GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. Uit de Engelsche bladen die wij lezen, zien we, dat men in Engeland gaat elooven dat de oorlog in Zuid-Afrika nog wel een tijd lang zal duren. Men begint het e betreuren, dat de regeering zoo vele berichten chterhoudt, terwijl het vermoeden rijst dat e stand > an zaken in Zuid-Afrika veel erger s, dan men oppervlakkig meent. Wat waar s omtrent de klachten over legerverzorging en ransport, begint van lieverlede uit te lekken. elke resultaten de oorlog moge opleveren, oo heet het, een radicale hervorming van het inisterie van oorlog zal er het gevolg van oeten zijn. Allen die klachten hebben over e voeding en de geneeskundige behandeling an zieke of gewonde militairen moeten er ede voor den dag komen, om daarmede het and een dienst te bewijzen.

Zoo gaat men voort. Doch helaas hoort men chier niets van verootmoediging over het onecht, dat den ZuidAfrikaanschen Republieken ordt aangedaan. Een predikant, die in zijn rediking het Engelsche volk voortdurend daarver aanklaagde, werd genoodzaakt zijne beiening neder te leggen!

N.-Aerika. Herziening der geloofs­ N, - Amerika. elijdenis?

In de Vereenigde Staten van N.-A, wordt de uaestie van de herziening der geloofsbelijdenis eer dan te voren besproken. Deze vraag is in e Presbyteriaansche kerk bepaald aan de orde esteld. In de andere Gereformeerde kerken ziet en met belangstelling de dingen, die komen ullen, tegemoet.

Sommigen vleien zich met de gedachte dat e onrust die tegenwoordig in de zusterkerk eerscht, veroorzaakt wordt door de strenge anier waarop de Gereformeerde leer van de itverkiezing in de Confessie van Westminster itgedrukt wordt. Men denkt dat de oppositie egen de belijdenis der kerk zich alleen richt egen den harden vorm en niet tegen de wet zelve.

Wanneer dit maar waar was?

Eene geloofsbelijdenis mag te allen tijde in en rechten weg opnieuw aan Gods Woord geoetst worden, al belijden wij tevens dat onder e leiding des Heiligen Geestes de Gereforeerde kerk kwam tot uitdrukking van haar eloof. Wel is er de belofte dat de Heere zijne erk in alle waarheid leiden zal, maar dit sluit iet buiten dat in kerkelijke vergaderingen-een ijdlang de leugen kan triumfeeren. Daarbij kan et zijn dat de Heere zijne kerk dieper wil ineiden in de verborgenheden des geloofs en dat daarom uitbreiding van de belijdenis noodig wordt.

Maar daarom gaat het in de Presbyteriaanche kerk niet.

De richting waarin de meeste leeraren en preikanten der Presbyteriaansche kerk zich beegen, is niet de Gereformeerde of Calvinistische.

Het is nu reeds zoover, dat een leeraar der Presbyteriaansche kerk het uitspreekt dit de Westminstersche geloofsbelijdenis eene nachtmerrie is, waardoor de Presbyteriaansche kerk verhinderd werd om haar roeping te vervullen.

Inderdaad wil men uit de Westminstersche confessie verwijderen, wat het hart is van de kerk. Vooral heeft men bezwaar tegen het derde en tiende hoofdstuk dier contessie, welke handelen over Gods raadsbesluit en de krachtdadige toeping Gods. Maar wanneer de inhoud dier artikelen verdwenen is of verwaterd, zal het uitkomen, dat alle andere artikelen daarmede in het nauwste verband staan, zoodat men genoodzaakt zijn zal, verder te wijzigen en te verwateren.

Dit is de korte inhoud van een artikel van Dr. Steffens over de herziening der confessie. Aan het slot van zijn artikel zegt dezelfde schrijver, dat men liever dan de confessie te herzien, aan den arbeid moest tijgen, om haar uit te breiden, door de waarheid Gods te plaatsen tegenover den leugen dezer eeuw. Wij hebben geen korte belijdenis noodig, om daardoor gelegenheid te hebben de oude in een museum van oudheden te plaatsen, want korte geloofsbelijdenissen, waardoor de Gereformeerde kerk uitspreekt wat zij belijdt in gemeenschap met de geheele Christelijke kerk, hebben wij in de 12 artikelen, de geloofsbelijdenis van Nice en die van Athanasius. Dr. Steffens zegt dan voorts:

„Maar er zijn in onze dagen dwalingen, die onze vaderen niet kenden, dwalingen, die wel een greintje waarheid in zich bevatten, maar die juist daarom bekoorlijke dwalingen zijn. Die dwalingen moeten onder de oogen worden gezien, en de greintjes waarheid er in geloovig aanvaard en beleden. Zulke dwalingen zijn het Darwinisme en het Socialisme, De eerste dwaling is eene wijsbegeerte, gebouwd op het natuuronderzoek onzer dagen, de tweede is te voorschijn geroepen door de ontwikkeling van nijverheid en koophandel, waardoor de maatschappe lijke toestanden onzer dagen een geheel ander karakter hebben verkregen. Tegenover deze brandende vraagstukken zijn wij in onzen tijd geplaatst. Wat hebben wij te doen? Welke positie hebben wij in te nemen? Wij vervullen zekerlijk niet onzen plicht, indien wij ze eenvoudig op zij laten liggen. Onze kinderen groeien op in zulk een lucht. De wetenschap op onze hoogere scholen is geheel in de handen van het Darwinisme, dat als de hoogste wijsheid geprezen wordt; onze arbeiders verkeeren in kringen, waar soms de radikaalste maatregelen tegen het kapitaal aaneprezen worden. Is het genoeg, die richting onzer dagen eenvoudig te veroordeelen, en den taf te breken over allen, die haar toegedaan ijn ? Neen, wij behooren kennis te maken met deze dingen. Vooral onze leiders moesten met ie dingen op de hoogte zijn. De leer der chepping en der voorzienigheid, de leer van en val des menschen en zijne verlossing ver rijgen een geheel ander karakter in den smeltroes van het Darwinisme; de leer van het oninkrijk Gods, het Christelijk huisgezin en de eer van de overheid worden veranderd voor et Socialisme. Zulk een pogen is beter dan antedringen op herziening van geloofsbelijdeissen, die in onze dagen in onze omgeving, iets dan verwarring aanricht.”

We zien hieruit dat Dr. Steffens een goed nzicht heeft in de taak der toekomst van de ereformeerde kerk. Van harte hopen wij dat n de Presbyteriaansche kerk van N.-Amerika e quaestie dezer her> ziening tot een goed einde ordt gebracht.

Wij vreezen echter dat, wanneer de Gereforeerde beginselen zegevieren, velen zich van de emeenschap der Presbyteriaansche kerk zullen losmaken.

CHINA. Rede van een predikant uit hina over de jongste gebeurtenissen aar te lande.

Wij hebben voor ons het verslag van eene ede van Ds. Owen uit Peking, te Nottingham gehouden.

Wij ontkenen daaraan het volgende:

„Het jaar 1898 was een van de merkwaarigste in de historie van China, want toen verief zich een groote hervormingspartij met den eizer aan het hoofd, met het doel om eene econstructie van China naar buitenlandsch odel, onder Chrislelijken invloed, te beweren. De leiders van de reformbeweging waren enige mannen, die tot de uitstekendste geleeren, tot de hoogste en meest bekwame ambtsragers moesten gerekend worden. Het meereneel der partij bestond uit jongere letterkundien, kooplieden en edellieden.

In 1898 werden wij in Peking verrart door e mededeeling, dat de keizer aan het depot an het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootchap gevraagd had om een exemplaar van den ijbel en ook om een exemplaar van elk tracaat en boek, dat het depot in voorraad had. r werden naar het paleis 180 exemplaren van erschillende geschriften gezonden; deze weren door klerken een voor een overgeschreven. en werkte daaraan dag en nacht, en weldra ing het gerucht door het geheele rijk, dat de eizer Christelijke boeken bestudeerde. 'Dit ieuws verooraakte groote blijdschap onder llen, die in China arbeidden aan de uitbreiing van het koninkrijk Gods, en niet minder nder de Chineezen die het Christendom haden aangenomen, en er werd gebeden dat het icht Gods mocht schijnen over de bladzijden, ie de keizer las. Het bleek dat dit gebed ten eele was verhoord, doordat tegen het einde van anuari een edict werd uitgevaardigd, waarbij et vestigen van eene Christelijke nationale niversiteit te Peking, gebouwd naar buitenandsch model en gediend door buitenlandsche oogleeraren, werd goedgeketnrd.

Daarop volgden andere keizerlijk edicten, die een ruimen, vooruitstrevenden geest ademden, en wij gevoelden, dat wij in eens een nieuwe atmosfeer ademden, en dat iets nieuws van het paleis op komst was. Op den uden Juni begon de keizer met het uitgeven vaneen lange en prachtige reeks van edicten, die ten doel hadden, om China op eene lijn te plaatsen met de Westersche landen. Zij hadden niet alle dezelfde beteekenis, maar indien zij waren uitgevoerd, dan zou China in 20 of 30 jaren hervormd zijn geworden, gelijk Japan hervormd was. Onder die edicten was er een, die voor zendelingen van groot belang was. Daarin betreurde de keizer het, dat er zoo telkens aanvallen gedaan werden op de Christelijke zendingsstations, terwijl de hooge ambtenaren werden berispt, die deze geweldenarijen toelieten. Hij verzocht hun, toe te zien, dat die aanvallen ophielden, en dat gerechtigheid zou gedaan worden aan zijne Christelijke onderdanen. Dit edict deed ons zien, hoedanig de gezindheid van den keizer was tegenover de zending en het Christendom.

Wanneer de hervorming was doorgegaan, zouden we in een paar jaar een toevloed tot de Christelijke kerk van China gezien hebben, gelijk de wereld niet gezien had sedert Constantijn de groote den Christelijken godsdienst aannam en een groot deel van het Romeinsche rijk met zich medenam. De eerste en voorname reden van deze groote beweging in China was de Japaneesche oorlog. Ernstige menschen zagen in, dat China zijn oude paden moest vaarwel zeggen, om nieuwe wegen te gaan bewandelen; men sprak het uit: Wij moeten veranderen of sterven. Zij hadden de wereld rondgezien en waren verbaasd over de intelligentie, die zij bij andere volken vonden. Zij zagen dat de grootste natiën Christelijk waren, en de Chinees geloofde in de waarheid : „Aan hunne vruchten zult gij ze kennen." Sedert den oorlog met Japan, hadden de geleerden eene menigte Christelijke boeken gelezen en besproken, en deze boeken gaven den keizer en de hervormingspartij den drang tot reformatie. Jammer genoeg, werd deze beweging plotseling gestuit.

De keizerin-v/eduwe kwam tusschenbeide en deed de beweging ophouden. Ik heb geen reden om te onderstellen dat zij op dat oogenblik tegen de hervorming zelve gekant was; zij zou er niets op tegen gehad hebben om reformatie op anderen^ toe te passen; zij scheen alleen gekant te zijn tegen eene verandering van hare eigene positie. Gedurende twee lange perioden was zij regentes van het land geweest, en toen zij de teugels van het bewind aan den tegenwoordigen keizer overhandigde, hield zij twee prerogatieven van het keizerschap voor zich — het groote rijkszegel en de benoeming van alle hoogere burgerlijke en militaire ambtsdragers. Zij die eene hervorming wilden, hadden er op tegen dat de keizerin haar macht zou behouden. De keizer had ambtsdragers noodig, die zijn hervormingsplannen konden begrijpen en ten uitvoer brengen. Zoo lang de hoogste betrekkingen van den staat in handen bleven van mannen die door de keizerin benoemd waren, hadden zijne edicten geen kracht. De keizer gevoelde dat zijne positie onhoudbaar was, en verzocht daarom de keizerin-weduwe om haar macht van benoeming te laten varen. Zij weigerde pertinent. Daarna verzocht hij haar om die macht onder zijne leiding uit te oefenen; maar dit voorstel verwierp zij met dezelfde kracht. De keizer wendde zich tot zijne raadslieden, en deze fluisterden: „zet haar op een wipstoel". Maar ongelukkig genoeg had de keizerin lange ooren, en zij hoorde het gefluister. Zij was niet van plan om zich op zijde te laten zetten, en maakte zich op om hare kracht te meten met hen, die trachtten haar van de baan te dringen. Zij stuurde het op den lóden September dien kant uit. Een worsteling ontstond tusschen haar en den keizer, welke eindigde na en strijd van zes dagen met den volkomen riumf van de keizerin.

De keizerin kocht de leiders van het noordeijk leger om, en haalde al de ambtenaarsnaar aar kant over. Om een zekere overwinning te ebben, beweerde zij een complot tegen den eizer, tegen haar zelve en tegen de dynastie ntdekt te hebben. Zij zeide, dat de hervormers en geheim genootschap hadden opgericht, waaran de leus was: Wij zijn voor China, maar iet voor de Manchurische dynastie. Zij hief aarom den kreet aan: De dynastie is in geaar, en die kreet vereenigde elke Manchu in et rijk onder haar banier. Toen ging zij straffen, n hare slagen waren bloedig. De keizer is van at uur tot den huldigen oogenblik in naam keier van China geweest. Hij werd nimmer afgezet; lleen was de keizerin-weduwe met haar goede art hem ter hulpe gekomen! Maar inderdaad erd hij op zijde gezet. Hij werd niet erkend, aar in een deel van het keizerlijk paleis geangen gehouden. Zes van de leiders der herorming werden onthoofd, twee werden verbanen, enkelen werden voor hun leven ontzet uit un ambt, anderen voor hun leven gevangen ezet, anderen waren zoo gelukkig om naar Jaan te kunnen vluchten, waar zij nog als ballinen vertoeven. Door al deze harde middelen aakte de keizerin een einde aan de hervormingseweging, en naar allen schijn was haar triumf volkomen.

De keizerin hield het er voor, dat de Boxers ene partij vormden, die tegen de hervorming, egen de vreemdelingen en tegen het Christenom gekant was. Zij zag een verband tusschen ervorming en vreemdelingen en Christenen, mdat al de hervormers op goeden voet stonden et de vreemdelingen, geneigd waren om de estersche beschaving aan te nemen en velen an hen zeer welwillend gezind bleken voorde

Christenen. De keizerin was eene vrouw, die weinig van het Westen afwist, en niets verstond van westersche vraagstukken. Haar raadgevers hadden zoo lang op haar vrees gewerkt, totdat hervorming eene nachtmerrie voor haar geworden was. De Boxers waren eene kleine onbeduidende partij, ten getale van 5 a 6000. Zij hadden hun oorsprong in het verlangen, om de Duitschers uit hunne heilige provincie, waarin Confusius geboren en begraven was, te verdrijven.

Ook was er een wrijving ontstaan tusschen de inboorlingen van de provincie en de Roomschen, welke haar oorsprong had in een geschil. De Boxers gevoelden zich gekweld en verdrukt, en de twee genoemde dingen deden de Boxerpartij ontstaan. Het grauw voegde zich bij hen, hetwelk alleen wilde, moorden, en daar de Christenen zich niet konden verdedigen vielen zij als de eerste slachtoffers.

De Boxers wartn op zich zei ven niet ge vaarlijk, zij konden door het keizerlijk bestuur in vijf minuten neergeworpen worden, doch het gevaar was hierin gelegen dat het gouvernement in de Boxers een bondgenoot vond, welke de vreemdelingan bitter haatte.

De buitenlandsche regeeringen begingen den grootst mogelijken misslag toen zij toelieten dat de keizerin-weduwe den keizer op zijde zette om zich meester te maken van de keizerlijke macht. Zij hadden de zijde van den keizer en van de hervormers moeten kiezen; dan zouden zij de machtsoverschrijding van de keizerin onmogelijk hebben gemaakt. Deze gelegenheid was echter voorbij gegaan en kon nooit meer terug komen.

Aldus de predikant Owen. Dat de jonge keizer begeerig geweest is om toestanden in het leven te roepen gelijk die in Japan bestaan, kan men begrijpen. Dat hij den Bijbel is gaan lezen en Christelijke geschriften heeft onderzocht, is te prijzen. Doch uit het bovenstaande blijkt, dat de jonge keizer met zijn hervormers daartoe kwam uit staatkundige overwegingen. Aan de andere zijde beweert men, dat de zoogenaamde hervormers in China, zoo goed als hunne wederpartijders, de Boxers, er op uit zijn om de vreemde duivels van den Chineeschen bodem te verdrijven. Wie kan hun dat kwalijk nemen? De bemoeiingen van de Westersche mogendheden met de inwendige aangelegenheden van China hebben aan dat land geen zegen gebracht. Men denke maar eens aan het feit dat Engeland China gedwongen heeft om zijne havens open te stellen voor den opium handel! Wel heeft Engeland daarna ook zendelingen naar China gezonden; of liever, de Engelsche Christenen hebben gebruik gemaakt van de door kracht van wapenen verkregen concessie, om missionairs te mogen zenden naarde binnenlanden van China; doch het kan ons niet verwonderen dat de Chineezen deze met wantrouwende blikken hebben aangezien en nog aanzien. Van eenzelfde volk krijgt men den verderfelijken opium en het Evangelie! Geen wonder, dat het Evangelie aan de volgers van Confusius verdacht voorkomt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1900

De Heraut | 2 Pagina's