GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

EINDE ES BEGIN.

Hoe vreemd niet waar? Het eind voorop en 't begin achteraan.

En toch moet het zoo. Want we staan aan het eind van het eerste jaar der twintigste eeuw en daarna begint het tweede.

We staan op de grens, en als het goed zal zijn, dan rijst onze bede tot den Heere God:

Geef, nu we aan 't eind staan en begin, Nu we in

't Verleen Uw goedheid prijzen. Dat we ook, vertrouwend als voorheen, Op u, o Heer, op u alleen, Den nieuwen dag zien rijzen!

De oudejaarsdag is voor vele lezers niet onpleizierig en de nieuwejaarsdag recht preltig. We hebben vrijaf, al lang te voren, we zitten gezellig samen, we gaan uit, we krijgen bezoek. Er wordt smakelijk gegeten en gedronken. We zien onze kennissen en vrienden. We wenschen elkaar heil en zegen, gelijk die ook ons worden gewenscht. Kortom, de kleine jongen had in zijn onnoozelheid wel gelijk, toen hij zei: „Hè, ik wou dat het maar dikwijls oude en nieuwejaar was."

Maar meer dan ééns in 't jaar gaat het niet. En ik denk dat die jongen toen hij ouder was geworden, zelf wel zal bespeurd hebben, dat het al vaak genoeg oudejaar en nieuwejaar wordt. Hoe ouder men wordt, hoe sneller de jaren komen en gaan in ons oog, en ten slotte •^ggen we met Mozes: We brengen onze jaren cDor als een gedachte.

Dat staat in Psalm 90, het „gebed van Mozes, den man Gods."

Dat gebed, een oude-en nieuwjaarspsalm, is nu al duizenden jaren oud. Toch blijft het altijd nieuw en heerlijk en aangrijpend. Dat komt eenerzijds omdat de geest des Heeren, die in dit lied spreekt, dezelfde is, ^ de onveranderlijke, die ook spreekt tot ons, zoo we des Heeren kinderen zijn. Anderzijds is het, doordat de harten der menschen te aller tijd dezelfde zijn. Er is een groot onderscheid naar het uiterlijke tusschen en groot vorstelijk man als Mozes, die een heel volk leidt door de Arabische woestijn, en een eenvoudige arme vrouw die nooit verder is geweest dan haar dorpje. Maar als beiden .kunnen zeggen: „Heere, leer ons alzoo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen", dan zijn ze toch in de hoofdzaak één. En dan is die 90ste Psalm ook wat in hun beider harten leeft, dan gevoelen zij allebei de waarheid en de kracht der woorden van dat rijk en ernstig lied.

Van daar dan ook, dat nu nog allen die God vreezen, in wat land en van wat volk ook, op den oudejaarsavond van harte met Mozes' lied instemmen als hij zegt:

Heere, Gij zijt ons geweest een toevlucht van geslacht tot geslacht. Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. Gij doet den mensch wederkeeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert we­ f der, s> ij menschenkinderen. Want duizend jaren zijn in Uw oogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwake. d Gij overstroomt ze; zij ziju gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert: In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort, "

En evenzoo bidden op den nieuwjaarsmorgen allen die God vreezen met den man Gods:

„Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zoo zullen wij juichen en verblijd zijn in al onze dagen. Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. En de liefelijkheid des Heeren onzes Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons; ja het werk onzer handen, bevestig dat."

„Leer ons onze dagen tellen, " zoo bidt Mozes. Dat is een woord voor jong en oud.

Wie zijn dagen telt, merkt op hoe ze voorbijgaan, hoe elke dag er één is, en hoe hij al opklimmende ook aftelt.

Denkt daar eens over na. Want het zegt tot ons: Ge blijft hier niet eeuwig. Koopt den tijd uit. Nu is het nog de wel aangename tijd. Laat ons dan nu tot den troon der genade gaan, om geholpen te worden Ier bekwamer (d. i. geschikter) tijd. Want die tijd eindigt ook eens, en daarbij wachten ons de komende dagen, waarvan de Prediker spreekt, als hij ons vermaant aan onzen Schepper te denken, als we nog jong zijn.

Er is nu welhaast weer een jaar voorbij. Er is veel gebeurd in Afrika en in Europa, in Nederland en in onze woonplaats, tot in ons huis toe.

Maar is er nu ook wat gebeurd, wat goeds, in uw hart?

Heeft de groote ommekeer al plaats gevonden, die onze Bijbel bekeering noemt?

Dat is een heel ernstige vraag, die elk op den Oudejarasdag zichzelf moet doen. Want daarop komt het aan. En als we gevoelen op de vraag eigenlijk te moeten antwoorden, neen, dan weten we dat het nog niet goed staat, al hebben we nog zoo goed opgepast, en al kregen we op school een prijs, en al hadden we een prettige vacantie. We zijn naar onze natuur op den weg, die ons van God afvoert, maar de Heere Christus roept: „Komt tot Mij!" Dan gaat het een anderen weg op. Dan komt men van den breeden op den smallen. Op den eersten loopen er wel meer dan op den laatsten, doch het eind zal toonen, dat zij, die den smallen gingen, wijs deden.

Maar die wijsheid is niet uit ons, vrienden. Uit ons zelf kiezen we den breeden weg, want die is de makkelijkste. En daarom, wilt ge den smallen weg in het nieuwe jaar gaan — en 't is Gods gebod dat ge zoo doet — bidt dan den Heere God dat Hij u een nieuwe geest geve, die lust heeft in Zijn wegen.

„Ik ben de weg, " zegt de Heere Christus. We weten alzoo waar we zijn moeten. Gaat in het oude jaar nog tot Hem, om een nieuw hart, en met de bede dat Hij in het nieuwe jaar u doe wandelen op het pad des levens, dat de verstandigen, d. i. de godvreezenden, naar boven voert.

Dit groote heil wensch ik allen lezers en vragers en briefschrijvers allereerst toe, zoowel mijn lezers van ruim 20 jaar geleden, als allen die in hun plaats kwamen. De tijden veranderen, maar de Heere God blijft dezelfde. Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Hij is het einde en het begin. Zoo zij ook ons einde en ons begin dés jaars in Hem !

AAN VRAGERS.

Een derde vraag van het meervermelde vijftal luidt: Hoe komt men aan de uitdrukking „in den aap gelogeerd zijn" ?

Apen, gelijk katten en andere dieren behoorden tot die, welke ons in oude boeken worden aangeduid als „ongure, felle beesten". En al wat ik van apen heb gezien doet mij gelooven, dat ze nog zoo zijn.

De uitdrukking hierboven aangehaald was in zeer oude tijden onbekend, dat is toch wel begrijpelijk.

Vroeger en nu nog ook, hadden de herbergen uithangborden of althans namen. Zoo logeert men in „het bruine Paard", in „de Zon", in „het Haasje", enz. Zoo ook beduidt „in den aap gelogeerd zijn", zijn tijdelijke woonplaats ergens hebben waar de aap uithangt.

Dit laatste is dan zinnebeeldig op te vatten en wil zeggen: vertoeven bij menschen even listig, gauw en boosaardig als de aap. 't Is bij dezulken niet prettig wezen. En zoo beteekent „in den aap gelogeerd" zijn, in een onaangenamen toestand zijn, in omstandigheden lang niet begeerlijk; gekomen zijn tot wat men niet zijn wilde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's