GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

WEERCEVONDEN.

XXIX.

Met groote verwondering zag Geertje v haar vader in 't gezicht Haar herinnerin­ t gen van hem waren gelijk wij weten, m niet louter aangename. Zij kon hem zich m voorstellen als een man die veel en zwaar g werk deed, maar die ook veel dronk en e vaak vloekte. Doch bidden .., dat had hij k voor zoover zij zich kon herinneren nog G nooit gedaan. Daarbij, hoe had zij 't h zelf in de laatste tijden verzuimd, uit ge­ z mis van behoefte daaraan.

Doch te meer moest het haar treffen, toen vader in een kort maar vurig en krachtig gebed, God den Heere dank zei voor het geluk, hun beiden zoo ongedacht geschonken, voor Zijn bewarende hand over hen, gelijk over moeder, en Voor zoovele bewijzen van Zijn liefde, leiding en trouw al die jaren van scheiding ondervonden. Met ontroering hoorde de dochter het aan. Zij had zich zelf, als zij aan vader dacht of over hem sprak, steeds voor beter gehouden, dan hem. Thans kwam onwillekeurig de gedachte bij haar op, of dit nog wel zoo was, en zij" gevoelde het, 't viel moeielijk daarop ja te zeggen. Thans herinnerde zij zich ook weer wat de knecht haar had verteld en — hoe weinig zij ook in den laatsten tijd van de „fijnen" had willen weten — zij gevoelde toch, dat de vader van thans een beter man was, dan de vader die haar verlaten had.

„Vader", zoo sprak de dochter, nadat beiden een poos hadden gezwegen, „hoe is het u toch gegaan ? We hebben u telkens brieven geschreven, maar er is bijna nooit antwoord gekomen. O, we zijn zoo bedroefd geweest, en eindelijk kwam er een soldaat, uit Brabant, die zei, hij wist niet beter of u waart dood".

„Kindlief", was 't antwoord, „ik zou u een heel lange geschiedenis kunnen vertellen, maar dat gaat nu niet. Ik voel dat ik er te zwak voor ben, en de helft zou vergeten. Maar ik zal mijn best doen om je alvast het voornaamste te vertellen. Als 'k door Gods goedheid moeder nog eens mag weerzien en we weer met zijn drieën samen kunnen wezen, hoor je er wel meer van.

Zooals je nog wel weten zult, had ik d dienst genomen bij het leger en omdat er oorlog was met de Franschen moest ik naar Brabant, want daar werd gevochten. Ik kwam te liggen in Oudenaard», dat is een stad in Vlaanderen, 't Was daar niet pleizierig. De menschen praatten wel Hollandsch, maar heel anders dan hier. Ook waren ze allemaal Roomsch, en hadden het niet begrepen op ons, want we waren ketters, zeiden ze Wel waren ze onze vrienden, omdat we net als zij vochten tegen de Franschen die 't land wilden innemen, maar voor derest lieten ze ons links liggen, de vreemdelingen. tenminste

Ik bleef daar een maand of wat en moest toen uittrekken omdat er een veldslag zou geleverd worden. Daar ben ik dan ook bij geweest.”

„En was dat niet verschrikkelijk, vader? ”

„Ja Geertje, het was zoo, dat ik in 't eerst niet wist wat te doen. Door den rook en het stof kon men niet ver zien, doch overal om mij heen vielen soldaten dood of gewond neer. En ik hoorde nu gillen en schreeuwen en kermen, en dan weer getrommel en trompetten. Ik begreep niet hoe 't alles giug, maar schoot op kommando maar telkens, tot ik eindelijk een hoop ruiters in galop zag aanrennen. Nu zetten we ons schrap. De voorsten knielden, de anderen stonden allen met het geweer geladen. De ruiters vlogen als wilden op ons aan, maar wij schoten, schoten nog eens, en toen hoorde ik den officier roepen : „Vooruit!" en wij stormden er met een luid geschreeuw op los. Ik geloof niet dat er vijf en twintig van de Franschen levend afgekomen zijn.”

„Hé, wat vreeselijk, " zei Geertje, die een weinig begon te begrijpen wat oorlog eigenKjk zeggen wil.

„Ik had", zoo ging de vader voort, „veel lust om het soldatenleven vaarwel te zeggen ; want in Amsterdam had ik 't zeker veel beter dan daar, gelijk ik nu recht begon te beseffen.

Maar onze kapitein zei, dat ik me flink gedragen had, en dat hij me tot bevordering zou voordragen. Dit is dan ook ge beurd en ik kreeg ook een beter garnizoen. Daar hadden we een lui leven en zoo raakte ik weer aan het drinken, en 't ging er raar toe onder zooveel vreemd volk. Walen en Duitschers, Engelschen en Zwitsers, want je moet weten dat die allemaal vochten tegen de Franschen en er waren er veel bij, die dienst hadden genomen omdat er niet veel anders overschoot. Ik werd bevorderd, maar ik merkte toch dat ik niet veel verder kon komen, omdat ik zoo weinig had geleerd en ook omdat ik meer lust toonde in drinken en een goddeloos leven dan in datgene, waartoe de dienst mij telkens riep. Zoo zwierf ik van de eene plaats naar de andere; nu waren we hier, dan daar; maar zelden was het pleizierig. Nu, we waren dan ook lang niet altijd welkom en daar was reden voor. Want we maakten het den menschen soms lastig genoeg. In sommige streken daar praten ze Koeterwaalsch, en ook wel Fransch, en dan ko ik al heel weinig met hen opschieten, al leer je heel gauw er althans wat van be grijpen. Eindelijk kwamen we te Namen te liggen, want er was alle kans dat di stad zou belegerd worden.”

„En is dat ook gebeurd? ” vroeg Geertje.

„Dat weet ik niet, want ik ben te Namen iet gebleven. Hoe dat kwam zal ik u ertellen. Want schoon de menschen het een ongeluk noemden, toch geloof ik, dat het in des Heeren weg ons nog eengroot eluk is geweest.

Zooals ik je zei was het in dienst dikijls een ruw leven. Daar kun je hier e zoo geen denkbeeld van maken. Er werd eel voor ons gepreekt als er gelegenheid oe was, en we moesten er dan wel heen, aar de meesten luisterden niet, en somigen zaten er bij te slapen, omdat zij een lust hadden in den dienst van God, n liever in de kroeg zaten dan in de erk. Zulk een was ik ook, en de Heere od heeft groot geduld en lankmoedigeid met mij geoefend; anders was ik zeker reeds lang niet meer.

Op een Zondagmorgen gingen we, met z'n vieren, na de kerk wandelen buiten de vesting. We hadden dus vrijaf. Een uur zoowat van de stad lag een herberg, waar veel soldaten kwamen en ook Zondags boeren en boerinnen. Je begrijpt wel hoe daar de Zondagmiddag werd doorgebracht. Je merkt in die Roomsche streken toch al van den Zondag veel minder dan hier en dan zijn de menschen daar in' t Zuiden als 't op drinken en pret maken aankomt, ons misschien nog de baas. Om kort te gaan, dien middag ging het er zóó toe, dat ik me nu schaam er over te spreken Tegen den avond waren we, geloof ik , allen dronken. Wat er toen verder gebeurd is kan ik me niet meer herinneren ; 't is me later verteld. Toen ik weer tot mijn bewustheid kwam, lag ik in 't hospitaal en gevoelde een geweldige pijn aan mijn voet, ”

„Hoe was dat gekomen vader ? Was dat in den oorlog gebeurd, dat zij u ge stoken hadden of zoo? ”

„Wel neen: het was om zoo te zeggen geheel mijn eigen schuld. Je moet weten, we moesten altijd op een bepaalden tijd weer in de vesting zijn. Toen we daar nu zoo dronken in de herberg lagen, liet de waard — dat is me later verteld — een kar halen en ons er op leggen. Dit deed hij, omdat hij bang was dat als wij te laat thuis kwamen, 't aan de soldaten zou verboden worden voortaan zijn herberg te bezoeken. Een^ boerenjongen zou ons naar Namen brengen. Maar zoo dronken was ik — heb ik later van mijn kameraads gehoord — dat ik halverwege de vesting van de kar tuimelde. Het wiel ging over "mijn voet en ik moet geweldig gekreund hebben, al wist ik daar later niets meer van. Toen ze in de vesting kwamen, brachten ze mij maar dadelijk naar het hospitaal.”

„En waart u erg bezeerd .•*" „Heel erg; mijn been was bij den enkel ebroken, en ik leed hevige pijn, wel vijf weken lang. Toen kon ik weer een beetje voortstrompelen , maar mocht nog niet uit het ziekenhuis, hoe graag ik ook wilde. Eindelijk na een maand of twee, kon ik heengaan. Doch het loopen ging nog slecht. Toen hebben ze 't onderzocht en het eind was dat ik moest worden afgekeurd voor den dienst, daar ik nooit meer goed zou kunnen loopen. Dit is dan ook net zoo uitge-komen.”

Gsreformeerde Gezindhsid.

Cereformeerde Kerken.

DRIETAL: Groningen ds. J. v. d. Berg te Sliedrecht, ds. S. O. Los te De Lier en ds. W. H. Oosten te Enkhuizen.

TWEETAL : lerseke J. Koppe te Beetgum, en N. P. Littooij te Krimpen aan de Lek.

BEROEPEN: Anjum H. Meijer teReitsum. - Oudega H. M. Dethmers te Paesens. - IJlst G. Ploos van Amstel te Wons. - - Metzlawier S. Veldman te Gees.

BEDANKT : Bolnes J. Douma te Spijkenisse. - Lioessens S. H. Groeneveld te Marrum. •- Sneek H. M. Dethmers te Paesens. - Wanswerd A. S. Schaafsma te Boornbergum. - Montfoort W. Mulder te Giessen Oudekerk.

AANGENOMEN : Lopik G. v. Velzen teEde.

Nederlandsche Hervormde Ketk.

BEROEPEN : Niezijl R. A. C. Frijling te Koekange. - Blauwkapel B. v. d. Wal, cand te Utrecht. - Ankeveen C. Langhout, cand. te Loosdrecht. - Groot Ammers J. L. Tichelaar, te Nijland. - Boskoop A. Kniphuizen te Noord Zijpe.

AANGENOMEN : Delft door H. v. Griethuijsen te Oosterwolde. - Delfzijl door R. A. C. Frijling te Koekange. - Amsterdam dr. L. J. Heldring te Rotterdam. - Krommenie door dr. S. Baart de la Faille te Hoogwoud.

BEDANKT : Kollum door C. F. Cramer von Baumgarten te Blij ham. - Den ­Bommel door H. Snel te Dirksland. - Niezijl door R. A C. Frijling te Koekange. - Hoogersmilde J. Riemens cand. te Rotterdam.- Rouveen C. Bouthoorn teEde

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 mei 1900

De Heraut | 4 Pagina's