GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Bazuin somt Ds. Gispen de vele moeilijkheden op, waarmede het Calvinisme bij zijn weder-ontwaking, ook op kerkelijk gebied te worstelen heeft.

Zoo schrijft hij o. a.:

Het geheime of openlijke verzet tegen de doorwerking en toepassing der Gereformeerde beginselen, allereerst op het instituut der kerk, vindt ook, voor een goed deel, hierin zijn grond. Dat er onder den Gereformeerden naam velerlei ongereformeerde denkbeelden kunnen tieren, heeft de ondervinding der eeuwen geleerd, en leert de geschiedenis van den dag overvloedig. En reeds het vermoeden, dat men niet zijn eigen oordeel volgt, maar dat van een ander, is voor velen onverdragelijk. De illusie: ik volg mijn eigen oordeel, ik loop aan niemands leiband, is zeer machtig; niet alleen bij onkundigen, maar ook bij zulken, die door hun min of meer wetenschappelijke vorming, en de plaats die zij in de kerk of de maatschappij innemen, beteredingen zouden doen verwachten.

Sinds lang is beweerd, dat dit eigenlijk de kern van het Protestantisme is. De vrijheid van onderzoek, vrijheid van leer, vrijheid van beweging in elk opzicht. Komt men nu langs dezen weg toi de »vrije gedachte", dan zeggen de menschen weder; neen, zoo heb ik 't niet gemeend, dat gaat te ver. Wil dan de kerk bepalen, hoever die vrijheid gaan mag en moet, dan heet het weer: wij zijn niet Roomsch, wij laten ons door menschen niet voorschrijven, wat wij gelooven moeten, wij zwichten alleen voor Gods Woord; wij houden ons aan het Woord en niet aan menschen, hoe geleerd en knap ze ook zijn.

Zoo blijven we in bestendige agitatie, die voor sommigen plichtsbetrachting schijnt te zijn. En zoo wordt een eenigszins krachtige ontwikkeling van ons kerkelijk leven, en van het Gereformeerde kerkwezen in het algemeen, in de eerste plaats door de huisgenooten des geloofs gedwarsboomd, terwijl om ons heen het gansche land tegen ons is.

Zooals gij u herinneren zult, heeft onze laatstgehoudene Synode te Middelburg haar vertrouwen uitgesproken in den geestelijken arbeid der hoogleeraren aan de Vrije Universiteit en van de Theologische School te Kampen in zake de leer, en dat naar aanleiding van zekere bezwaren die uitgesproken werden, met name tegen de wijsgeerige grondgedachten en hare toepassing op de Theologiej door den hoogleeraar Kuyper. Die uitspraak der Synode heeft velen verblijd, anderen teleurgesteld; maar toch algemeen kalmte teweeggebracht, en de hoop doen herleven op een meer rustig voortbouwen aan den tempel des Heeren.

Het schijnt echter niet zoo te mogen zijn. Reeds nu wordt het vonkje weder aangeblazen en het vuurtje opgerakeld. Thans niet rechtstreeks tegen den hoogleeraar Kuyper, maar tegen de Synode, of naar aanleiding van de Synode, wier werk, het wordt met nadruk in herinnering gebracht, maar menschenwerk is.

Dit zijn echter verschijnselen, die op deze aarde wel zullen blijven. De richting, die op de vorige Synode te Dordrecht in de minderheid was, heeft zich toen ook niet onbetuigd gelaten in het uiten van ontevredenheid over de daar genomen besluiten. Wij moeten dus aan die verschijnselen geen beteekenis toekennen, die zij niet hebben.

Van kwader aard is echter, wat Ds. I. Contant heel uit Amerika in het Weekblad Gideon schrijft. Sprekende van een toekomstige Synode in Amerika, zegt ZEw. o.a. »Ik hoop echter, dat ik in hare handelingen niet zulke dwaze stukken lezen zal, als die op uwe Synode te Middelburg zijn vertoond. Een Synode toch die zich verlaagt, om haar vertrouwen in een mensch uit te spreken, heeft bij mij niet veel crediet of liever geen. Wat is dat nu toch voor een stuk! Is men dan in de Gereformeerde kerk in Nederland geheel blind geworden? Maar men zal daarvan te eeniger tijdje vruchten moeten plukken."

Ziedaar een Synode die haar vertrouwen uitspreekt m een mensch, een Gereformeerde kerk die met blindheid is geslagen, een Synode die stekjes geplant heeft, waarvan niet anders dan kwade vruchten kunnen voortkomen, die een stuk heeft gedaan, waarvoor Ds. Contant geen naam heeft!

Wat de uitwerking van zulke woorden op onze menschen die dit lezen, zijn moet, behoeven wij niet te gissen.

Ook wat Prof. Lindeboom in de Roeper schrijft, D naar aanleiding van het besluit der Synode, in zake het Bezwaarschrift van Bedum, is niet geschikt om i het wantrouwen en de onzekerheid onder het volk L te doen verminderen. Z.H.G. komt zelfs tot de zonderlinge conclusie, dat het beluit in zake Bedums C Bezwaarschrift niet is »een Synodale resolutie, maar k een tamelijk onbestemde en gansch ongemotiveerde t motie van vertrouwen van broederen, die leden der Synode waren."

Wat moeten de minkundigen, en die niet bij de behandeling der zaken op de Synode zijn tegenwoordig geweest, nu wel denken? Welke voorstelling moeten zij zich van eene Synode vormen? Hoe is het mogelijk, dat leden der Synode een ongemotiveerde motie als een besluit der Synode in de wereld kunnen brengen, en hoe kan.eene Synode bestaan en handelen zonder hare leden? Is er niet hoofdelijk en publiek over de zaak gestemd? Was de stemming niet eenparig? Of is er geknoeid ? Onwillekeurig moeten deze vragen oprijzen. En zij, die wel hun vertrouwen in Prof. Lindeboom, maar niet in zijne ambtgenooten willen uitspreken, moeten zij niet in hunne zielen geslingerd worden, en vragen, in welke toestanden worden wij toch door onze voorgangers gebracht?

Gelukkig gaan er ook andere stemmen van edeler klank en strekking op. Zoo besluit Ds. Bos vaxiBedian zijne bespreking van de Middelburgsche Synode, met deze woorden:

»Vele aangename herinneringen blijven ons van de Generale Synode te Middelburg achter. Met dankbaarheid denken wij aan Middelburg terug, en ij hopen van harte, dat wat daar gedaan is, ten egen zij. Wij doen niet mee aan den uitbundigen of over deze Synode. Het ergert ons zelfs een einig, dat er zijn die in het werk der Synode hun eigen werk prijzen; te meer als wij in aanmerking emen, hoe diezelfde broeders over de voorgaande ynode hebben geschreven. Nog eens. Wij danen onzen God voor het goede door Gods genade op de Synode te Middelburg gedaan; doch wij vergeten niet, dat het menschenwerk was, en wij gelooven tevens, dat het phcht blijft, over het beslotene aldaar niet alleen te jubelen, maar er tevens eens kalm over na te denken, biddende den Heere, dat Hij, wat schaden kan of onprofijtelijk mocht wezen, onder zijn genadig bestuur moge wegnemen en herstellen, tot heil van de Gereformeerde Kerken in Nederland, en tot eer zijns naams."

Zoo ziet ge, mijn vriend, hoe het evenwicht onder ons bewaard blijft, en ook hoe wij vooreerst nog geen gevaar loopen van te komen in keikhof-stilte.

Toch schijnt het alsof deze barensweeën Ds. Gispen soms bezorgdheid inboezemen voor het levensbehoud der moeder.

Hij merkt toch op:

Waren wij het allen met elkaar eens, en schaarden wij ons, met geoorloofde opoffering van eigen meening en geliefkoosde denkbeelden en voorstellingen, rondom het beginsel, dan zou het in practijk brengen der beginselen" minder zorge baren en minder moeilijkheden opleveren. Ma< ar er worden te veel splijt-zwammen onder het volk geworpen, om op een krachtig, kerkelijk bewustzijn en eendrachtig streven, in de naaste toekomst te hopen. En de schuld daarvan werpt de een op den ander; niemand erkent zijn eigen schuld.

Zoo is het in het politieke en in het kerkelijke.

Conciliante naturen worden door de sterkere geesten, zooveel mogelijk, afgemaakt en door het volk uitgefloten. En alzoo wordt een betere en schooner toekomst voor vaderland en kerk bereid, althans zoo hoopt men ze te bereiken.

Zij, die na ons leven en tot handelen geroepen zullen worden, zullen niet zooveel lijden als wij, wijl zij geen andere toestanden gekend hebben en in deze dingen zijn opgegroeid. De mensch went aan alles, en daardoor wordt het aardsche bestaan nog dragelijk.

Het schoone, frissche winterweder, dat we een paar dagen gehad hebben, is al voorbij. Het is weer storm, regen, nauwelijks daglicht; donkere dagen voor Kerstmis.

Maar op Kerstmis worden wij toch weder aan het Woord herinnerd: »Uw licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op."

En in dat Jicht zien wij het licht.

Nu, met dit slot wordt de pessimist weer de Bazuin uitgejaagd, om het geloofsoptimisme weer heerlijk, in de gemeenschap met onzen Heiland, te doen schitteren.

Ons dunkt, daar was ook waarlijk wel oorzaak voor.

We hebben, na de korte periode van gisting, .die we doorworstelden, onzen trouwen God en Vader reeds voor zoo onnoemelijk veel te danken.

Al ware het slechts hierover, dat het Gereformeerde wezen, dat dood en begraven heette, weer, naar aller getuigenis, opleeft, en leeft op een wijze die ons in het buitenland benijd wordt.

Ds. Gispen schrijft altoos naar het buitenland.

Laat hij er zijn vriend te Jeruzalem maar eens over hooren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's