GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LIX.

Zoo bleek ons, op hoe pijnlijke wijze het teloorgaan van het gebruik der publieke absolutie schadelijk op het geestelijk leven heeft teru^gewerkt.

Zij men eerlijk voor en met zichzelven.

De strijd van Romeinen Vil strijdt ieder geloovige voor zichzelven.

Er is een algemeen schuldbewustzijn, dat met zijn wortel tot in den val teruggaat, en dat in de ure der bekeering zoo overweldigend de ziel verontrust, om eerst in het volbrachte werk van den Heiland de ruste terug te doen vinden.

Dit algemeen besef echter van schuld en vergiffenis verliest na de bekeering gaandeweg zijn indringend karakter. We erkennen dat het zoo is, en we gelooven het ook wel waarlijk, maar zoowel deze erkentenis als dit geloof, erlangen van lieverlede meer het karakter van eene afgedane zaak. Het staat nu eenmaal voor de overtuiging van Gods kind vast, dat hij alzoo verloren was, en dat hij alzoo gered is. God heeft alle zijn zonden in de diepte der zee geworpen. En al geven we nu grif toe, dat deze vaste overtuiging elk oogenblik door den Heiligen Geest weer kan verlevendigd worden en onder bijzondere ervaringen van Gods genade weer krachtig en prikkelend kan opleven, toch zal elk vroom belijder bekennen, dat dit feit en deze waarheid in den gewonen gang des levens, meer een verzekerdheid vormen, die hij heeft weggeborgen, dan een stemme uit den Hooge die bezielend op hem werkt.

Doch nu heeft God het zóó verordend, dat zijn kind, dat vastelijk in dat vergeven en verzoend zijn van zijn schuld en zijn zonde gelooft, nog telkens met Satan in aanraking komt, nog gedurig aan allerlei verzoeking en verleiding bloot staat, en, helaas, nog eiken dag in allerlei zonde uitglijdt, ja, zijn beste werken, steeds door verkeerde opwellingen en inmengselen en overleggingen van zijn hart met zonde besmet.

En hierin ligt nu het gevaarlijke punt. Immers, staande tegenover deze pijnlijke werkelijkheid, kan nu de verloste tweeërlei weg inslaan.

Hij kan óf geleid worden door de overweging, dat die nakomende zondeuitingen toch aan zijn eeuwig heil niets afdoen, want dat hij als een uitverkorene Gods toch eenmaal de absolute vergeving zijner zonden ontvangen heeft.

Of wel hij kan door die gedurige ervaringen van de zondigheid van zijn hart tot twijfel aan zijn bekeering, aan zijn genadestaat, en aan de principieelé verzoening in Christus verleid worden.

Zoo vindt men het dan ook in de gemeente.

Eenerzijds mannen en vrouwen, die hun kleine dagelijksche zonden nauwelijks meetellen, en er n'et dan zeer zwakkelijk en laffelijk tegen strijden. Ze zijn immers toch in hun Christus geborgen.

En anderzijds mannen en vrouwen, die teederder van conscientie zijn, en pijn hebben over hun telkens terugkeerende zonden, maar die dan ook de blijdschap des geloofs verloren hebben, bekommerd blijven tot hun dood toe, en nooit de zaligheid kennen van als uitverkorenen Gods het onderpand des Geestes te bezitten.

Deze toestand nu werkt uiterst verderfelijk op het leven der gemeente.

Er is toch geen quaestie van of die eersten, die slordig in hun zondeleven zijn, hebben de eenig ware belijdenis. En evenmin is er quaestie van, of zij die de ware belijdenis van het Evangelie nü^ aandurven, zijn vaak nauwgezetter in hun leven voor God.

Het Evangelie toch is niet, dat er misschien voor elke zonde vergeving te verv/erven is, maar de blijde boodschap, dai al uw zonden ti vergeven zijn. Wie nog tobt over zijn zonden, heeft dus nog nimmer het volle rijke Evangelie aangenomen. En dan alleen is dat Evangelie in zijn volheid aanvaard, zoo er een jubel uit het hart opgaat, dat al de last der zonden ons, op eenmaal en voor eeuwig van het hart is gegleden. „Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, die van de straf voor eeuwig is ontheven." „Zoo is er dan geen verdoemenis meer voor degenen die in Christus Jezus zijn." Het Evangelie bestaat hierin, dat de vergeving van onze zonden en de verzoening van onze personen een op eenmaal voor eeuwig afdane zaak is. „Wie uit God geboren is zondigt niet, en hij kan niet meer zondigen, want het zaad Gods blijft in hem." De slordige Christen die dit onverzwakt belijdt, heeft alzoo de ware belijdenis. En omgekeerd, - de conscientieuse Christen die met zijn zonden tobben blijft, mist de ware belijdenis, maar bewaart vaak beter den zedelijken levensernst.

Gevolg waarvan is, dat de ware belijdenis gesmaad wordt, en dat sommigen van deze vaste belijders zelfs in antinomianisme overslaan. Hun zonden zijn hun zonden niet meer. Dat is de oude Adam, die hun niet meer aangaat.

En waakt dan in de gemeente de verontwaardiging tegen zulk spotten met hét heilige op, en gaat men er toe over om de ware Christenen veeleer te zoeken in de bekommerden, dan wordt zeer zeker het zedelijk peil verhoogd, maar, en dat volgt er rechtstreeks uit, dan zinkt ook de beteekenis der ware belijdenis. Het volle Evangelie boet zijn vertroostende werking m. En men raakt weer op den weg der werkheiligheden.

En om dit kwaad van beide kanten te stuiten, komt er dan een derde richting m de gemeente op, die beide uitnemendneden eenvoudig naast elkander plaatst, O-w. z. die eenerzijds het volle Evangelie belijdt en daarin roemt, en anderzijds op heiligen wandel en teederheid van conscientie blijft aandringen, maar zonder dat deze twee in organisch verband staan, en opelkander inwerken.

Voorzoover er dan toch nog practisch verband voor veler besef blijft bestaan, vlechten ze dat verband voor Gods aangezicht in het stil gebed, als ze eerst hun dagelijksche zonden belijden, en daarna weer tot de zalige erkentenis van de schuldvergiffenis in Christus opklimmen.

Maar, de besten onder de heiligen zullen het getuigen, die verwerking van beide stukken in het stil gebed leidt niet dan zeldzaam tot zalige harmonie.

Naar nu onze dagelijksche zonde ons op een gegeven oogenblik minder of meer aangrijpt, zal de ééne maal die schuldbelijdenis te veel een vorm zijn, en te weinig wezen hebben, en zal een ander maal de zekerheid der vergiffenis juist door den prikkel der conscientie lijden.

En juist hierom nu was het zoo wijselijk van onze vaderen verordend, dat althans eenmaal in elke week, deze gewichtige zielsaangelegenheid niet aan onze subjectieve bevinding zou blijven overgelaten, maar door een macht van buiten zou worden aangegrepen, die door God zelf, in het woord van zijn Dienaar, ons in het midden der gemeente de verkondiging van zijn heilige absolutie bracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's