GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ineengroeiïng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ineengroeiïng.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 10 Maart 1899.

II.

Eenheid van theologische studie wordt gewenscht", de tweeheid, die bestaat te bestendigen, acht én Dr. Bavinck én de Heraut met hem in hooge mate bedenkelijk. Maar welk soort van eenheid?

Als ik a en ^ heb, is drieërlei eenheid denkbaar. Of door b weg te nemen, zoodat ge alleen a overhoudt. Of omgekeerd door a weg te laten zinken, zoodat ge alleen b laat staan. Of wel door a t.^ b beide te laten bestaan, maar ze zoo te verbinden en te vereenigen, dat ge als resultaat krijgt: a + b.

Is" nu a de theologische faculteit der Vrije Universiteit, en b de Kerkelijke school, dan komt dat op deze drieërlei mogelijkheid neer:

i". dat de Kerkelijke school wegvalt en alleen de theologische Universitaire faculteit overblijft;

2". dat de Universitaire faculteit wordt opgeruimd, en alleen de Kerkelijke school overblijft;

en 30. dat beide, de Universitaire faculteit en de Kerkelijke school met elkander in verband worden gezet.

Nu verwijst. Dr. Bavinck (bl. 46) er zeer terecht naar, dat ook de Heraut zich zeer beslist tegen de eerste mogelijkheid heeft uitgesproken. Dat de kerken ook hazrerzijds eene Theologische School behooren in stand te houden, is op zóó beslisten toon door ons erkend, dat we verklaarden, er onzerzijds ook dan nog voor te zullen opkomen, zoo alle overigen haar willen prijs geven.

Volkomen waar. Zoo sprak de Heraut in '93, en zoo spreekt ze nog. De vraag is maar: Deden we dit met het oog op de tweede of op de derde mogelijkheid?

We verklaarden er ons tegen, dat de Kerkelijke schooi zou wegvallen. Ongetwijield, maar deden we dit, om te komen tot de tweede mogelijkheid, d. w. z. om de Universitaire faculteit te laten wegvallen, of wel, heel anders, ten einde te geraken tot a - f b, d. i. tot verbinding van die Kerkelijke school met de Universitaire faculteit?

En dan is het antwoord niet aan twijfel onderhevig.

Ziehier toch wat we schreven in het door Dr. Bavinck aangehaalde artikel:

De kerken mogen ook naar onze overtuiging de opleiding tot den Dienst des Wooids niet uitsluitend in handen laten van de wetenschap. Koti dit, het zou het meest gewenschte zijn, want de kerk zal altoos op moeilijkheden stuiten, als ze zelve de hand aan den ploeg slaat. Maar het kan niet. De aan zichzelf overgelaten wetenschap is daartoe niet genoeg betrouwbaar. P2r werken in de wetenschap, en ook in de wetenschap der Theologie, te verleidelijke factoren, die zoo licht tot kwade resultaten leiden. Daaraan nu mogen de kerken niet gewaagd worden. En uit dien hoofde zijn ze niet verantwoord, zoolang ze zonder veiligheidsklep, zonder eenigen waarborg, zonder middel van verweer, zich geheel en uitsluitend van de vrije wetenschap voor den Dienst des Woords afhankelijk stellen.

In deze overweging, en hierin alleen, wortelt voor de kerken de noodzakelijkheid, om een eigen inrichting in stand te houden, en dan natuurlijk een tigen inrichting in dien zin, dat ze architectonisch volkomen zelfstandig zij en stoele op eigen wortel. Anders toch leunt ze tegen buurman, en valt als het huis van buurman valt, ongemerkt meê.

De broederen die een anderen grond voor deze „eigen inrichting" daarin zochten, dat Christus de Theologie aan de kerk had toevertrouwd, hebben zich hierin, volkomen te goeder trouw, metterdaad vergist, en uit dien hoofde hun pleidooi ook uit een verkeerd uitgangspunt gevoerd. Dit stippen we nu slechts aan, later kan het breeder toegelicht. Encyclopaedische quaesties zijn uiterst ingewikkeld, en blijkbaar hadden, wie dit standpunt poogden in te nemen, de gevolgen niet overzien.

Maar in het noodwendig bezit van een concurreerend en controleerend middel tot verweer tegen de gevaren, waaraan alle wetenschap en ook de wetenschap der Theologie blootstelt, ligt voor de „eigen inrichting" dan ook zulk een vaste grondslag, dat de broederen zelven, bij meer nadenken, zullen inzien, dat ze hiermee veel vaster staan.

Niet, men versta ons wel, alsof een seminarie (want dat is feitelijk dan onze Theologische School) waarborg in zichzelf droeg. Integendeel, schier alle orthodoxe seminariën in Zwitserland en Schotland zijn afgeweken, en dan natuurlijk wordt het bederf dat hiervan in de kerken uitgaat, nog veel bedenkelijker. Maar, deze seminariën misten weer de concurrentie en de controle van de universiteit.

Juist daarom ligt in de combinatie van deze beide onzes erachtens de beste waarborg voor de kerken, de hoogste waarborg die in den weg der middelen, is.

Alleen een Theologische School, zonder Universiteit, ware voor de Christelijke Gereformeerde kerk een uiterst gevaarlijke positie. Alleen het gebruik van een Universiteit, zonder concurreerend en controleerend Seminarie was voor de Nederduitsch Gereformeerde kerken hoogst bedenkelijk, we zeggen niet nu, maar bij wisseling van personeel. En dat uit de vereeniging dezer beide groepen een toestand ontstaan is, die ons én het gebruik van de Universiteit én een Theologische School geeft, is metterdaad al wat we wenschen konden.

Een reeds tamelijk scherpbelijnde uiteenzetting, die ten slotte nog aldus verscherpt werd:

Juist omdat ze op ons standpunt dienst moet doen als brandspuit, zoo de Universiteit ooit brand in de kerken deed ontstaan, moeten wij er wel den hoogsten prijs op stellen, dat deze brandspuit c. q. bluschkracht bezitte, en om dit doel te bereiken, flink in orde zij.

Hieruit volgt, dat uit onze verklaring omtrent de onmisbaarheid der Kerkelijke school nooit eenige gevolgtrekking mag worden afgeleid ten gunste van een uitsluitend gebruik van zoodanige school.

Reeds het enkele beeld van de brandsptdt is hier beslissend. Zoolang het gebouw van de fabriek er staat, heeft de brandspuit, die in geval van brand dienst moet doen, reden van bestaan. Maar niemand zal zeggen: Breek desnoods het gebouw zelf af en houd alleen de brandspuit over.

Nu gaan we op dit beeld niet verder in. Gelijk elk beeld gaat het slechts in zijn derde van vergelijking door. En stellig is er nooit meè bedoeld, wat een enkele er in las, alsof we de Theologische School „als niets dan zulk een brandspuit" beschouwden.

De klem school alleen in dit derde van vergelijking: dat evenals de noodzakelijkheid om een brandweer te hebben, ligt in het brandgevaar dat rijzen kan, zoo ook de noodzakelijkheid om een Theologische school in stand te houden, schuilt in het brandgevaar dat een Universitaire faculteit kan opleveren.

Dat we hierop in dit verband er nogmaals nadruk leggen, strekt dan ook alleen, om wel te doen uitkomen, dat ons sterke opkomen voor de onmisbaarheid der Theologische school nooit zoo mag of kan worden uitgelegd, alsof wij ooit het hebben van niets dan een Theologische school zouden verdedigd hebben.

Ons standpunt was en is: Ge hebt beide noodig, en juist alleen in de verbinding van beide ligt uw waarborg voor de toekomst.

Ons uitgangspunt was, dat we, staande voor de tegenstelling tusschen Universitaire en Seminaristische opleiding, zonder zweem van aarzelen kozen voor de Universitaire.

Maar ook wat de kerken aangaat, spraken we uit, dat deze het niet uitsluitend op de Universitaire opleiding konden of mochten laten aankomen.

Sloop toch in zulk een Universitaire op. leiding giftige ketterij in, dan zou de Universiteit de kerken meêsleepen, en de kerken zouden tegenover dat dreigend gevaar weerloos staan. Niet alsof zoo giftige ketterij niet evengoed in de Theologische school kon opkomen. Zie maar eens wat er in ons eigen land van de Doopsgezinde, Luthersche en Remonstrantsche Theologische school is terecht gekomen, en denk voor buiten af maar aan Lausanne, en aan het overloopen naar den Ethischen kant eerst, en straks naar den Modernen, van zoo menige Theologische school in Engeland.

Voor dit gevaar staan beide bloot, zoowel de Theologische school als de Universitaire' faculteit. En dit nu zoo zijnde, ligt de hoogste waarborg dien wij menschen bereiken kunnen hierin, dat we, door beide te accepteeren, onze goede kansen voor de toekomst, altoos voor zoover aan onze menschelijke handeling hangt, verdubbelen.

Het woord „eenheid" mag hier niet misleiden.

Tweeheid van opleiding en tweeheid van school is volstrekt niet hetzelfde. Er kan tweeheid van opleiding zijn aan eenzelfde inrichting. Zoo was het b. v. toen nog voor kort te Leiden b.v. mannen als Kuenen en Gunning naast elkander doceerden. Maar ook kan er eenheid van opleiding aan twee onder.scheiden inrichtingen bestaan, bijaldien eenzelfde student van beide inrichtingen gebruik maakt, en beide inrichtingen hem opleiden in eenzelfden geest.

Uit de leus, die ook ons uit het hart weerklinkt: Maak een einde aan de gedeelde opleiding! volgt alzoo nog in het minst niet, dat er opleiding aan slechts ééne school zou moeten wezen. In Duitschland is voor één en denzelfden student het volgen van de lessen aan meerdere Universiteiten zelfs regel.

Even beslist als we tegen gedeelde opleiding kozen, even stellig spraken we ons dan ook voor tiveeërlei inrichting uit, en de vraag waarop de Heraut antwoord zocht, was nooit: Moet de Universitaire faculteit afgeschaft, of de Theologische school worden opgeheven? maar heel anders: Op wat wijs kunt ge beide zóó in stand houden, dat de gedeeldheid uit de opleiding zelve verdwijnt?

Tweeheid van inrichting was voor ons juist eisch. Juist in die tweeheid van inrichting lag voor ons de waarborg. En juist om dien waarborg te bezitten, eischten we als veiligheidsmaatregel, het duurzaam bestaan van een Kerkelijke school, wier optreden op zichzelf 7iiet uit het theologisch beginsel is af te leiden.

Oók een kerkelijke school, en zulks uit beginsel.

Mits wel te verstaan, niet uit theologisch of paedagogisch beginsel, maar uit beginsel van zelf beveiliging.

De vraag of Dr. Bavincks voorslag met dit ons standpunt te rijmen is, bespreken we nu nog niet.

Gelijk hij zelf zegt, rust zijn voorslag op een compromis, en bij een compromis moet men nooit te vluchtig oordeelen. Bij een compromis toch komt het aan op nauwkeurig bezien i". van de beweringen der beide partijen tusschen welke het compromis zal gesloten worden, en 2". van de feitelijke gegevens, die, over en weer, aan elk der beide partijen gelaten worden.

Dit artikel had uitsluitend ten doel, duidelijk in herinnering te brengen, dat men zich op ons pleidooi voor de noodzakelijkheid van een Theologische School nooit anders beroepen mag, dan bij de onderstelling dat er allereerst een Universitaire Theologische Faculteit zij, en dat de Theologische School dienst doe, om de gevaren af te vs'enden, die uit deze faculteit voor de kerken konden opkomen.

Ons s andpunt was nooit, de ééne of de andere inrichting in de andere opsmelten of oplossen, maar, heel anders, beide ineen laten groeien, zoodat waar tweeërlei wortel bleef, de eenheid in de kroon uitkwam.

Vandaar onze titel: Ineengroeiïitg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Ineengroeiïng.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's