GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dit is de vloek.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dit is de vloek.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zeide hij tot mij: Dit is de vloek, die uitgaan zal over het gansche land; want een iegelijk, die steelt, zal van hier, volgens dezen vloek, uitgeroeid worden; desgelijks een iegelijk, die valschelijk zweert zal van hier, volgens dezen vloek, uitgeroeid worden. Zach. 5 : 3.

Almeer verstaat men onder vloek uitsluitend een ruw uitgestooten woord, waarin Gods heilige naam misbruikt wordt.

Toch is dat de eigenlijke zin en beteekenis van het begrip vloek volstrekt niet.

Wat men nu veelal „een vloek" noemt, komt over de zondige lippen van een zichzelf vergetend mensch, „de vloek" daarentegen gaat van den mond des Heeren uit, opdat Hij zichzelven in zijn heiligheid handhave.

De vloek staat tegenover den zegen.

Een neutraal terrein is hier niet. Op alles rust iets. Zoo niet de zegen dan de vloek, en omgekeerd, zoo niet de vloek dan de zegen. In beide mogen graden zijn. Deééne maal moge de zegen nauwelijks merkbaar zijn, en de andere maal voor aller oog machtig uitbreken, en zoo ook de vloek de ééne maal ternauwernood te bespeuren zijn, en kort daarop vernielend en verdervend indringen, maar zwak in werking of m.achtig doorbrekend, zegen of vloek werkt er altijd en op alles. Op uw jjersoon, op uw gaven en talenten, op uw gezin, op wat ge onderneemt, op heel uw existentie. In niets is stilstand. Alles is aan gestadige wisseling onderhevig. Zelfs de lendenen der bergen en der rotsen ondergaan rustelooze verandering. En die nooit tot rust komende verandering heeft altoos een strekking, een uitwerking, om te doen minderen of te doen beteren. En voorzoover nu in dien vooruitgang of in dien achteruitgang met de heiligheid Gods gerekend wordt, is er in werkzaam óf de zegen die benedijt, óf de vloek die vermaledijt.

Het rechte inzicht hiervan is daarom zoo moeilijk omdat de , verschillendc krachten, die hier werken, zoo schier onnaspeurlijk verwikkeld zijn.

Neem b. v. de schijnbaar zoo uiterst eenvoudige tegenstelling tusschen het gezonde opgroeien van het jonge kind, en het langzaam wegbrok kelen van de levenskracht bij ouden van dagen.

Ongetwijfeld werkt in dat groeien van het kind de zegen, en in dat gestadig verzwakken van den grijsaard de vloek; maar noch deze zegen bij het kind, noch deze vloek bij den grijsaard is persoonlijk. Dat groeien is uitvloeisel van den zegen, die in de Scheppingsure over ous menschelijk geslacht is uitgesproken, en die in de gemeene Gratie bestendigd is, terwijl in dat langzaam inzinken van den man van jaren niet anders werkt dan de vloek, die na de zonde in den dood over ons gekomen is. De gestadige verzwakking in den ouderdom is de inzinking, die door de voorweeën van den dood ons bij levenden lijve al minder doet worden.

Wat is nu die vloek? Het is een vernielende kracht die van God uitgaat. „Dit is de vloek, zegt Zacharia, die uitgaan zal over het gansche land, want een iegelijk die steelt, zal van hier krachtens denzelven vloek uitgeroeid worden; desgelijks een iegelijk die valsehelijk zweert, zal krachtens denzelven vloek van hier uitgeroeid worden". En dan voegt de Heere er dit bij: „Ik, uw God, breng dien vloek voort, dat hij kome in het huis van den dief, en in het huis van dengene die bij mijnen Naam valsehelijk zweert; en hij zal, namelijk die vloek, in het midden zijns huizes overnachten, en hij zal het verteren met zijn houten en met zijn steenen.”

Een geweldig aangrijpende voorstelling.

Er is iemand die zondigt tegen zijn God. Hier worden nu met name de dief en meineedige genoemd, maar het slaat natuurlijk op elke zonde, op alles wat tegen de ordinantiën des Heeren ingaat. En nu stelt God zich tegen die zonde, en zoolang de zondige mensch haar niet los'aat, er niet meê breekt, tegen den zondaar zelven.

Er gaat tegen die zonde en tegen dien zondaar van den heiligen almachtigen God een niets sparende, een alles doordringende, een alles vernielende kracht uit. En die van God uitgaande vernielende kracht nestelt zich in uw huis, dringt in heel uw bestaan door, en kan niet tot ruste komen, eer het alles vernietigd is, gij, en uw existentie, uw huis en zelfs het hout en de steen waar uw huis uit gebouwd was.

Er schuilt in den vloek Goddelijke//«/-fe/öc/i/. De vloek vreet als een kanker in. Hij grijpt aan, boort door, en vernielt tot op, door en onder den bodem.

Is nu die vloek de beschikking, de raad, het besluit Gods, om alle zonde met ellende te achtervolgen ?

Stellig neen. De raad, de wijsheid Gods is Goddelijk bedenken, er zijnde van eeuwig, lang eer de zaak zelve komt. De raad Gods, dat Jerusalem zou vernietigd worden, was er eer Jerusalem ontstond. En de vloek is uitgaande werking die rechtstreeks aantast.

Is dan de vloek het samenstel van vernielende instrumenten, die het verderf teweeg brengen ? Ook dit niet. De instrumenten die Jerusalem vallen deden, waren de heidensche veldheeren en krijgslieden , en aanvalswerktuigen, die wel door den vloek in beweging worden gezet, maar die volstrekt de vloek zelf niet zijn.

De vloek is de uiting van den toorn des Heeren op het oogenblik dat die toorn werken gaat. De vloek is het bevel, dat van 's Heeren mond uitgaat, en dat zich richt tot die vernielingsinstrumenten. Hij is de zich uitsprekende hartstocht van God tegen alle onheiligheid; die zich niet langer inhoudt, die er nu aan wil, en zijn kracht door de scheppende macht van het vloekwoord doorzet.

Wat in den vloek optreedt, is de presentie van God Almachtig, Die zich op het kwade werpt om het te breken.

Als de vloek van God uitgaat, komt de doem en is het drijven van zijn toorn onweerstaanbaar.

Hier is dan ook het diepe mysterie van Golgotha.

De vloek die op den Man van Smarte was, nu hij zich met de zonde één maakte, en daarom de toorn Gods niet rustende, eer hij onderging in den eeuwigen dood.

Met het Pascha er achter, o, ongetwijfeld, maar toch de vloek die den toorn niet rusten deed, met volle energie zich op het Lam Gods dat onze zonde droeg, richtende.

Niet dus de heidensche opvatting van den vloek, als van een noodlot waaraan geen ontkomen is, gelijk soms verdoolden van geest nog roepen: Ga van mij weg, aan mij is niets te redden, ik ben onder den vloek!

De vloek Gods is volle werkelijkheid en ze gaat door; doch nooit gaat er een vloek van God uit, die niet kan afgeleid of gestuit of in het eind in genade verkeerd worden.

De aarde is vervloekt, maar de gemeene Gratie ondervangt hem nu reeds; en eens verkeert de vloek in heerlijkheid als de elementen brandende zullen versmelten, en de nieuwe aarde komt.

Adam moest den dood sterven, dat is de vloek, maar de gemeene Gratie gunt hem negen eeuwen, en als hij sterft, gaat hij de opstanding tegemoet.

Mits, en dat is het waarop het aankomt, mits we ons maar niet inbeelden, dat de vloek vanzelf aflaat.

Neen, niet gestuit en niet ondervangen, werkt de vloek door, in uw persoon, in uw kinderen, in uw geslacht, uit elke zonde telkens nieuwe zonde teelend en die zonde met ellende achtereenvolgend. Ge weet het uit uw eigen leven wel.

Dat stuiten en ondervangen nu is tweeërlei.

De vloek jaagt de zonde na, en dus u, zoolang ge de zonde vasthoudt. Maar ook, zóó niet laat ge de zonde los, of de vloek schrijdt u voorbij. Als het maar geheel loslaten van uw zonde is. Niet ze aan een koord vasthouden, waarmede gij ze straks weer naar u toetrekt. God laat niet met zich spotten. Neen, loslaten is hier radicaal breken. En dan vat ook de vloek u niet meer. Zoo kan een persoon, zoo kan een gezin, zoo kan een geslacht, zoo kan een volk den vloek van zich afwenden, als op de zonde de ban wordt gelegd.

En dan komt er vanzelf het tweede bij, het ondervangen. En dat grijpt plaats in de verzoening die Christus aanbracht, in den vloek dien hij droeg. Het aangrijpen van Golgotha.

Breken, radicaal breken met de zonde, waar de \loek aan kleeft, en gelijktijdig kleven aan Jezus die den vloek voor ons droeg, dat is de dubbele zielsmacht die den vloek van u afwendt. En anders, dan komt de vloek gewisselijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Dit is de vloek.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1902

De Heraut | 4 Pagina's