GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De taak der toekomst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak der toekomst.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

Amsterdam, 16. Februari 1900.

Volge thans op de derde bedenking ons antwoord

Ongetwijfeld is aan de Canones een tijd, een theologische werkkracht, een moeite van binnen-en buitenland en een schat van geld ten koste gelegd, die verre hetgeen ter onzer beschikking staat, overtreft. Edoch, lag dit niet meer aan de inmenging der Overheid dan aan kerkelijke noodzakelijkheid?

Politieke en kerkelijke strijd was toentertijd zoo sterk door elkaar geweven. Aan de worsteling tusschen de Staatschen en die van Prins Maurits hing de toekomst van Nederland, en aan de toekomst van Nederland de toekomst van het Protestantisme, en met name van de Gereformeerde kerken in den toen nog zoo bedenkelijken kamp met de politieke macht der Curie.

Daarom was het destijds van zoo hoog aanbelang, aan deze geheele zaak een breeden opzet en een plechtig verloop en een oecumenisch karakter te geven. Geheel het optreden der Synode moest evenredig j zijn aan den ernst der gebeurtenissen, die aan haar voorafgegaan waren, en aan het gewicht der belangen, die ze door haar besluiten waarborgen moest voor de toekomst.

Vraagt men daarentegen of de Canones, gelijk ze nu luiden, niet evengoed dooreen drietal der onzen hadden kunnen ontworpen zijn, schriftelijk konden zijn meegedeeld geweest aan de buitenlandsche kerken, en een jaar later op een nieuwe Synodale vergadering hadden kunnen worden vastgesteld, - dan bestaat er voor ons geen de minste twijfel, of ze zouden ook op die wijs geheel in denzelfden geest ais nu zijn tot stand gekomen. Alleen, ze zouden niet dien indruk hebben gemaakt. Men bedenke, dat in de Canones volstrekt geen nieuwe, minder bekende stof behandeld werd, maar onderwerpen en geschillen die sinds decenniën in allerlei geschriften aan de orde waren geweest; die op conferentiën en bij twistgesprekken in optima forma waren afgehandeld; en waarover sinds lang over en weer de orde van behandeling, de splitsing der onderdeden, de formuleering van de vraagstukken, de bewijsgronden voor en de bewijsgronden tegen, alsook de uitdrukkingen en woorden, de termen en zegswijzen vaststonden.

Veilig kan men dan ook zeggen, dat het in te stellen onderzoek en de aan dat onderzoek bestede krachten en kosten, in omgekeerde reden tot elkander stonden. Bijna nooit is een Synode tot de dogmatische uitwerking van een leerstuk moeten overgaan, waarvoor zooveel was voorbereid, en toch is hoogst zelden aan het onderzoek zulk een omslag gewijd. Maar (ie haken en oogen, die dat noodzakelijk ^maakten, kwamen dan ook veel meer van buiten dan van binnen. De Gereformeerden ten onzent stonden zuiver. En het eenig verschil, dat ook ten onzent de geesten verdeelde, en in de tegenstelling van het Supra-en Infra-lapsarianisme hing, is juist niet tot oplossing gebracht. Ziende dat dit punt het geding met de Arminianen niet beheerschte, hebben Gomarus en de zijnen in het „blijven zitten" van dezen knoop berust.

Doch er is meer.

We hebben niet alleen onze Canones. Die Canones zijn slechts een uitlooper van de Confessie, en die Confessie met den Heidelberger blijven nog altoos onze hoofdformulieren; en vraag nu eens hoeveel Synodalen arbeid het aan onze kerken gekost heeft, om die vast te stellen.

Immers zoo goed als niets.

De Confessie kwam, gelijk ze daar ligt, uit de pen van één man. En Guydo de Brés ontleende die Confessie weer in hoofdzaak aan de Fransche Confessie, en de Fransche Confessie kwam even voorspoedig, onder de inspiratie van één man, tot stand.

De kerken hebben haar toen eenvoudig overgenomen, er haar zegel aan gehecht, ze herlezen en op zeer enkele kleine punten iets verduidelijkt. Maar tijd of kracht of geld heeft de Confessie aan de kerken bijna nauwelijks gekost.

Van den Heidelberger geldt hetzelfde.

De Heidelberger is door twee mannen opgesteld, zoo goed als buiten de kerken om; één man heeft hem op eigen gelegenheid vertaald; en toen die vertaling gereed was, hebben de kerken wederom, bijna zonder wijziging, haar overgenomen en ingevoerd.

In onze Liturgie schuilt natuurlijk ook een confessie, en toch, die Liturgie is evenzoo, bijna zonder inspanning van de kerken, in het leven geroepen.

Zoo was het hier, en zoo was het bijna in alle kerken der Reformatie. Buiten Luther en Melanchton is aan de Luthersche formulieren, o, zoo weinig moeite door de kerken ten koste gelegd.

In Duitschland, in Schotland, in Engeland, in Bohcmen, in Polen, schier allerwegen zijn destijds formuheren opgesteld om zich tegen de toen geldende dwalingen te verdedigen, en dat alles ging als van een leien dakje. Alleen van de Westminstersche Confessie en Cathechismus kan gezegd, dat ze door een stel daarvoor aangev; ezen theologen opzettelijk ontworpen, bearbeid, en voorde kerken in gereedheid gebracht zijn.

Het is zoo, het Concilie van Trente heeft aan de Roomsche formulieren meer studieuselijken arbeid ten koste gelegd; maar hierbij vergete men niet, dat de Roomsche kerk haar kerkelijke formulieren toen als ware het nieuw te scheppen, en zich zoo tegen den hoofdaanval der Reformatie als tegen misbruik in eigen boezem te verweren had.

Ook later zijn onder meer de Walchersche artikelen in gereedheid gekomen, zonder dat de kerken er mede bezwaard waren.

Men overdrijve dus niet en mete de moeilijkheden, waarvoor we staan, niet te breed uit.

Wel stemmen we toe, dat de voorbereidende studiën toentertijd veel breeder waren geweest en grooteren omvang hadden aangenomen, en vooral, dat de toen gerezen geschillen van meet af veel scherper waren geformuleerd.

Maar ook thans ontbreekt die voorbereiding niet geheel. Vooral voor een twintig jaar, toen het Modernisme in zijn fleur was, en de Ethische richting pas doorbrak, is er voor en tegen die nieuw opkomende richtingen heel wat geschreven. Ons eigen blad deed er aan mee. En nu nog kan men zich nauwelijks een goed onderlegd predi kant denken, die ten opzichte van deze beide richtingen geen gevestigde en wel gegronde meening zou hebben.

Het is zoo, er zweefden lange jaren halve richtingen tusschen de groote tegenstellingen in. Denk slechts aan Van Oosterzee en Doedes. Maar die halve richtingen waren ook in de i6de eeuw waarlijk niet meteen lantaarntje te zoeken. Doch die halve richtingen hebben nu dan toch afgedaan. Wij, Gereformeerden, zijn ten opzichte van deze twee richtingen tot eenheid gekomen; en uist die richtingen zelve zijn nu gedeeld in intellectueele, ethische en mystieke modernen, in oude en jonge ethischen en Ritschlianen.

Ongetwijfeld, er ontbreekt nog heel wat arbeid, die niet uit mag blijven, de controvers is lang nog niet genoeg tot vaste punten herleid, en vooral is niet met juiste citaten scherp genoeg geformuleerd, wat deze onderscheiden richtingen leeren.

Onder onze oude geschriften vond men deze controversen veel handiger uitgewerkt. We bezitten nu nog breede controversen tegen de Socinianen, tegen de Armenianen, tegen de Wederdoopers enz., waarin de punten van hun dwaling in goede orde uiteen zijn gezet, met citaten hun meeningen zijn aangegeven, en uit de Schrift het verkeerde punt voor punt is aangetoond. Maccovius gaf deze hoofdcontroversen in één deel uit. En Hoornbeek e. a. vulden deze hoofdcöntroversen aan, en breidden ze uit tot alle ketterijen.

Welnu, zulk soort controversen moeten ook nu worden opgesteld; en juist dat is de arbeid waaraan onze jongere theologen nu hun krachten eens moesten meten. Ze hebben daartoe niets te doen, dan de geschriften van één dier richtingen te verzamelen, ze nauwkeurig te lezen, de hoofduitspraken van die geschriften ordelijk en met zorge te copiëeren, deze hoofduitspraken onder juiste rubrieken te brengen, en aldus een volledig overzicht te geven van Avat deze richtingen of scholen, met de eigen woorden van hun beste tolken, leeraarden.

De weerlegging dier dwaUngen van Gereformeerd standpunt kan dan zoo moeilijk niet vallen.

We geven toe, dat men hierbij stuit op één, en dat een zeer ernstig, bezwaar. De Socinianen, de Arminianen, de Doopers enz. maakten destijds een soort Confessie. Ze hadden een vast program. Er was onder hen eenheid. De richtingen, die we nu te bestrijden hebben, missen daarentegen die eenheid te eenenmale. Ieder vaart onder eigen vlag. Het is een eindeloos uitstralen van individueele meeningen, Geen twee zijn het geheel met elkaar eens. En bovendien, bijna van jaar op jaar verloopt, verandert en verkleurt der mecsten opinie.

Het bijeenzoeken en vinden van deze opiniën vordert daarom thans meer inspanning. Maar wie zich, gelijk billijk is, tot de hoofdmannen bepaalt, kan toch zonder veel moeite een historisch overzicht in goede citaten bijeenbrengen, mits elk medewerker zich bepale tot één enkele richting, en men niet alles gelijk over den hoop hale.

Zulk een studie zal voor wie ze onderneemt leerzaam zijn, hij zal er zich ongemeen door oefenen, en er aan de kerken een zeer gewichtigen dienst mee bewijzen.

En is op die wijs de voorbereidende arbeid gereed, dan zal de bouwstof zijn aan te dragen om verder te komen, en kan het aan de dogmatici onder ons niet moeilijk vallen, om, hetzij in den vorm van een ampliatie op onze Confessie, hetzij in den vorm van een aanhangsel op onzen Catechismus, aan de kerken een concept voor te leggen, dat zonder veel Synodale inspanning en zonder veel Synodale kosten, evenals in de i6de eeuw de kerken helpen kan aan wat ze zoo dringend behoeven.

Let er toch wel op, dat die andere richtingen er mee af zijn, zoo A en B eens op eigen gelegenheid hun opiniën rondventen. Zij toch rekenen met geen leerstellig gezag der Kerk. Maar dat wij dat niet kunnen, omdat wij, als Gereformeerden, het „leerstellig gezag der kerken" hooghouden.

En toch, onze kerken als zoodanig spraken tegenover alle deze nieuwopgekomen dwalingen nog geen woord!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

De taak der toekomst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's