GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet buiten verband.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet buiten verband.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 5 April 1901.

In de stellingen, door de heeren Bavinck c. s. gepubliceerd, komt onder no. 3 een citaat uit ons blad^ van 5 November 1893, voor, dat we nóg gestand doen, maar dat niet buiten zijn verband mag verstaan worden.

Bedoeld citaat is door deze stelling in dit kader gezet:

„Na de Synode te Donlrecht werd in de Heraut van 5 Nov. van dat jaar verkl9, ard, „dat de opinie gevestigd is, dat de kerken ^MW tttmÈmiÊm haar eigen inrichting hebben en behouden moeten." „Na het besluit van de Dordtsche Synode mag alle twijfel over de eigen inrichting als opgeheven worden beschouwd. Immers, de zaak staat thans zoo, dat, gesteld eens het ondenkbare, dat n. 1. de Curatoren en Docenten van Kampen samen het voorstel deden, om onze Theologische School op te ruimen, de Heraut hier met alle kracht tegen in zou gaan en zou roepen: neen, de Theol. School moet blijven." „Na Amsterdam en Dordt is het onder ons, voor alle kerken een uitgemaakte zaak, dat we onze Theol. School als eigen inrichting onder het geheel zelfstandig bestuur der geïnstitueerde kerken behouden moeten en behouden zullen, en we het dus allen eens zijn in de overtuiging, dat onze kerken, het gebruik der Universiteit naar oud Gereformeerd beginsel aanvaardende, zich niet zouden verantwoord achten, indien ze dit gebruik aanvaardden, zonder tevens den waarborg te bezitten, dien alleen een Theol. School als eigen en zelfstandige inrichting bieden kan.”

Met deze woorden betuigen wij onze hartelijke en volkomene instemming. Wij hebben geen andere overtuiging, dan die in deze klare, duidelijke zinsneden door Dr. Kuyper uitgesproken is. Wij staan in geen anderen zin en op geen andere wijze in den „Seminaristischen" hoek, dan waarin Dr. Kuyper zich hier zelf in geplaatst heeft. De tegenstelling van „Seminaristisch" en „Universitair" heeft daarom met den strijd, waarin wij thans gewikkeld zijn, niets te maken.

Zelfs gaat onze overeenstemming met Dr. Kuyper nog verder. De overtuiging, dat de kerken, het gebruik der Universiteit naar oud Gereformeerd beginsel aanvaardende, zich niet zouden verantwoord achten, indien zij dit gebruik aanvaardden, zonder tevens den waarborg te bezitten, dien alleen een Theol. School als eigen en zelfs andige inrichting bieden kan, deze overtuiging rust bij Dr. Kuyper en bij ons op dezelfde overweging.

Immers, hij verklaart uitdrukkelijk: „De kerken mogen ook naar onze overtuiging de opleiding tot den dienst des Woords niet uitsluitend in handen laten van de wetenschap. Kon dat, het zou het meest gewenscht zijn, maar het kan niet. De aan zichzelf overge laten wetenschap is daartoe niet genoeg betrouwbaar. Er werken in de wetenschap en ook in de wetenschap der Theologie te verleidelijke factoren, die zoo licht tot kwade resultaten leiden. Daaraan nu mogen de kerken niet gewaagd worden.

In deze overweging en hierin alleen wortelt voor de kerken de noodzakelijkheid, om een eigen inrichting in stand te houden, en dan natuurlijk een eigen inrichting in dien zin, dat zij architectonisch volkomen zelfstandig zij en stoele op eigen wortel." {Heraut 5 Nov. 1893, ook weer opgenomen 'va. Bazuin 15 Maart 1901).

Even weinig als Dr. Kuyper met deze woorden zijn Universitair beginsel verloochent, zijn wij, dezelfde overtuiging koesterende, aangaande eene eigen opleidingsschool, tegen eene Universiteit gekant.

Nu blijkt uit ons artikel van 5 Nov. 1893, waaraan dit citaat ontleend is, dat, met de geciteerde woorden gedoeld werd op een staat van zaken, waarbij de Universitaire opleiding uitgangspunt zou zijn, en de „eigen inrichting" der kerken hierbij als correctief dienst doen zou.

Dat dit de bedoeling was, blijkt uit deze woorden:

„Juist omdat ze (de Theol. school) op dit standpunt dienst moet doen als brandspuit, zoo de Universiteit ooit brand in de kerken deed ontstaan, moeten wij er wel den hoogsten prijs óp stelUen, dat deze brandspuit c. q. bluschkracht bezitte.”

Het gebruik van dit beeld laat geen twijfel over, of er was voor ons van een correctief sprake, aan te brengen bij de Universitaire opleiding als regel.

Dit blijkt evenzeer uit het volgende, dat in hetzelfde artikel voorkomt:

Niet, men versta ons wel, alsof een "Seminarie (want dat is feitelijk onze Theologische School) waarborg in zichzelf droeg. Integendeel, schier alle orthodoxe Seminariën in Zwitserland en Schotland zijn afgeweken, en dan natuurlijk wordt het bederf dat hiervan in de kerken uitgaat, nog veel bedenkelijker. Maar, deze Seminariën misten weer de concurrentie en de controle van de universiteit.

Juist daarom ligt in de combinatie van deze beide onzes krachtens de beste waarborg voor de kerken, de hoogste waarborg die in den weg der middelen is.

Alleen een Theologische School, zonder Universiteit, ware voor de Christelijke Gereformeerde Kerk een uiterst gevaarlijke positie. A Heen het gebruik van eene Universiteit, zonder concurreerend en controleerend Seminarie, was voor de Nederduitsch-Gereformeerde Kerken hoogst bedenkelijk, we zeggen niet nu, maar bij wisseling van personeel. En dat uit de vereeniging dezer beide groepen een toestand ontstaan is, die ons èn het gebruik van de Universiteit èn een Theologische School geeft, is metterdaad al wat we wenschen konden. De vraag, in hoever het al dan niet wenschelijk en geoorloofd is, beide inrichtingen contractueel te verbinden, laten we voor ditmaal onbesproken., In beginsel zal wel niemand de mogelijkheid hiervan tegenspreken. Alleen nu genoegzaam bleek, dat de wijze waarop de Conceptacte dit voorstelde, niet in den smaak viel, zal een andere voorslag te maken zijn.

Tevens blijkt hieruit duidelijk, dat we ook toen de opleiding aan de Theol school als Seminaristisck verstonden, in tegenstelling met de Universitaire. Tot tweemalen toe werd hier dit woord gebezigd.

En ook blijkt er uit, dat we de positie der beide inrichtingen ons niet dachten als een evenwijdige, maar als een vereenigde, d. w. z, dat het denkbeeld van samenwerking van beiden, hoewel toen opzettelijk niet nader uitgewerkt, er toch terstond bij werd geëischt.

Een en ander wordt hier opgemerkt, niet alsof we het afkappen van het citaat veronderstelden als met opzet geschied, maar overmits alleen uit deze aanvulling nader blijken kan, hoe het in de stelling opgenomen citaat door ons was bedoeld.

We komen hierop terug, doch achtten, ter voorkoming van misverstand, reeds nu hierop te moeten wijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Niet buiten verband.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's