GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIII.

Eer we van het kerkgebouw afstappen, dient nog een woord gezegd te worden over de bij-lokalen.

Vooral bij ons klimaat zijn die onmisbaar.

In streken, waar men geen last van de koude heeft, kan bijna alles in het kerkgebouw zelf worden afgedaan.

Dan worden alle catcchisaticn in de kerk zelve gehouden, en heeft men geen afzonderlijk catechisaticlokaal noodig. Ook Zondagsscholen, voorzoover die nog noodig zijn, kan men dan in de kerk houden.

Zelfs de kerkeraadsvergaderingen vinden daar, zonder zweem van bezwaar, in de kerk zelve plaats, gelijk wij nu nog onze Generale Synoden bij voorkeur in het gebouw zelf houden. P3n dit kan, wijl het dan zomert.

Maar de koude is een harde mccsteressc, en maakt zoo iets al spoedig ondoenlijk.

Want wel kan men des Zondags, gelijk het behoort, deze koude breken door het plaatsen van kachels of door het aanbrengen van een calorifer, maar het gcheele gebouw te verwarmen voor een kleine bijeenkomst van kerkcraadslcden of catechisanten zou geld wegwerpen zijn.

En de koude te trotseercn, en in het onverwarmde gebouw saam te komen, als de bloemen op de glazen staan, is wel heldhaftig, maar ongeoorloofd. Daar lijdt de gezondheid onder, en in zoo ongezellig samenzijn vordert men niet.

Warmte vereenigt, koude scheidt, en wat men bij al zulke samenkomsten juist noodig heeft, is aaneensluiting.

• Vandaar de al spoedig gevoelde noodzakelijkheid, om behalve de ccnc groote vergaderzaal, die we kerk noemen, nog een of meer kleinere lokalen er bij te bouwen.

De grootte der gemeente wijst hier uit, hoevele van zulke bijlokalen er zijn zullen.

In zeer kleine gemeenten doet men dit met één bijlokaal af. In zeer groote heeft men een kostershuis, een kerkeraadskamcr, een diaconiekamcr, een tclkamcr voor collectanten, een' doopkamcr, catechisatickamers enz.

Ook op deze bij lokalen nu dient meer dan dusver de aandacht te worden gevestigd.

Veelal heeft men ze slordig behandeld.

Als er maar zoo'n soort lokaaltje was, donker, muf, ongezellig en stug, was men tevreden.

Daar moest dan gecatechiseerd worden, en kerkeraad worden gehouden, maar reeds bij het eerste binnenkomen, kreeg menden indruk, dat er weer uit te komen, winst zou zijn.

De vergaderingen van den kerkeraad maakte men dan ook zoo kort mogelijk.

Men zat er zoo onhuislijk. Om een kleine gewone tafel op ongemakkclijken stoel. En daarom hoe eer men er weer uit was, hoc beter.

Dit nu mag niet.

Die onooglijke lokaaltjes ontstemmen, en zijn maar al te vaak oorzaak geworden van zeer verkeerde besluiten en bittere woorden.

Men moet ccn vergadering aangenaam weten te stemmen; men moet in zulk ccn vergadering zich tot elkander aangetrokken gevoelen; het geheel moet tot vergaderen uitnoodigcn. Het moet u iets kosten om het lokaal weer uit te gaan.

Dit doel nu kan bereikt worden door den vorm dien men voor het lokaal kiest, door de wijze waarop men licht aanbrengt, door het zorgen voor een goede, ruime, met groen laken gedekte tafel, door het aanbrengen van stoelen met leuningen, door te zorgen voor goede ventilatie, door de kleuren en ornamenten met zorg te kiezen, en door den indruk te geven, dat men hier werkelijk in een kerkelijke vergaderzaal komt te zitten.

Natuurlijk moet ook hier met de kosten worden gerekend, maar aan kosten scheelt het zooveel niet, of men met smaak of smakeloos werkt, en eenige kosten is het doen harmonieeren van zaal en vergadering wel waard.

Of men voor de zeven a acht stoelen die men meestal voor den kerkeraad noodig heeft, gewone matten stoelen van ƒ 2.50, of leuningstoelen van ƒ 6 neemt, geeft geen meerder verschil dan van even ƒ25. Zulke goede stoelen gaan minstens 25 jaren mee.

En al die meerdere kosten komen dus ongeveer op /1 per jaar.

De kosten deden het hier dan ook niet.

Het was meer dat men er niet op dacht, en niet het belang inzag van het lokaal goed en deugdelijk en prettig in te richten.

We kennen zelfs kerkeraadskamers, waar men nog aldoor vergadert op een steenen vloer.

Van niet minder belang is het te zorgen voor goede Catechisatiekamers.

Ook die lieten dusver, tot groote schade voor de kerk, maar al te zeer te wenschen over.

Nu hinderde dit vroeger zoo niet, omdat men in vroeger eeuwen aan minder comfort gewoon was, en de kinderen op school ook vaak in lokalen zaten, die meer aan een stal dan aan een schoollokaal deden denken.

Maar de tijden zijn veranderd.

De schoolgebouwen zijn thans veelszins prachtgebouwen geworden. De kinderen hebben het er veel netter, beter en sierlijker dan thuis. Op school is alles in orde, goed verzorgd, net ingericht, goed in de verf, gemakkelijk bij het zitten door keurige banken.

En terwijl nu onze kinderen op school aan zulk een netheid en frischheid gewend zijn, geeft men hun voor de catechisatie nog maar al te vaak een geheel smakeloos lokaal, soms muf en duf, en plaatst ze daaf op stoelen en banken, in een manier die alle denkbeeld van goede orde uitsluit. Ook de hulpmiddelen voor het onderwijs, die op school zoo uitnemend zijn en niets te wenschen overlaten, zijn in het catechisatie-lokaal meest hoogst gebrekkig. Een orgel, om saam te zingen, is er meest niet. Niet zelden laat zelfs het licht heel wat te wenschen over. En de verhouding tusschen de kubieke ruimte en het aantal catechisanten is vaak zoo onevenredig, dat de lucht er ongenietelijk wordt, en alle frischheid ontbreekt.

Gelooft men nu niet met ons, dat dit schadelijk werken moet? Dat dit op de kinderen den indruk moet maken, dat het schoolonderwijs veel gewichtiger, en die catechisatie maar bijzaak is.'

Vergeet niet, meestal catechiseert men maar één uur in de week. Dit is toch al zoo uiterst weinig. En als nu dat céne uur nog een zoo fatalen indruk achterlaat door de ongenoegzaamheid en de achterlijkheid van het lokaal, waant men dan waarlijk dat dit geen invloed heeft op het onderwijs zelf.'

Zelfs van den predikant zouden we durven beweren, dat hij veel beter zal calechiseeren in een frisch en goed ingericht lokaal, dan in een ruimte die meer op een hok gelijkt.

Waar nu in den regel eenzelfde lokaal dienst doet én voor de vergaderingen van den kerkeraad, én voor het houden der catechisatie, springt het toch in het oog, van hoe groot en overwegend belang het is, aan den goeden bouw en de behoorlijke inrichting van dit bij lokaal meer dan dusver zorg te wijden. Iets waar te eer en te meer op mag worden aangedrongen, omdat het maken van zulk een lokaal een meter hooger b. v. betrekkelijk o, zoo weinig kost, en men met eenigen goeden wil, zeer wel in elke gemeente een goed, geschikt lokaal hebben of bekomen kan.

Zelfs weegt dit belang bij ons zoo zwaar, dat we kerken die dusver zich met een ongeschikt lokaal behielpen, niet dringend genoeg raden kunnen, hierin verbetering te brengen. Niet alleen kerken, die nu pas bouwen gaan, dienen hier toe te zien, maar ook kerken die reeds een lokaal bezitten, hebben zich de vraag te stellen, of het zóó als het is, dienen kan.

Vergeet niet, veel predikanten hebben juist omdat die lokalen zoo slecht zijn, zich aangewend „aan huis te catechiseeren, " en hoe goed dit ook bedoeld zij, toch breekt het de kerk af, en bevordert het verkeerde denkbeeld, alsof de predikanten personen zijn, die persoonlijke kringetjes om zich verzamelen.

Al wat vanwege de kerk uitgaat, moet aan het kerkgebouw verbonden blijven.

Telkens moet men weer naar de kerk toe.

Een ieder moet weten, dat ook de catechisatie niet iets privaats van den prediker, maar een zaak der kerk is, waardoor de kerk haar leden van den heiligen Doop naar het heilig Avondmaal brengt.

Over de andere bijlokalen niet. spreken we

Kosterswoning, doopkamer, telkamer, wachtkamer en zooveel meer staan niet rechtstreeks met het wezen der kerk in verband. Ook worden deze overige bijlokalen alleen in grootere steden gevonden, en richten zich dan naar de behoefte.

Maar wel dient de vraag nog overwogen, waar zulke bijlokalen te plaatsen zijn.

Wie op den Dam te Amsterdam de wijze ziet, waarop men daar een kerkeraadskamer dwars voor het kerkgebouw der Nieuwe kerk zelf geplaatst heeft, zal toestemmen, dat dit wansmaak is, en we zijn er dan ook zeker van, dat de Hervormden zelven niets liever wenschen, dan dat ze dit gebouw vervormen of verplaatsen konden.

Veel bijlokaaltjes buiten aan het gebouw aangebracht zullen er in den regel den indruk niet van verhoogen, en laten er zich moeilijk aan passen.

In het grondplan van kerkbouw, waarop wij zinspeelden daarentegen zou de noodige ruimte voor deze bij lokalen vanzelf te vinden zijn, zijwaarts aan de beide kanten van het boogsgewijs ingerichte platform, en wat de kleine lokalen betreft vlak achter den voorgevel, die altoos door de dubbele deur en de trappen, op zekeren afstand van het eigenlijke lokaal zal komen te staan.

In Engeland heeft men ook wel een giheel anderen weg ingeslagen, en het kerkgebouw zelf, voor wat de groote vergaderzaal betreft, een paar meter uit den grond opgetrokken, een meter in den grond gegraven, en zoodoende een groote locahteit onder heel het gebouw doorloopende verkregen, die ruimte, en overvloedige ruimte aanbood voor alle behoeften.

Daar dan in den voorgevel vanzelf een breede hooge trap moet komen, die twee meter uit den grond gaat, geeft dit gelegenheid, om het gebouw sterk-sprekend en indrukwekkend te maken, en de ruimte waarover men beschikt wordt er door verdubbeld.

Dit is echter onuitvoerbaar als het gebouw niet zeer groote afmetingen heeft.

Twee meter uit den grond kan men niet gaan, zoo het gebouw niet forsch breed en zeer hoog is.

Al geven we dus toe, dat deze wijze van bouwen der bij lokalen het meest verkieslijk ware, toch betwijfelen wc, of het in den regel doelmatig zal blijken, én mogelijk zal zijn.

Doch genoeg, zoo maar ons doel bereikt is, om op de beteekenis en het gewicht van een goede kerkcraadskamer en een goed catechisatie-lokaal meer dan dusver de aandacht te vestigen.

Wat in loco hiervoor doenlijk is, kan alleen op de plaats zelf, met het bestek voor zich, blijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1898

De Heraut | 4 Pagina's