het vriendelijk licht van Gods aangezicht schuilen gaat, en het scheepke uwer ziele op de hoogte der golven opgeheven, en dan weer in de diepte neergeslagen wordt. Oogenblikken waarin het om en in u zoo bange wordt, dat ge een gevoel krijgt, als gingen al Gods baren en golven over u heen.

Dat kan u reeds zoo angstig overkomen bij harde verliezen, als er onverwacht in een dierbaar pand u zulk een schat van liefde van uw hart wordt afgesneden; en als in dat ziel verbrijzelend sterven zooveel hope voor u onderging en u de glans van uw leven, de vreugde van uw hart, de steun uwer ziele werd weggeroofd.

Maar veel banger omstrikt u die zielsbenauwing als er zich uw geloofsleven in mengt. Als ge een szaaksgerechtigheid" voor uw God hebt, en ge ziet dat uw God toch, telkens weer, u met de beschaamdheid des aangezichts staan laat, en die anderen die tegen zijn heiligen Naam ingaan, met voorspoed en met zegen kroont.

Als ge geworsteld hadt tegen uw zonde, en in die worsteling hadt overwonnen, en ge nu er vast op gerekend hadt, het aangezichte uws Gods in vrede en heilige vreugde te ontmoeten, en dat het toch donker om u heen bleef, soms nóg banger wierd dan het was.

Ja, als het u te moede wordt, als waart ge in - uw heiligste worsteling ter prooi aan één bange vergissing, dat ge gedacht hadt, dat uw God met en voor u streed, en dat het u nu te moede wordt, alsof ge het beste uwer ziel eer tegen uw God verdedigen moet, en alsof'Hij niet aan uw kant, maar aan den kant wwer vijanden, streed.

En als dan uw menschelijk hart, door zoo ondoorgrondelijk raadsel reeds geschokt, bovendien nog door bange ziekte, door smartelijk verlies, door harden tegenspoed, en door verdriet van menschen, soms van eigen kinderen, overvallen wordt, dan geraakt ge ongemerkt in één dier vreeselijke oogenblikken, dat uw hart van weedom het niet meer kan uithouden, dat het alles in uw ziel losraakt, twijfel in uw gemoed sluipt, en er, . eer ge het vermoeden kondt, een woord van opstand tegen uw God over uw lippen komt.

God zij lof, bij Gods kinderen is dit niet zoo gewoon, als bij de kinderen der wereld. In die andere kringen, die in het Woord geen lamp voor den voet en geen licht op het levenspad kennen, is dat laten varen van God, dat verharden van het hart en dat Hem den rug toekeeren, iets zeer gewoons.

Vooral van jonge vrouwen, die nog zoo eenigszins godsdienstig waren, en na kort gesmaakte huwelijksvreugd heur man verliezen, en in diens graf de hope haars levens zien ondergaan, is niets gewoner dan de betuiging: »Nu kan ik niet meer aan een God gelooven. Want als er een God van liefde was, zou Hij zoo niet met mij gehandeld hebben. Als het een God is, die mijn man doodde, dan is die God een wreede God^ en kan ik dien God niet meer dienen."

Dat veredelt de smart niet, maar de rouwe vereelt het hart, en voert ten verderve. Zóó nu ervaart de ziel, die gelooft, het niet. De svreeze Gods" wijkt uit het hart van zijn kinderen niet zoo spoedig. En ook waar drift en hartstocht zou doen uitglijden, is er een genade die bewaart.

Maar als, gelijk we het schetsten, zich een geloofsstrijd met de smart vermengt, zoodat de vastigheid zelve van A^/^^/CÖ/ondermijnd wordt, dan is het helaas, soms zelfs aan Gods beste kinderen overkomen, dat ze de spanning der ziel niet ko? iden uithouden, dat het hart hun dreigde te bersten, en dat er ja, waarlijk oogenblikken over hen kwamen, sombere oogenblikken, waarin alles voor hen weg was, en hun ziel, niet vervsMea neen, maar toch (z/gevallen was van hun God, en tegen hun God in opstand stond.

In die oogenblikken nu komt het woord onzes Gods bij Micha tot de ziel: JÖ. Mijn kind^uat heb Ik u gedaan? En waarmede heb Ik u vermoeid: ' Betuig tegen Mij."

En inderdaad hangt er in zulk een zielbeklemmend oogenblik alles van af, of ge aan dat roepen van uw God gehoor geeft, of wel het oor dichtstopt en u in de somberheid uwer ziel opsluit.

Dit laatste wil Satan.

Hij perst en dringt u in zulk een bange zielsbenauwing, om niet op de knieën te gaan, niet meer te bidden, en niet uw hart uit te storten, maar het op te kroppen.

Terwijl het reeds zóó donker bij u is, maant hij u om ook het eenige venster dat nog Openstond, en waardoor nog licht en lucht binnendrong, dicht te sluiten.

Hij werpt u op u zelven terug.

En als er soms nog neiging kwam om toch te bidden, fluistert de verleider u booslijk in, dat uw bidden geen zin zou hebben, want dat ge uw God toch niet in zijn aangezicht kunt gaan aanklagen; ja, dat ge nog schrikkelijker toorn over u zoudt halen, als ge uw God het zeggen gingt, [zooals het werkelijk in uw hart staat.

Ge zoudt dus, met de schrikkelijkste dingen tegen uw God in uw hart, nog eerbied en onderwerping veinzen moeten.

En bidden, met veinzen., zeg zelf, gaat dat saam?

Zoo voegt dan Satan strik bij strik, of die vrucht van zijn boosaardig prikkelen mocht zijn, dat hij uw ziel mocht vermoorden.

Satan gelooft aan de volharding der heiligen niet.

En hoe dikwijls hij ook aan de uitkomst ziet, dat hij een ziel die leven uit God ontving, niet kan vermoorden, toch beproeft hij het telkens weer.

Satan kent de volharding der heiligen niet, maar hij staat vastelijk in de volharding van zijn eigen duivelschen toeleg.

Daarom wordt het u, in zulke bangheden, al banger, al donkerder, ja, tot stervens toe benauwd in de ziel, zoolang ge aan zijn fluisteren gehoor blijft geven.

Maar ook, daarna komt opeens de lichtstraal, en springt opeens de strik die u worgde, zoo ge voor Satan het oor toestopt, en het weer ontsluit voor uw God.

1(7, Mijn kind^^wat lub Ik u gedaan ? En waarmede heb Ik u vermoeid.'' Betuig tegen Mij."

Reeds de liefde, die in dat zielaangrijpend woord spreekt, is zoo overmeesterend, zoo ver boven onze gedachten uitgaande.

Uit enkel liefde bracht uw God u in dat dal der schaduwen des ' doods, en als uw goede Herder heeft Hij u in die zielsbenauwing geen oogenblik verlaten.

Maar gij zaagt die liefde niet. Eens zult ge ze verstaan, maar nu ge yè^«i//dat nog niet doen. En in plaats van u nu, om uw morrend hart, af te stooten, merkt Hij op uw zielsangsten, wetende dat ge stof zijt, en nu lokt Hij u tot zich, trekt u naar zich toe, vraagt u, om uw barstend hoofd op zijn Goddelijk Vaderhart neer te vlijen, en nu niets in te houden, maar het alles uit te spreken, nu niet meer bij Satan, maar voor zijn Goddelijk oor, zooals het in uw ontrust gemoed staat.

En doe dat nu maar, en ge zult, met al Gods heiligen, evenals zij ervaren, wat balsem reeds hiermede in de bloedende wonde van uw hart wordt gedruppeld.

Ge ligt dan weer op de knieën, ge sluit de oogen weer, ge ziet weer tot uw God op. Hem in zijn Vaderoog. En terwijl zoo blik en blik elkaar ontmoeten, verandert de gewaarwording, de stemming uwer ziel reeds.

En als ge nu maar niet zwijgt, maar in het bidden spreken gaat, en het voor uw God uitspreekt, zooals het in u was. Niet verbloemd en niet betnanteld., maar rondborstig en rechtstreeks, juist zooals het in uw binnenste worstelde. Zóó dat het er uit is, en ge ook dezen uwen last van uw amechtige ziel op uw God hebt gewenteld, o, Dan komt er reeds ruste, dan daalt er reeds onder zulk bidden en betuigen iets van hooger vrede in uw ziel neer. Dan bidt er éen ander met u in uw eigen ziel mede. En als er dan een tijdlang twee gebeden hebben, gij zelf die uit uw opgekropte, ongeloovige zielsbenauwdheid naar God riept, en de Heilige Geest die bad om uw vertroosting, om den terugkeer van uw kinderlijk geloof en van uw kinderlijke liefde, dan verstomt ten leste tiw morrend en opstandig bidden, en is het eind dat ge zelf met den Heiligen Geest meê gaat bidden, en in dat heiliger bidden uw God, en zijn 'ftouwe, met het geloof aan zijn ondoorgrondelijke erbarmingen terugvindt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Betuig tegen Mij.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's