GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDELIJDEN.

IV.

Tot het gezin van den gevangenbewaarder behoorde ook een dochter, een vriendelijk, goedhartig meisje. Zij had haar vader meermalen over den gevangen graaf hooren spreken, en deze laatste al vast gezien, al ging dit steelsgewijze. Zich met hem onderhouden mocht zij niet, en of hij haar ook goed gezien had zou ik betwijfelen.

't Spreekt vanzelf, dat de bewaarder in zijn huis niet zweeg van hetgeen de gevangene en zijn bloem betrof. De dochter hoorde het met levendige belangstelling aan. Doch nog meer werd zij getroffen, toen haar vader op zekeren middag meedeelde, hoe de graaf, pas beter, weer in groote droefenis was vervallen omdat zijn geliefde bloem dreigde te sterven.

„Is daar dan niets tegen te doen? " vroeg het meisje treurig.

„Zeker mijn kind, heel veel zelfs, " was 't antwoord, „als we er maar verlof toe hadden. Maar dat durven we den keizer niet vragen. Als 't nog een gewone gevangene was...."

Een paar uur later ging het meisje uit. Zij was treurig gestemd, zoodat de vrienden die zij bezocht, niet konden nalaten te vragen wat haar scheelde. Doch zij schudde het hoofd en weigerde het te zeggen. Immers 't was haar streng verboden ooit iets omtrent de gevangenen aan buiten zijndenj meê te deelen.

Juist wilde zij weer vertrekken, toen de zoon des huizes, die naar de naburige stad geweest was, de kamer binnentrad met den uitroep:

„Nu moet ik u een groot nieuws vertellen! Morgen kunnen we den keizer zien."

„De keizer!" riepen allen verbaasd, „komt die dan hier? "

„Neen, maar in Allessandria en dat is in een paar uur met een wagentje te bereiken.

De lezer moet weten dat Allessandria, (wel te onderscheiden van Alcxandrië in Egypte) in Noord-Italië ligt, in Sardinië, dicht bij de Fransche grens. In de nabijheid dier stad zat de graaf van Charney gevangen.

Het bericht dat de keizer komen zou, bracht allen in spanning. Dadelijk werden er plannen gemaakt om naar Allessandria te gaan, en van de gunstige gelegenheid gebruik te maken om Napoleon te zien, wiens naam toen heel Europa vervulde. Op de bezoekster lette niemand meer; zij nam afscheid en vertrok.

Doch het meisje had het gehoorde in 't oor geknoopt. Onderweg dacht zij er voortdurend over; ook zij wilde gaarne den beroemden keizer zien, maar zij wilde nog meer. Weldra stond haar besluit vast, doch ook dat zij er niemand iets van zou zeggen.

Intusschen had zich als een loopend vuurtje het gerucht verspreid, dat de keizer te Allessandria zou komen. Hij zou zijn gemalin medebrengen. Ieder, die even kon, beraamde het plan morgen stadwaarts te trekken.

Ook tot de gevangenis was hetJgroote nieuws doorgedrongen, en 't verbaasde den bewaarder dus niet, toen zijn dochter hem verlof vroeg ook morgen naar Allessandria te gaan. Hij stond het aanstonds toe, te meer daar hij in die stad bloedverwanten had, waar zijn dochter, gelijk hij onderstelde, meteen een paar dagen blijven kon. Zij had dan meer kans om den keizer, die er eenigen tijd zou| vertoeven, goed te zien. Zelt kon de bewaarder wel niet weg, maar ten eerste hadden hij en zijne vrouw den keizer meermalen gezien; ten tweede was er voor hun dochter gelegenheid in overvloed om met bekenden meê naar de stad te gaan.

Zoodra echter de dochter, wier naam we niet vermeld vinden, den volgenden morgen vroeg het huis had verlaten, sloeg zij een haar bekend zijpad in, blijkbaar om den grooten weg te mijden, waarop thans zoo velen liepen of reden die haar kenden. Aan een boerenwoning gekomen die een half uur ver lag, steeg zij in een gereed staand wagentje en reed langs een omweg naar Allessandria. Vóór de vestingpoort stapte zij af, en wandelde alleen de stad in, zooveel mogelijk zorgende geen bekenden te naderen. De enkelen, die zij ontmoette, liep zij met een vluchtigen groet, haastig voorbij. Ook zocht zij het huis waar haar bloedverwanten woonden niet op, maar ging naar een koetsier, en verzocht hem haar te rijden naar de plaats

waar de keizer zijn intrek had genomen. „Dat is bij den gouverneur der stad", was 't antwoord.

„Nu, breng mij daarheen", sprak zij.

Een kwartier later hield het rijtuig stil voor 't gebouw, dat door schildwachten werd bewaakt. De juffer stapte uit, betaalde den koetsier en verdween toen^ in de menigte, die zich voor het gebouw had verzameld, terwijl de man haar eenigszins verbaasd nakeek en toen hoofschuddend wegreed.

Te negen uur des avonds vinden we het meisje weder voor de deur der woning, waar haar oom en tante te Allessandria verblijf hielden. Niet weinig stonden deze verbaasd, toen zij zoo plotseling hun nicht voor zich zagen staan: Oom kon niet nalaten bezorgd te vragen, waarom ze niet al eer gekomen was. „Dan hadden we samen kunnen uitgaan om den keizer zien, " sprak hij; „want daarom zijt ge natuurlijk gekomen."

„En dan in zoo'n drukte als 't nu is, " zei tante. „Hoe dorst ge het alleen wagen? En hebt ge nu den keizer gezien? "

„Zeker, tante, " was het ernstig antwoord. „Nu blijf dan morgen nog, dan ziet ge denkelijk de keizerin ook."

„Die heb ik ook al gezien, " was het antwoord, even strak als zoo even.

Tante keek nicht eens aan. — Ze was zoo heel ernstig, en dat terwijl er drukte en vroolijkheid in de stad heerschte. Zou haar iets schelen, zou er iets bijzonders gebeurd zijn? Doch nicht liet niets los, en daar allen vermoeid waren, ging men spoedig ter rust.

AAN VRAGERS.

Op een vraag, die betreft de beteekenis van Hosea 14 : 8 moeten we met een kort antwoord volstaan.

We lezen in Hos. 14:8. Zi zullen wederkeeren, zittende onder zijne schaduw-; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijne gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.

Zien we nu wat dit beduidt:

„Zij zullen wederkeeren, zittende onder zijne schaduw"

De verstrooiden van Israël zullen weer tot een vergaderd worden. Het leven dat God wekt werkt de éénheid der groote gemeente. Zij zullen vernachten in „de schaduw des Almachtigen."

„Zij zullen ten leven voortbrengen als koren."

Als het koren met een enkele spier boven den grond staat beginnen de bladen zich van eikanderen te scheiden, en schiet de stengel in het midden naar boven. De beteekenis van het beeld is: de groei van het koren begint klein, de ontwikkeling is langzaam, en de volkomen wasdom zeker. Het is een veelbelovende toestand. Daarin leeft en arbeidt ook de gemeente Gods en ieder lid in het bijzonder.

„En bloeien als de wijnstok, "

die. in den winter dood schijnt, maar, in de lente weer oplevende, toont dat hij levenskracht heeft. Het beeld doet denken dat Israël uit grooten druk en bezoeking, welke zijn wintertijd was, weer zou opleven.

„Zijne gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon, "

die een heerlijken geur had, en genezende en herstellende kracht. Zoo zou Israël zijn. In Gods gemeente, waar God woont, is genezing der ziel. Daarom is het een zegen in haar midden te leven. God de Heere woont daar.

Op een andere vraag omtrent „den Dag des Heeren", in Openb. i : lo vermeld, zij opgemerkt dat we wel geen volkomen zekerheid hebben dat hier de Zondag wordt bedoeld, doch dat dit naar veler gevoelen zoo is. De eerste Christenen schijnen verwacht te hebben, dat ook op zulk een dag de wederkomst onzes Heeren zou plaats hebben, gelijk Hij ook op zulk een dag is opgestaan.

CORRESPONDENTIE.

H. te A. We zijn blij u werkelijk te hebben geholpen. We vreesden werkelijk niet genoeg te hebben gezegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1899

De Heraut | 2 Pagina's