GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We komen thans tot het dusgenaamde Vottim, wijl het dit votum is, waarmee de vergadering der geloovigen wordt geopend.

Het is het eerste woord, dat plechtiglijk uitgaat, om op het samenzijn het heilig stempel te drukken.

Juist dit karakter van het votum toont, hoe in strijd met alle Liturgiek het was, dat men langen tijd de praelectuur uit de Heilige Schrift, van de Wet en van de XII geloofsartikelen vaak deed plaatsgrijpen, en zelfs de gemeente in het hed haar lof en smeeking Gode liet opdragen, om eerst daarna, als de Dienaar van den kansel begon, het votum te laten volgen.

Een votum als hier bedoeld is, kan niet volgen, maar moet voorafgaan. Het begin kan niet na iets anders komen. En toch deed zich hier het geval voor, dat hetgeen rechtstreeks en regelrecht Gods Woord was zonder votum werd afgedaan, en dat eerst als de prediker begon, wiens woord het Woord Gods alleen uitleggen, betuigen en toepassen kan, het woord van plechtige wijding noodzakelijk werd gekeurd.

Natuurlijk heeft men dit niet zoo bedoeld; men heeft er niet aan gedacht zoo oneerbiedige tegenstelling te maken; ook lag het niet aan den predikant dat het hiertoe kwam, maar meer aan een onwillekeurigen gang van zaken. Men wilde iets doen om de saamgekomenen, zoolang de Dienaar er nog niet was, toch stichtelijk bezig te houden. Daarom en daarom alleen las men. En men vond dit te meer goed in de eerste tijden, toen nog slechts enkelen zelven een Bijbel bezaten, en de meesten in de Schrift nog zoozeer vreemdelingen waren. En zoo is men van het Schrift-lezen op het lezen der Wet, en daarna op het „opgeven van een versje" gekomen.

Ons schrijven bedoelt dus allerminst een verwijt; of het moest een verwijt zijn, dat schrijver dezes allereerst tot zichzelven had te richten. Immers gedurende zijn eigen bediening heeft hij nooit rechtstreeks tegen deze verkeerde gewoonte geprotesteerd.

Ook vergete men niet, dat de predikant, die pas binnenkomt, als een en ander ten einde loopt, slechts voor een zeer gering deel den indruk ontvangt van het onregelmatige, dat in deze onoordeelkundige practijk schuilt.

Gelukkig mag men intusschen zeggen, dat het hier één van die quaestiën geldt, waarop men slechts even met den vinger behoeft te wijzen, om aanstonds van schier aller instemming met de noodzakelijkheid, om hierin wijziging te brengen, zeker te zijn.

De vraag, wie het votum doen zal, alsook de vraag of de predikant reeds bij het lezen tegenwoordig behoort te zijn, ruste daarbij voorshands. Wat we nu nog alleen bespreken is, dat het votum het begin moet zijn van al wat op den dienst betrekking heeft, en hieraan zou reeds voldaan zijn, indien hij, die voorlas, aan zijn lezen het uitspreken van het vottcm liet voorafgaan. En mits men maar voor dit votum een vasten vorm voorschrijve en het, naar zijn aard, uit hoogstens één korten volzin doe bestaan, is er ter wereld geen reden denkbaar, waarom niet een ander dan een predikant, zulk een votum zou kunnen uitspreken.

Niet natuurlijk om straks den predikant een tweede votum te laten uitspreken. Een begin kan er maar eens zijn, en een tweede votum zou dus geen zin hebben.

Nu zeggen we daarom niet, dat het votum door een ander moet uitgesproken. We gaan alleen zoover van te stellen, dat het ook door een ander kan uitgesproken worden, en dat, dewijl dit kan, er nooit en nimmer eenige bedenking tegen kan rijzen, om het uitspreken van het votum aan de voorlezing uit de Heilige Schrift te doen voorafgaan.

Doch dit handhaven we dan ook stelliglijk en in den meest volstrekten zin, en deze wijziging althans kan zonder verwijl, in alle kerken, worden aangebracht, ook zonder dat over één der andere quaestiën, die hier mede saamhangen, beslist wordt.

Het gaat niet aan de voorlezing der Schrift buiten den dienst te sluiten, en evenmin gaat het aan, den dienst zonder vottim te laten beginnen.

Wat men wel invoerde, om den predikant eerst het votum te laten uitspreken, en dan den voorlezer te laten lezen, is intusschen weinig rationeel. Dit toch zou den schijn geven, alsof het votum uit te spreken gewichtiger daad ware, dan de voorlezing der Heilige Schrift in het midden der gemeente, zoodat alleen een predikant het votum kon doen, maar nu voorts de lezing uit de Heilige Schrift, als iets van minder gewicht en ondergeschikt aanbelang, overliet aan den voorlezer. Iets wat, vooral waar men buitenambtelijke personen laat voorlezen, schril uitkomt.

Te meer waar de lezing door een Opziener der gemeente geschiedt, vervalt dus elk bezwaar, om het votum door hem, die de lezing uit de Schrift zal doen, eer hij begint, zelven te laten uitspreken.

Wat nu het te kiezen votum betreft, zoo gebruikten onze vaderen, en schreef zelfs één van onze oude synoden voor. Psalm 124 : 8, of de woorden: Onze hulpe is in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft". Veelal met de kleine variatie, dat gezegd werd: Onze hulpe sta in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft."

Daarnaast kwam een tijdlang in gebruik te zeggen: Ons begin zij in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes", terwijl anderen weer een verbreeding van dezen gedachte ten beste gaven, b. V. ontleend aan Openb, i : 4 v.v.

Nu is eenparigheid hierin zeer zeker gewenscht. De Gemeente moet niet eerst bij het hooren der woorden, en naar gelang de zin voltooid wordt, te weten komen wat er gezegd wordt. Het moet een kort woord zijn, dat ieder vanzelf op de lippen heeft, en als in stilte voó'r zichzelven uitspreekt, en dat voor allen en in aller naam wordt uitgesproken door wie voorgaat.

De gedachte was dus volkomen juist, toen de Synode van Dordrecht (1574) de woorden uit Psalm 124 : 8 als votum voorschreef. Dat de besluiten van deze Synode niet overal gevolgd zijn, was gevolg niet van Nederlandsche, maar van Engelsche toestanden.

Actie wekt reactie.

En toen nu in de Engelsche Staatskerk Cramner tegen het stellig advies van a Lasco een breede, overdreven en bedenkelijke liturgie invoerde, die het gevaar met zich bracht van, gelijk a Lasco waarschuwde, en de uitkomst maar al te droef bevestigd heeft, naar allerlei Roomsch ritueel terug te leiden, was het zeer natuurlijk dat de Engelsche Presbyterianen in het andere uiterste oversloegen, en fel tegen elk formulier en elk formeel gebed zich aankantten. a Lasco deed dit niet. Zijn Liturgie, die nog overig is, is zelfs tamelijk breed en is als zoodanig door hem in de vluchtelingengemeente uit ons vaderland, die zich te Londen onder Eduard VI gevestigd had, ingevoerd en jaren lang gebruikt.

Toch was ten slotte de invloed van de Engelsche Presbyterianen hier sterker, dan het gezag van den reformator onzer vreemdelingengemeente te Londen, en het is uit de geschriften van deze Engelsche Presbyterianen, dat de eenzijdige spiritualistische tegenzin tegen alle formuleering van den dienst er bij ons inkwam, en zulks niettegenstaande er hier te lande niet het minste gevaar voor puse'isme bestond.

Niemand mag daarom zeggen, dat het voorschrijven van zulk een vast votimi, tegen de Gereformeerde beginselen zou indruischen. Wie dat beweerde, zou al onze kerken, die op de Synode te Dordrecht saam waren, en a Lasco, den held onzer vluchtelingcngemeente, voor on-Gereformeerd verklaren.

Alleen ga men met bezadigheid te werk.

Predikanten, die jaren lang zich aan een ander votum gewend hebben, doe men geen moeite aan. Die genegen is, zal wel uit eigen beweging volgen. Maar overigens eerbiedige men htm verleden. Toen zij optraden bestond er geen voorschrift. Toen waren zij dus in hun volle recht, met zelf te kiezen. En ieder hunner koos naar zijn beste inzicht. Doch juist daarom mist men dan nu ook het recht, hen thans, tenzij ze het geheel vrijwillig en naar eigen beter overtuiging doen, met hun verleden te doen breken.

Haastige hervormers bederven altoos de toekomst. Alleen wie bezadigd optreedt, mag voor de toekomst op beteren invloed hope bouwen.

Komen nu de kerken nogmaals tot keuze, dan pleit er veel voor, om bij het oude votum te blijven. Niet omdat het in het Oude Testament, maar omdat het in de Scftrift gevonden wordt; iets wat met het andere veel gebruikte votum niet het geval is.

Er ligt iets aantrekkelijks in, om voor zoo plechtig woord iets te nemen, dat letterlijk zoo in de Heilige Schrift voorkomt.

Hooger wijding kan een votum niet bezitten. En wel is het waar, dat ook het breedere uit Openbaringen i evenzoo in de Schrift voorkomt, maar dit votum heeft het bezwaar tegen zich, dat het als votum te lang is.

Een votum van drie volle verzen, waaronder een van 36 woorden, en dat in zijn geheel 86 woorden omvat, is te uitgebreid, en daarom niet overeenkomstig den aard van zulk een vottim, dat naar zijn natuur kort, zeer kort moet zijn.

Een votum toch, en dit houde men wel in het oog, is geen gebed, maar een plechtige verklaring.

Bij een gewone vergadering doet elke voorzitter soortgelijke verklaring, als hij zegt: Ik open de vergadering.

Zulk een verklaring in een gewone samenkomst is niet maar een ijdel woord, maar een noodige daad, die op eenmaal het eerst losse saamzijn omzet in een geordende verga-Vóór die verklaring heeft niemand der aanwezigen eenig gezag over den ander en vindt het reglement van orde geen toepassing. Maar is die verklaring eenmaal uitgesproken, dan heeft daardoor het saamzijn het karakter van een vergadering aangenomen, staan al de aanwezigen onder de autoriteit van den voorzitter, geldt ten opzichte van een iegelijk het reglement van orde, en mag niemand spreken zonder verlof.

Wat men ook van te voren saam spreken mocht is zonder beteekenis; maar is eenmaal gezegd : „Ik open de vergadering", dan is elk woord dat gesproken wordt een deel der handeling en is men in staat om beslissingen en besluiten te nemen.

Dit wordt natuurlijk niet gezegd, alsof het votum met het „ik open de vergadering" op één lijn stond, maar om voor wie het nog niet wist voelbaar te maken, wat hooge .beteekenis in het votum ligt.

Slechts bij derde van vergelijking kan men het votum met zulk zeggen vergelijken.

Maar is het nu reeds duidelijk van welk gewicht reeds in een gewoon saamzijn zulk een verklaring van den voorzitter is, dan kan men daarnaar afmeten, van hoeveel hooger gewicht nog de daarmee overeenkomende verklaring is, waarmee de „vergadering der geloovigen" geopend wordt.

Het komt er dus maar op aan wel in te zien, dat het votum volstrekt niet een ^^i^^^ en veel minder nog een los en ijdel woord is, om maar iets te zeggen, maar dat het votum een plechtige verklaring is, waardoor de vooraf slechts verzamelde geloovigen eerst dan „de vergadering van geloovigen" worden. Vóór het votum zijn ér wel geloovige

personen saam, maar is er geen vergadering.

Die vergadering ontstaat eerst als het votum wordt uitgesproken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

De Heraut | 4 Pagina's