GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hooggeachte Redacteur!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hooggeachte Redacteur!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door een der arbeiders in de Gereformeerde Zending op Java is beweerd, dat de prediking in de Gemeente aldaar behoort te geschieden in den taalvorm die krama geheeten wordt. Die bewering was gegrond op den luid van die benaming, welke kan overgezet^ worden met beleefd. Doch gespeend als zij is aan juist inzicht in den aard van dien vorm, heb ik die bewering in een langdurige briefwisseling bestreden, hoewel zonder baat. Aangezien inderdaad wezenlijke' schade aan het gebruik van dien vorm voor dat doel verbonden is, gelijk u beneden blijken zal, gevoel ik mij verplicht dien strijd voort te zetten, nu langs een anderen weg, opdat ook de ijveraars voor die Zending naar eisch ingelicht worden. En dat niettegenstaande het mij leed doet in eenig opzicht in botsing te komen met den arbeid der Gereformeerde Zending, welke ik steeds belangstellend (fn met goede verwachting biddende gadesla.

In dien zin zond ik, geruimen tijd geleden, een opstel, uitvoeriger dan dit, ter plaatsing aan De Indische Gids. Niets van die opneming bemerkende, neem ik de vrijheid een nieuw opstel u voor De Standaard oiDe Heraut aan te bieden. Mocht de opneming ginds toch geschied zijn, zonder te mijner kennis te zijn gekomen, en vindt u die daarom niet meer noodig, dan zoude u mij zeer verplichten met een heenwijzing daarop te doen.

Ter zake dan. Het krama dient bij den Javaan werkelijk voor wat wij beleefdheid noemen, met een vreemd woord politesse; maar naar zijn aard is het wel geschikt om met politiek of met politoer vergeleken te worden.

Een paar voorbeelden. De vorm heeft geen persoonlijk voornaamwoord tot aanspreekwoord, zooals de andere taalvormen, maar stelt daarvoor het woord voeten; want eigenlijk is het de taal voor degenen die aan de voeten op den vloer gezeten, den blik niet hooger opheffen dan de voeten ofknieën van den aangesprokene.

Vermaningen, bestraffingen, hoe noodig en plichtmatig ook vaak in de prediking, daar is in het krama geen plaats voor. Zelfs met raadgevingen moet zeer politiek te werk worden gegaan. Botweg die uit te spreken, zou een onbeschofte aanmatiging zijn, alsot een gering persoon iets beter zou weten dan de hooger geplaatste. Men zegt dus apodictisch: , , U weet wel dat" enz., of wel geeft de zaak in overweging met de woorden: „Zou u niet meenen dat” enz.

Bevat e. o. a. woord een bijzin, ook maar wegens den grondvorm, die eenigszins kan tekort doen aan de eer of het aanzien van den aangesprokene, dan is dat niet te gebruiken ten opzichte van een meerdere. Bijv. als men iemand iets wijzen zal; dewijl het Jav. woord voor wijzen uit den grondvorm ook inhoudt berispen, zoo mijdt men dat woord, en zegt: „ik verzoek u .... te zien, " of iets dergelijks.

Ware het krama niets anders dan een magazijn van beleefder of fijner geachte woorden, de hier bestreden bewering zou goeden grond hebben. Maar daar het blijkt dat die vorm bepaalde eigenschappen en eischen heeft, die voor de prediking schadelijk zouden zijn, is het bewezen dat hij daarvoor niet mag gebezigd worden.

Er is gezegd : het aanspreekwoord, h ó w é, in den lageren taalvorm (het ngoko) is hard èn onbroederlijk. Waarom ? Wel, de taaikenners in Nederland vertalen het met jij of jou. Daar doen ze verkeerd aan, immers wanneer bedoeld wordt dat zóó uitsluitend de kracht van het woord moet worden uitgedrukt. Dit zullen de heeren wel niet bedoelen, denk ik. Gewis, indien iemand van eenigen rang of leeftijd door een mindere daarmede werd aangesproken, zou hij zich beleedigd achten, omdat het aangenomen gebruik daar een ander woord voor heeft aangewezen. Maar niet omdat het woord in zich zelf iets vernederends bevat. De zin ervan is geheel gelijk aan ons gij ai uw, zonAex complimenten. In den gemeenzamen omgang bij ons wordt dat gij nog al gemeden en vervangen met e. o. a. titel, voluit of wel verkort tot U. Maar op den katheder, hetzij in de kerk of in andere plaatsen, is dat ^^y verre van contrabande. Het woord k ó w é staat hier geheel gelijk mede, terwijl de surrogaten ervoor in het krama bepaalde complimenten zijn, die immers op den predikstoel wel degelijk contrabande zijn.

Er is gezegd: de leeraar is broeder in het midden van de broeders. Juist, en daarom moet hij ngoko spreken. Want dat is de familiare taal die tusschen broeders gebruikelijk is. Het krama is een antagonist van de broederlijke gemeenzaamheid, welke daarbij geheel op den achtergrond geraakt. Stuit iemand daarin dan nog het woord k ó m é, welnu, hij kan dat verwisselen met het Jav. voor broeders, hetwelk geheel als voornaamwoord dienen kan en bovendien ook nog evenzeer zusters beteekent, zoo dat het geheel algemeen van toepassing is.

Zoo is wel duidelijk dat het ngoko, en geen andere vorm, het meest geschikt en bepaald aangewezen is voor de prediking in de kerk. En inderdaad, deze mijne beoordeeling gaat niet uit van een vreemd standpunt, maar van het eigen Javaansche, als geheel genomen uit den aard der verschillende taalvormen en de gewoonte van het volk zelf.

Ware de woordenschat in krama edeler, fijner, waardiger van uitdrukking, dan zou de schaal misschien nog daarheen kunnen overhellen. Maar daar is geen schijn van. Het zijn andere benamingen voor dezelfde zaak, meer niet. Het woord in ngoko is geen minachtende uitdrukking, maar alleen de meer algemeene benaming. Wel bestaan in ngoko grove en minach tende uitdrukkingen; maar die zijn zeer lichtte mijden: daartoe behoeft men niet het krama te verkiezen. Elke beschaafde Javaan mijdt ze, ook als hij ngoko spreekt. Men heeft dus maar het ngoko goed te bestudeeren en zich eigen te maken.

Nog is er op gewezen, dat de prediking deftig behoort te zijn. Dat stem ik gaarne toe, maar zeg daarbij, dat dan geen krama, maar ngoko moet dienen. Want dat is alleen geschikt voor alle deftige, indrukwekkende, zelfs verhevene redeneering. Het krama daarentegen met zijn complimenten en zijn veelvuldige herhaling van verlengde achtervoegsels der woorden leent zich daartoe geheel niet. Alle bevelschriften en besluiten van de Regeering en de uitspraken en vonnissen der rechterlijke macht zijn natuurlijk in ngoko, en daar is toch wel deftigheid een onmisbaar vereischte van.

Met beleefden dank voor de opname, hoogachtend

Uw Hooggel. en WelEerw. dienaar en broeder

Pati, Dec. 1900.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Hooggeachte Redacteur!

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's