GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkiezing in het kerkelijke.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De aanstelling van Ouderlingen en Diakenen heet thans gemeenlijk ybenoeming" ia onderscheiding van de t beroeping" der Dienaren.

Dit verschil beduidde aanvankelijk alleen, dat de Dienaar in den regel van elders moest geroepen worden, 'terwijl de Ouderling of Diaken genomen werd uit de eigen leden der gemeente.

Dit is geen voorschrift, want niets zou beletten tot Dienaar des Woords evenzoo een lid der gemeente te nemen, en feitelijk is dit voorgekomen, o. a. met proponenten, die na volbrachte studiën in hun vroegere kerk waren teruggekeerd, en daar werden bevestigd.

Toch is dit hooge uitzondering, omdat de kerken, indachtig aan Jezus' woord, dat een profeet niet geëerd is in zijn eigen vaderland, gemeenlijk zulke proponenten meden, en ten andere omdat de studiën buiten de oorspronkelijke woonplaats volbracht werden, en men veelal reeds naar elders een beroeping ontving, eer men zich weder onder zijn vroegeren kerkeraad had gesteld.

Dientengevolge zijn zulke aanstellingen van eigen leden der gemeente in het Dienarenambt uitzondering gebleven, en wijl roeping van elders regel was, is beroeping voor de aanstelling van Predikanten al weer het vaste woord geworden.

Intusschen zij er op gewezen, dat de Dordsche Kerkenordening dit onderscheid tusschen beroep en beroeping, voor wat het ambt aangaat, nog niet kent en zoowel bij de Dienaren als bij de Ouderlingen en Diakenen nog spreekt van: verkiesing. Want wel spreekt de D. K. in Art. S ook van beroeping, maar dan bepaaldelijk in dien engeren zin, dat onder ^ifr^^//; ? ^ verstaan worde: de aanstelling van Dienaren, die reeds elders Dienaren waren. Zoo toch staat er in den aanhef: Nopens die Dienaars, die nu allereerst in den Dienst des Woords zijnde, tot eene andere gemeente beroepen worden, zal desgelijke zoodanige beroeping enz.

Dit is alzoo heel iets anders, dan het thans in zwang zijnde onderscheid. Thans zegt ook een proponent: Ik heb twee, drie beroepen, terwijl naar de D. K. een beroeping alleen denkbaar is bij reeds gevestigde predikanten.

Toch zij hier opgemerkt, dat men in het Latijn gemeenlijk van vocatio spreekt, zoowel bij Ouderlingen (leerende en regeerende) als bij Diakenen, en dat vocatio het meest met ons woord roeping overeenkomt. In dien zin spreekt dan ook de eerste Vraag van het Bevestigingsformulier zoowel bij Dienaren des Woords, als bij Ouderlingen en Diakenen, van geroepen en beroepen, slechts met dit verschil, dat bij de Dienaren van geroepen en bij de Ouderlingen en Diakenen van^^roepen gesproken wordt. In deze Formulieren wordt deze uitdrukldng met opzet gebezigd, overmits in de eerste Vraag beide malen tevens op de roeping van Godswege gedoeld wordt. Maar toch lijdt het geen twijfel, of het gebruik van het Latijnsche woord vocatio heeft in een tijd toen de Predikanten nog voor een goed deel beter, in het Latijn dan in hun eigen moedertaal thuis waren, het meer in zwang komen van het woord beroeping, boven dat van verkiezing in de hand gewerkt.

Wat echter aan de D. K. nog ganschelijk vreemd was, is het onderscheiden gebruik van > beroeping" en ïbenoeming", om hierdoor gelijk dit thans maar al te zeer het geval is, de waardigheid van beide soort ambten te onderscheiden.

Thans verstaat men veelal nog wel, dat een Dienaar ook een roeping van Godswege noodig heeft, maar een Ouderling of Diaken wordt eenvoudig aangewezen en treedt als benoemd op, zonder dat bij zijn ambt van ernstiger opvatting sprake is.

Doch zoo was het vroeger niet.

Want wel wordt de inzetting ia beide soort ambten reeds in de D. K. uiteenloopend geregeld, en wordt de aanstelling van een Predikant onmiskenbaar als iets gewichtigers beschouwd, maar in hun soort worden ze nog niet onderscheiden.

De aanstelling van een Dienaar wordt als gewichtiger beschouwd, in zooverre er een vast-en bededag door Art. 4 wordt voorgeschreven, er een strenger onderzoek gelast wordt, en de approbatie van magistraatswege breeder wordt omschreven, ondenvijl de aanstelling van Ouderlingen en Diakenen eenvoudiger afloopt. Maar op zichzelf genomen worden de ambten nog in ééa adem genoemd, en ten principale voor beide, of zelfs voor alle drie, het gewone woord tverkiezing" gebezigd.

Dit neemt echter niet weg, dat de neiging, om het ambt van Dienaar min ot meer boven dat van den Ouderling of Diaken te verheffen ook in de aanwijzing zelve van het ambt hierdoor, dat de gemeente zelve, voor de verkiezing van eeö

Predikant, gelijk we een vorig mn.'' "• '', •: , 4 en 5 zagen, zoogoed als buitcKgesiüCcii i; i, maar bij de verkiezing van een Ouderling of Diaken, zeker meerder aandeel van macht ontving.

Ten deele lijkt het zelfs min of meer, alsof voor de Predikanten een soort getrapte verkiezing bedoeld was. Immers, de gemeente helpt feitelijk de Ouderlingen en Diakenen verkiezen, en deze, verkozen zijnde, verkiezen buiten de gemeente om, den Predikant.

Herinner u slechts wat in Art. 22 en 24 omtrent de aanstelling van Ouderlingen en Diakenen wordt voorgeschreven.

De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkeraads en der Diakenen verkoren worden; zoodat het naar de gelegenheid van een ieder Kerke vrij zal zijn, zoovele Ouderlingen als er van noode zijn aan de Gemeente voor te stellen, om van die zelve (ten ware dat er eenig beletsel voorviel) geapprobeerd en goed gekend zijnde, met openbare gebeden en süpulatiën bevestigd te worden; — of een dubbel getal, om het halve deel bij de Gemeente verkoren te worden, en op dezelfde wijze in den Dienst te bevestigen, volgens het Formulier daarvan zijnde.

Dezelfde wijze die van de Ouderlingen gezegd is, zal men ook onderhouden in de verkiezing, approbatie en bevestiging der Diakenen.

Tweeërlei wijze van doen wordt hier alzoo in het believen van den kerkeraad gesteld.

De ééne manier is, dat men, evenals bij de verkiezing van Predikanten, er de gemeente buiten laat, als kerkeraad benoemt buiten de gemeente om, en slechts pro forma daarna den verkozene van den predikstoel afkondigt. Alzoo hetzelfde wat in Art 5 voor de benoeming van Predikanten is voorgeschreven: i". Benoemmg door den kerkeraad, 2°, afkondiging aan de gemeente, 3°. bij inkoming van bezwaar beoordeeling van dat bezwaar door kerkeraad en classis, en daarna 4". bevestiging met stipulatie.

Maar naast deze eerste manier wordt tegelijkertijd de mogelijkheid opengelaten voor een tweede manier van verkiezing, daarin bestaande, dat de kerkeraad wel een voordracht aan de gemeente doet van een dubbeltal, maar dat de gemeente zelve verkiest.

Op dat verkiest moet in verband met het voorgaande volle nadruk worden gelegd. De verkiezing is de beslissende daad, en nu wordt in het tweede gedeelte van Art. 23 gesproken van »bij de gemeente verkoren te worden." De daad der verkiezing wordt hier dus feitelijk aan de gemeente gelaten, en de kerkeraad verkiest dan niet, maar draagt voor en bindt de gemeente aan die voordracht.

Het is wel zoo, dat de onderscheiding niet duidelijk is, en dat als kop op het artikel de algemeene formule staat: »De Ouderlingen zullen door het oordeel des kerkeraads en der Diakenen verkoren worden", maar te ontkennen valt toch niet, dat het slot van het artikel, hiermede in tegenspraak, feitelijk aan de gemeente het recht van verkiezing gunt, om aan den kerkeraad alleen het recht van voordracht en bevestiging te laten.

In zooverre nu de gemeente bij de aanstelling van een Dienaar des Woords slechts een meest zwijgende approbatie verkreeg, en bij de aanstelling van Ouderlingen en Diakenen een recht van verkiezing kon bezitten, blijkt hieruit, hoezeer men op de Dordsche Synode vooral voor veilige keuzen voor het leeraarsambt gewaakt heeft. Iets waarbij dan bovendien nog in rekening komt, dat de kerk bij de aanstelling van Ouderlingen en Diakenen vrijer was, omdat noch magistraat noch collator zich, anders dan bij zeer hooge uitzondering, met deze tweede soort benoemingen inliet.

Reeds toen was de Ouderling en de Diaken min of meer als een soort ondergeschikt ambtsdrager op den achtergrond getreden. De man om wien het te doen was, en op wien het aankwam, was niet de Ouderling, en niet de Diaken, maar A& Predikant.

Dat men aan de gemeente eenig meerder recht schonk bij het aanstellen van Ouderlingen en Diakenen vond alzoo zijn oorzaak niet in eerbiediging van de rechten der gemeente, maar hoofdzakelijk in de overweging, dat het er bij Ouderlingen en Diakenen minder op aankwam.

Door nu bij de aanstelling van Ouderlingen en Diakenen iets meer aan de gemeente toe te geven, verkreeg men te beter gelegenheid, om bij de aanstelling van Predikanten alle bevoegdheid aan den kerkeraad te houden.

Toch was ook dit meerder recht, dat men bij de aanstelling van ouderlingen en diaken aan de gemeente gunde, meer schijn dan wezen.

De gemeente nu verkoos, ja, maar niet vrijelijk. Immers de kerkeraad zou dubbeltallen voorstellen, en de gemeente zou noch die voordracht kunnen verwerpen noch buiten die voordracht om kunnen kiezen.

Bij voordracht moet tusschen drieërlei recht worden onderscheiden.

Er kan voordracht van een ander zijn, zoodat gij te kiezen hebt, maar dat ge daarbij het recht bezit, om eer het tot kiezen komt, die voordracht aan ie vidlen.

Het kan in de tweede plaats zijn, dat ge wel niet moogt aanvullen, maar dat ge het recht hebt, om te zeggen: »0p die voordracht staat niemand, dien ik kiezen kan", zoodat er een andere voordracht moet ge daan worden.

En eindelijk kan de voordracht bindend zijn, dat wil zeggen, dat ge noch moogt aanvullen noch de voordracht terugzenden, maar verplicht zijt, uit de gedane voordracht te kiezen.

Die derde soort voordracht maakt natuurlijk de verkiezing het minst vrij, en toch het was die derde soort voordracht, die Art. 22 voorschreef.

De kerkeraad droeg voor, en uit deze gedane voordracht, zooals ze daar lag, moest •i de gemeente het hahe deel kiezen. Uit tj-en vijf, uit 5; es drie, uit ïwee één. Maar altoos moest uit de gedane voordracht gekozen worden.

Slechts in zooverre had dit recht nóg enger kunnen zijn, dat de gemeente had te kiezen gehad niet uit »een dubbel getal, " gelijk er nu staat, maar uit »dubbeltallen".

Het onderscheid tusschen deze twee uitdrukkingen is dit, dat ge, als er drie ouderlingen te benoemen zijn, kunt voordragen, óf zóó dat er te kiezen is

A of B C of D E of F,

óf wel drie uit A, B, C, D, E, F.

Ia het eerste geval kunt ge, zoo ge A kiest niet tevens B kiezen, zoo ge D kiest niet tevens C enz. De keuze van A sluit dus B, de keuze van D sluit C uit.

In het tweede geval daarentegen zijt ge geheel vrij, om uit de 6 of 2 X 3 te kiezen wie ge v/ilt.

Art. 22 schrijft nu uitdrukkelijk voor, dat er een »dubbel getal" van zoovele »ouderlingen als er van noode zijn" aan de gemeente zal worden voorgesteld, en dat de gemeente uit dat»dubbele getal" het»halve deel" zal kiezen.

Het voorstellen van «dubbeltallen" is alzoo met dit artikel in strijd, en de kerkeraden, die dit nochtans deden, hebben het reeds zoo kleine recht der gemeente nogmaals ingekrompen en verkort.

Maar ook al houdt men nu vast aan het «dubbele getal", waaruit de gemeente shet halve deel" verkiest, zoo is het toch volkomen duidelijk, dat hiermede slechts één ding gewonnen is, t. w. dat de gemeente althans het recht erlangt, om de zittende leden niet te herkiezen.

Als er zes ouderlingen moeten aftreden, kan een kerkeraad op een voordracht niet meer dan zes der zittende ouderlingen, brengen, en moet er zes buiten-ambtelijke gemeenteleden op plaatsen, en erlangt alzoo de gemeente het recht, om de zittende leden te laten uitvallen.

Maar wat de gemeente ««> /kan uitwerken is, het brengen in een kerkeraad van mannen anderes geestes.

Dat snijdt elke bindende voordracht altoos af.

Doch hierover een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's