GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Critiek in de Maasbode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Critiek in de Maasbode.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Eerw. heer F. A. Maaier heeft in de Maasbode drie lange artikelen geplaatst als critiek op onze Kerst-meditatie over Maria. Die Meditatie was geen stuk dogmatiek, doch een weergeven van indrukken bij het inleven in het naderend Kerstfeest ontvangen. Reeds daardoor, naar ons wil voorkomen, een minder geschikt wit voor dogmatische, breed opgezette critiek.

Toch is hiermee het recht tot critiek op zulk een stuk niet betwist, mits duidelijk aan de lezers er bij worde gevoegd, tot wat genre het stukske dat men aanvalt, behoort.

Reeds de plaats nu, die het in ons blad innam, wees dit uit.

Dat veel ons prikkelen zou, om nu eens op onze beurt deze drie artikelen van den heer Maaier onder handen te nemen, is licht te begrijpen. Op punten als het hier geldt, staat Rome zoo uiterst zwak. Niet natuurlijk als ze zich in de traditie terugtrekt, maar wanneer ze, gelijk de heer Maaier het hier beproefde, haar pleit voeren wil voor de rechtbank der Heilige Schrift.

Dat we ons desniettemin van zulk een tegencritiek onthouden, is, overmits zulk een uiterst gewichtig onderwerp, als de voorstelling die wij ons van Maria, de moeder des Heeren, hebben te maken, niet incidenteel is te behandelen, maar alleen dan doeltreffend kan besproken worden, als men opzettelijk aan dit onderwerp een studie wijdt. Komen we daaraan vroeg of laat toe, en vindt dan onze voorstelling bestrijding, dan zullen we volgaarne onzen bestrijder te woord staan.

Ditmaal volstaan we met een tweetal opmerkingen.

De ééne geldt 's heeren Maaiers hoofdargument, hierin bestaande, dat aan Maria's hooge inoeder& QTQ een even hooge persoonlijke waardigheid moet beantwoord hebben; en dat deze persoonlijke waardigheid verzeld moet zijn geweest van hooge gaven van genade en heiligheid.

Hij laat zich aldus hierover uit:

Wij hebben aangetoond, dat, wil Maria werkelijk »de gezegende" zijn onder de vrouwen, gelijk de H. Schrift haar noemt, hare persoonlijke voortreffelijkheid, hare heiligheid gelijken tred moet houden met hare waardigheid als moeder; dat gevolglijk die waardigheid noodzakelijk als grond en maatstaf moet worden beschouwd der heiligmakende genade en der daarmede verbonden gaven, met welke zij door God werd begiftigd. Hieruit leidden wij af, dat Maria, gelijk ze in waardigheid onvergelijkelijk ver boven alle menschen en engelen verheven is, ook allen on vergelijkelij k ver ingenade en heiligheid overtreft.

Het bewijs voor den major, waarop deze stelling rust, zal de heer Maaier ons moeielijk leveren kunnen. En toch zonder dat vooraf deze major bewezen is, zegt heel zijn beweren niets.

Waaruit bewijst hij, dat Maria om moeder des Fleeren te kunnen zijn, daartoe in haar persoon een evenredige waardigheid moet hebben aangeboden?

Waar staat geschreven, dat God de Heere zulk een machtig werk van zijn genade niet volbrengen kan en wil in en door personen, wier onwaardigheid juist te schitterender de grootheid zijner genadegift doet uitkomen ?

Als de heer Maaier de geslachtslinie van onzen gezegenden Verlosser in het Evangelie van Mattheus nagaat, zal hij daarin drie vrouwen vermeld vinden, Thamar, Rachab en Bathseba, van wie veeleer het omgekeerde geldt.

Thamar zat op den weg, om Juda in strikken van ontucht te verlokken. Rachab was een hoer. Ea Bathseba bedreef overspel.

Desniettemin worden in het geslachtsregister van Mattheus I, zoo men wil, gehteel bmioödigi deze drie vr'oiiWen met opzet genoemd. Stonden alle vrouwen in dit register vermeld, zoo zou dit niet in het oog springen. Maar in het geheele register komen slechts vijf vrouwen voor: Ruth, en Maria, én dan voorts Thamar, Rachab en Bathseba. •

Bij de lange reeks van vrouwen, die de eere genoten, dat uit haar schoot de stamhouders van het Messiaansch geslacht geboren zijn, blijkt derhalve de regel niet op te gaan, dat zulk een roeping der eere gedragen werd door persoonlijke waardigheid. Eer wordt het tegendeel op zeer in het oogvallende wijze als mogelijk gesteld.

Onze tweede opmerking betreft Lourdes waarvan de geachte schrijver dit zegt:

En God van zijnen kant toont overduidelijk, hoe aangenaam Hem de liefde voor Zijn Moeder is. Met hoeveel mirakelen en gunsten betoont Hij niet voortdurend onze vereering van de Moedermaagd! Wij wijzen hier slechts op Lourdes. Dej^wonderbare feiten, daar geschied, moeten zelfs door onze tegenstanders erkend worden, doch laten zij ze ook loochenen, , de duizenden bewijzen, die men daar ziet, de ontelbare ooggetuigen, de 'getuigenissen der artsen spreken te luide. In multitudine virlutis tuae mentientur tibi inimici tui. Laat ze liegen, o God, Uwe vijanden, waar de-kracht Uwer almogendheid zoo luide spreekt. Hun onbeschaamheid, hun vrijwillige verblinding, hun afschuw voor onderzoek kan de kracht der_^klaarblijkelijkheid'geenszins te niet doen.

De klem |Van deze redeneering is ons niet duidelijk.

Toegegeven dat elders "voor ongeneeslijk verklaarde kranken te Lourdes op een wijze, die onze doctoren niet weten te verklaren, genezen zijn, welk bewijs levert dit voor den dienst van Maria ?

Zij toch is en blijft, de heer Maaier zelf geeft dit toe, een schepsel. Zij kon dus die genezingen zelve niet tot stand brengen. Ze konden alleen tot stand komen door de kracht Gods, ea niet Maria, maar Gode komt alzoo de dank en de aanbidding der geredden toe. Maar wat leert nu de uitkomst?

Toen schrijver jMezes twee^achtereenvolgende jaren te Lourdes was, trof het hem, hoe alle geredden, op allerlei wijs op steenen platen of in erts hunnen dank aan het schepsel Maria vereeuwigden, !terwijl het hem niet gelukte , ; een enkel gedachtenisteeken te vinden van iemand, die aan zijn God bleek gedacht te hebben, Wiens^toch_^alleen de kracht ter genezing was.

Toen hij dit in 1894 aan'zijn hospita, een edele Normandische vrouw, opmerkte, ontving hij ten antwoord: »Daar is iets van aan. Meneer, ik moet zelf zeggen, toen ik nog in Normandië was, bad ik meer tot onzen lieven Heer, maar hier in Lourdes bidden we meest alleen maar tot Maria."

Kan de heer Maaier er niet ^ inkomen, dat dit ons stuit7

Ten slotte nog dit.

Dat dé heer Maaier zich ten onrechte inbeeldt, alsof zulk een Schrituurlijke lof als wij in onze Kerstmeditatie aan Maria gaven onder Gereformeerden iets ongewoons zou zijn, kan genoegzaam blijken uit wat de Gereformeerde zanger, Ds. Revius van Deventer, te midden van de antipapistische felheid der 17e eeuw, ter eere van Maria zong.

In zijn Overijselsche zangen toch, uitgegeven te Deventer 1630, p. 184 leest men:

Gesegent is de maecht de croon van alle [raaechden, De tempel van Gods Zoon en wesentlijke [kracht, De schoone dageraet, waardoor ons nu [toelacht De Sonne daer so dick de vaderen naar [vraeghden. Gelukkig meer dan die die ooit den Heer [behaeghden. De suster van haar kint, de dochter van [haer dracht. De bruit van die se self ter werelt heeft [gebracht. Van wiens ontfangenis beid'Jaard' en hemel [waeghden. Welsaligh sijn voorwaer haer ongeraackte [borsten, Waernaer de Bronne zelfs des levens placht [te dorsten Welsalig' is de schoot daerin hij heeft gerust, Maer saligh bovenal sijn zulke die haar leven, Gelijk Maria deed, tot zijnen dienst begeven. En hebben in sijn Woord haei hertelijcke lust.

De dichterlijke waarde van dit stuk beoordeelen we nu niet. Alleen blijkt er uit, dat een nazingen van het Gelukzalig aan Maria, onder onze Gereformeerden, waarlijk niet ongewoon is.

De Heilige Schrift zingt ons hier voor.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Critiek in de Maasbode.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's