GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„verwachtende de vertroosting Israels”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„verwachtende de vertroosting Israels”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, er was een mensch te Jeruzalem, wiens naam was. Simeon; en deze mensch was rechtvaardig en Godvreezende, verwachtende de vertroosting Israels; en de Heilige Geest was op liem. L\\k. 3:25,

Stillend en vertroostend is de gewaarwording, die uw ziel ondervindt; als ge, de Heilige Sclirift open voor u, terugleeftin wat door patriarclien en profeten, door de discipelen en door alle heiligen van het Israël Gods doorleefd is in de dagen toen Jezus er nog niet was, ^maar ze toch wisten dat de Messias 20U komen.

In vroeger jaren spande men zich daar zelfs op in. Men zette er zich toe, riep heilige verbeelding te hulp, en rustte niet eer men in Abrahams tente had verkeerd, Jacobs angsj: e meê bij Pniël doorstaan had, met een Jeremia en Daniël in den kuil was weggezonken, en met een Zacharias en Simeon had getuurd naar den gezichtseinder, waarboven de lOpgang uit de hoogte" verschijnen zou.

Dan las men niet maar het verhaal, maar dacht het in, en liet de verbeelding een voorstelling scheppen, en zoo smolt de eigen ziel met het zieleleven dier oudvaderen saam, iets wat het gemoed heiliglijk streelde en bij druk of geloofsverflauwing tot ongemeene vertroosting was.

Vooral in de laatste jaren, die aan de geboorte van Johannes den Dooper vooraf gingen, droeg dit wachten op den Messias een aandoenlijk karakter.

Stellig waren ze zeer dun gezaaid, die nog aan de Hope der vaderen vasthielden, en van wie te getuigen viel, wat Jezus van Abraham getuigde, ^dat hij zeer verlangd had zijnen dag te zien”

Want wel leefde in breeden kring het uitzicht, dat eerlang dé Romeinsche legioenen uit de heilige stad zouden verdwijnen, en dat in Messias, den Volksheld, redding zou dagen. Maar in die vo.lksverwachting sprak niets dan nationale trots, zoo geheel verschillend van de gemoedsstemming dier enkele Godsgetrouwen, van wie het in zoo roerende taal geboekt staat, dat ze dag aan dag leefden, ^vertvachtende de vertroosting Israels."

Niet de vertroosting van het Joodsche volk. Immers dat zou niet vertroost worden; dat zou roepen: ïZijn bloed kome over ons en over onze kinderen", en over dat Joodsche volk zou in de verwoesting van Jeruzalem zoo vreeslijk het oordeel Gods gaan.

Neen, wat ze verwachtten met al het heimwee hunner ziel, was de vertroosting Israels.

Dat eindelijk aan dat kleine kuddeke van Godsgetrouwen het pak van eeuwenlange teleurstelling van het moegestreden hart mocht glijden, om zich in de aanschouwing van den Zone Gods te verkwikken.

Het beloven in de belofte had zoo onafgebroken, eeuw na eeuw, geduurd. Nu weer vier eeuwen nadat voor het laatst Maleachi's Godspraak had weerklonken.

En beloften zijn wel heerlijk, maar de uitgestelde belofte kan het hart zoo tot bezwijkens toe moede maken.

Daagt hij nog niet de zoo lang verbeide dag, die ingaat met den morgen der vervulling?

En die morgen is toen aan de kimmen ver--| schenen. Eindelijk, eindelijk ging de belofte . aan de vaderen in de vervulling aan hun kroost over, en de gelukkige jongeren hebben het voor heel de wereld uitgeroepen: sWij hebbem hem ; gezien en met onze handen getast, vol van ge-'• nade en heerlijkheid, als den Eengeborene van den Vader."

Toen is in hen het Israël Gods vertroost, en al zag ons oog hem niet, en al heeft niet onze . hand hem mogen tasten, toch werd in hunytxtroosting ook onze ziel vertroost.

Want al kunnen we ons moede hoofd nog niet op Jezus' borst neerleggen, gelijk Johannes dit zaliglijk gesmaakt heeft, het staat .voor ons toch anders dan het voor Zacharias en Simeon stond, eer Bethlehem kwam. Wij kennen het , Middenpunt van ons verlangen, de besprenkeling met zijn bloed koelt ons den gloed der zonde af, en soms is het ons in mystieke oogenblikken te moede als hoorden we hem, den Eenige, voor ons bidden bij den Troon.

ï'eitelijk zijn we dus rijker dan een Simeon en Zacharias vóór Bethlehem waren. Althans zoo ons geloof de schatkamer van dien geestelijken rijkdom weet te ontsluiten.

Maar is daarom het heimwee van htm hart aan het peinzen onzer ziele vreemd ?

Is dan in Bethlehem, is in Golgotha, is in het geopend graf al de belofte vervuld ?

Is hij, die kwam als Immanuël, van| den Olijfberg niet weer van ons gegaan, ons vertroostende, ja, door de zending van den Heiligen Geest, en zoo de rouwe van den wees ons sparend, ... maar dan toch heengegaan., om nogmaals de kleine schare van Godsgetrouwen vereenzaamd, en ter prooi aan nieuwe worsteling-, alleen met het uitzicht op eindelijke zegepraal achter te laten.

Volbracht was het verzoeningswerk, maar : daarom nog in het minst niet volbracht het groote werk der herschej)ping., waartoe de van God gezalfde Koning op het Sion zijner heerlijkheid besteld was.

Wat in hem kwam was het begin., wat nog toefde en uitbleef was het einde der Vervulling.

En nog ligt de rolle der profetie uit Oud en Nieuw Verbond op het altaar in Gods kerke neder, roepende wie het profetisch woord gelooft, waar ze zijn die er op acht geven, en wie ook nu nog leven en sterven in hun Heiland ^verwachtende die timede vertroosting Israels die nog komt."

Ook nu zijn deze kinderen van het heimwee weinigen in getal.

Want wel zijn er ook nu Christenen te over, ; die veel bezig zijn over het Chiliasme, en over het terugkeeren van de Joden naar Jeruzalem, . ; ; i over het rijk op aarde dat ze zich droomen: : maaï nu, als in Simeons dagen, heeft deze bezige drukte met het «verwachten van de vertroosting-Israëls" den naam zelfs niet gemeen.

Dat verwachten komt niet door een gesprek maar klimt uit de liefde voor het vertreden en gesmade Sion op.

Als ge Sion liefhebt; als in het Jeruzalem Gods zich , de drang uwer genegenheden samenperst; als de zake Gods, zijn Naam, zijn eere, zijn Koning, u boven alles gaat; en als ge weet, idat die zake uws Gods triomfeeren moet en in ' glorie uitbreken;

En de werkelijkheid spot met dit uw heilig : weten;

Dat de dienst der wereld loon en kroon ontvangt; en de diepst zondige ondernemingen slagen; het ongeloof wast en tiert; en het roepen tegen uw God en tegen zijn volk al luider wordt;

En er te midden dier wilde woeling niet dan !een klein soverblijfsel" gezien wordt, en dat ' kleine kuddeke slinkt nog, en er komt afstooting waar saambinding der harten moest zijn;

Zoodat de lieden in Askalon op de cimbalen • jubelen, en u, met uw hope op uw God, uitlachen in uw aangezicht;

Ja, waarlijk, dan schreit er weer diezelfde nood, die angst, die spanning, dat schrijnende lieimwee in de ziel, en dan is het ook bij ons, als in de dagen der oudvaders: sOch, dat de hemel scheurde, en Israels verlossing uit Sion kwame."

Dan trilt ook in onze ziel die vlijmende stem-• ming, die zich uitspreekt als een verwachten van de vertroosting Israels.

Want hoe rijk ook de belofte zij, en hoe vast de zekerheid van haar vervuiling, dat leven in ; afwachting doet pijn, dat zich al verschuiven ' van de hope wondt het hart, en de bitterheid van het heden blijft bitter, ook al weten we, dat het eenmaal ia zijn tegendeel omslaat.

Eens zal dat kleine kuddeke door den Zone Gods bekend worden zijn Bruid te zijn, en dan \ gaat de wereld onder, en triomfeert voor eeuwig en in ongebroken glorie die zake Gods, waarvoor zijn verlosten gestreden hebben.

En dan wordt het Israël Gods vertrc? ost. Eer niet.

Want die gemeene waan, alsof we niet verder dan onze eigen zaligheid hadden te zien, is valsch.

Dan denkt de geloovige: sindien maar mijn Borg leeft, en ik in Jezus mag afsterven, wat vertroosting zou mijn hart dan nog meer behoeven r"

Alsof de worsteling ora u, en niet om uw Heiland, om uw ziel, en niet om zijn glorie

Als gij maar zalig afsterft, o, geestelijke egoist, dan om die wereld u niet verder bekommeren, en niet vragen wat er van Gods schepping en van de zake des Heeren en van zijn Sion terecht komt.

Gij ontwaken in Abrahams schoot, en nog niet eens de zorge van den rijken man in de hel kennen, voor wie hij op aarde achterliet. Neen, de getrouwen, die het overblijfsel Gods vormen, kennen een andere liefde, een heiliger streven, een snijdender heimwee.

Zij zijn met hun God bezig. Zij kunnen het eerste en hoog gebod niet vergeten. De Naam huns Gods brandt hen als met vurig schrift tegen. En met een Maranatha in de ziel leven ze" vooruit, nu reeds, in wat het daar eens zijn ; al. Eu dien dag roepen ze in. Daar gaat hun hart naar uit. Niet om de kroon die/%? « wacht, inaar om eeuwiglijk de kroon te zien bloeien op het hoofd van Davids grootcn Zoon.

Ze lijden er onder, dat dit nog toeft. d

Dat aan te moeten zien is hun smarte.

En nu, van die smarte zullen ze vertroost worden, niet bij een tijdelijk succes, niet door opwinding, niet door over de waarheid heen te werken, maar als Messias ten tweeden male komt, en de glorie ingaat.

En daarom verwachten ze, in de pijnlijke ervaring hunner ziele, steeds meer, altoos inniger de vertroosting Israels.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„verwachtende de vertroosting Israels”

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's