GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Olevian us terecht de medewerker van U r z i n u s genoemd bij de samenstelling van den Heid. Catechismus.

II.

Het wekt eenige bevreemding, dat Urzinus in zijn brieven en geschriften met geen woord melding maakt van de medewerking van 01evianus. Dit is alleen daaruit te verklaren, dat hij het niet noodig heeft geacht een fet, dat algemeen bekend was, mede te deelen. Als men echter meent, dat Urzinus en Olevianus als het ware geestelijke tweelingbroeders van elkander geweest zijn, dan vergist men zich daarin ten zeerste. l)e karakters van beide godgeleerden liepen zeer uiteen. Urzinus was tot zwaarmoedigheid geneigd en Olevianus kon men een levenslustigen Rijnlander noemen. Ook op wetenschappelijk terrein liepen zij niet in hetzelfde gareel. Urzinus was een beslist voorstander van de Aristotelische wijsbegeerte, Olevianus daarentegen een volgeling van den hevigsten tegenstander dier philosophic, den Frahschman Ramus. Naar aanleiding van vraag 35 van den Heidelbergschen Catechismus, was er bijna een verwijdering tusschen beide mannen ontstaan. Met moeite werd verhinderd, dat het tot een openlijke breuk tusschen hen kwam. God leidde het aldus, dat deze twee groote mannen trots menig verschil, om den wille van de goede zaak, die zij beiden dienden, in den geest des vredes toch te samen arbeidden en daarbij elkander aanvulden. Aan dien gemeenschappelijken arbeid is onze voor-luffclijke Catechismus ie danken, die tot op, dezen dag voor het beste werk op het gebied der catechese moet gehouden worden.

De kerkhistoricus van de Pfalz, L. Wundt, zegt, dat voor het verzamelen van de stof voor den Catechismus, beide m mnen evenveel hebben geleverd; Urzinus gaf den vorm aan het leerboek. Voorts zegt dezelfde geleerde: „Olevianus gaf het idee voor het leerboek aan, Urzinus werkt het uit." Doch ook deze meening is niet juist. Want in zijn Avondmaalsprceken en in zijn verhandeling over het Genadeverbond, wo'-dt door Urzinus dezelfde toon aangeslagen, die ook in den Catechismus weerklinkt. Het is duidelijk, dat Olevianus vraag 26 tot 28, evenals de meeste vragen over het tweede en derde artikel van het symbolum apostolicum heeft opgesteld, evenals de eerste vraag en de vragen over de Sacramenten. Dezelfde uitdrukkingen, die daarin gebezigd v/orden, treft men ook aan in zijn boek over het Genadeverbond. De hoogleeraar Gooszen te Leiden heeft er ook reeds opmerkzaam op gemaakt, dat uit Olevianus' preeken over het Avondmaal blijkt, hoeveel invloed hij uitoefende, op de redactie van den Heidelberger ook als deze over de Sacramenten handelt.

Ook is uit het Corpus Reformatonim, het XIXdé deel waarin de correspondentie van Calvijn voorkomt, die tot hiertoe niet uitgegeven was, gebleken, dat Olevianus er voor gezorgd heeft, dat de 80ste vraag in den Heidelberger ingelascht werd. Deze vraag kwam in de eerste uitgave niet voor; in de tweede wordt op de bekende vraag over „de Paapsche Mis" slechts een kort antwoord gegeven; in de derde uitgave vinden wij de redactie die wij thans hebben. Door Olevianus was de keurvorst er op gewezen, dat die vraag ontbrak en toch niet kon gemist worden. Of Olevianus de 80ste vraag met het antwoord zelf geformuleerd heeft, weten wij niet. Wel blijkt uit al het aangevoerde, dat Olevianus krachtig er toe medewerkte om „het gouden kleinood" der Gere formeerde kerken het aanzijn te geven. Wij danken daarom de redactie van de Reformirte Kirchenzeittmg dat zij dit punt ons zoo duide lijk gemaakt heeft.

— Een onwraakbaar getuigenis omtrent het levenseinde van Luther.

De hoogleeraar Dr. Viktor Schultze deed in de N. Kirchl. Zeitschr. eene belangrijke, mededeeling. De hoogleeraar heeft een bericht omtrent Luther's afsterven in een zorgvuldig bijgehouden dagboek van een der Protestantsche deelnemers aan het godsdienstgesprek, in 1546 te Regensburg gehouden, ontdekt. De Protes tantsche coUocatoren en toehoorders waren den 26sten Februari, na het einde van eene officieele vergadering, nog eenigen tijd bijeen om onderling te beraadslagen, toen een se 1 rijven van Nikolaas van Amsdort aan Georg Maier binnen werd gebracht, waarin de dood van I, .uther gemeld werd en waardoor de aanwezigen ten diepste werden geschokt. Dit bericht komt in het algemeen met de bekende uitvoerige mededeelingen van de predikanten Jonas, Coelius en Aurifaber, zoowel als met den brief van Jonas aan den keurvorst van Saksen van 18 Februari 1546 overeen. Nieuw is alleen de vermelding, dat Luther's laatste woorden waren: „Ik ga heen in vrede en vretigde." Dit bericht, dat op zich zelf reeds genoeg interessants bevat, iiioet men onder de bronnen van den eersten rang rekenen, omdat, gelijk professor Schultze aantoont, niemand minder dan Justus Jonas zelf het geschreven heeft. Daaruit kunnen wij ons de volgende voorstelling maken: „Op den sterfdag van Lu ther, 18 Februari, schreef Jonas aan den keur vorst, en ook aan Amsdorf te Naumburg; deze liet op denzelfden dag (volgens het Regensburger Dagboek) de gebeurtenis in Regensburg bekend maken, en voegde er een afschrift van den brief van Jonas aan toe.

Aan dezen brief, die den 2ssten Februari ontvangen werd, heeft het Regensburger Dagboek het bericht ontleend. Het is te betreuren, dat niet de geheele brief wedergegeven is, maar misschien vindt men later nog het ontbrekende gedeelte.

Tegenover de laster, die omtrent Luther's sterfbed van Jezuïetische zijde verspreid is, is de vondst van Prof. Schultze een nieuw getuigenis.

Uit den Reichsanzeiger blijkt, dat de Room schc bevolking sterker is toegenomen dan de Evangelische; deze laatsten nam toe met 13.6 pCt., gedurende de laatste 10 jaren, en de eerste met 15 pCt. In hetzelfde tijdvak vermeerderden de Joden met 3 4 pCt. Ongeveer 6000 personen gaven te kennen tot geen godsdienst te behooren. Hieruit blijkt, dat de toeleg der socialisten, om hunne aanhangers te bewegen in massa der kerk den rug toe te keeren, niet gelukt is.

Engeland. De Roomsche bisschop Croke Robinson hield onlangs een rede te Canterbury. Daarin gaf deze geestelijke te kennen, dat Engeland op weg was om zich tot Rome te bekeeren. Ten bewijze daarvan wees hij er op dat de leus „No Popery" (geen Roomsche nieuwigheden) al minder werd vernomen; dat de houding dor rechtbanken bij de vervolging van de Jezuïeten zeer gunstig geweest was, en dat in de Westminster Abdij en in de kerken van St. Mary Abbot, Kensington, Oxford enz. beelden van Maria waren geplaatst. Het was moeilijk een Low Church onder de kerken'van het platte land te vinden. Ook meende de bisschop, dat het houden van „gedenkdiensten voor de dooden" een stap was in Roomsche richting In één woord, ' de - Rkualistische beweging gaf' den spreker goede hoop, dat geheel Engeland weer Roomsch worden zou.

Het is nog tijd om dit te voorkomen, v.'anneer het Engelsche volk maar gaat ontwaken, en den feitelijken toestand onder de oogen durft zien. Ja „wanneer" Doch het schijnt, alsof het Engelsche volk met een diepen slaap is bevangen, althans wanneer het aankomt op geestelijke dingen.

— Nieuwe handschriften der Heilige Schrift.

De Engelsche Standard bevatte dezer dagen het volgende bericht: „Volgens eene oude overlevering zouden in de zoogenaamde schatgewelven der Jami-en Keber-moskee te Damascus tal van belangrijke handschriften, uit de vroegste tijden der Christelijke kerk afkomstig, te vinden zijn. Het duurde jaren eer men den Sultan van Turkije had overgehaald om toe te staan, dat het gewelf, hetwelk eeuwen lang gesloten gebleven en zorgvuldig bewaakt geworden was, geopend werd. Deskundigen hadden vooraf den Sultan verzekerd, dat er in de verzameling geen geschriften den Mahomedaanschen godsdienst betreffende, gevonden werden. De handschriften die men onder de gewelven vond, werden naar Constantinopel gezonden, alwaar bleek, dat daaronder een aantal brokstukken van het Oude en Nieuwe Testament in de oufle Syrische taal, tegelijk met brokstukken eener vertaling van het Oude en Nieuwe Testament in het Syro Palastijnsclie dialect waren. Onder de laatste vond men ook het bewijs, dat de brieven van Paulus in het dialect, hetwelk in de dagen van den Heere Jezus gesproken werd, overgezet zijn. Bovendien ontdekte men brokstukken van den Pentateuch in de Samarilaansche taal, eene vertaling van den ySsten Psalm in het Arabisch, welke evenwel met Grieksche letters geschreven is, 77 bladzijden van een_tot hiertoe onbekenden commentaar in Oud Syrische taal, 25 bladzijden der Psalmen en 11 bladzijden van den Pentateuch in Grieksche letters, die afkomstig zijn uit de elfde eeuw.

Men bericht uit Konstantinopel, dat op bevel van den Sultan de liandschriften ter hand gesteld zijn aan baron Marschall, den gezant van Duitschland, opdat zij te Berlijn meer nauwkeurig zouden onderzocht worden.

Rusland. Is vrijheid van conscientie in aantocht?

Eenigen tijd geleden sprak de maarschalk van den adel van het gouvernement Orel, Stachowitsch, op het zendingscongres te Orel, als ziin overtuiging uit, dat het voor Rusland tijd werd, het verbod om de Russische kerk te verlaten op te heffen; hij meende, dat zulk een opheffing in overeenstemming was met den geest het ware Christendom en aan Rusland rijken zegen brengen zou. Bijna alle groote Russische bladen bespraken deze uitlating van den maarschalk en lieten zich in gunstigen of ongunstigen zin daarover uit. Inmiddels brak de tijd aan, dat er een vertegenwoordiger van den adel voor Orel moest gekozen worden. Stachowitsch was vroeger tot clit ambt geroepen geweest; zou men hem daarvoor opnieuw aanwijzen ? Hij werd herkozen, en zijn herkiezing werd door de bevoegde autoriteit bevestigd. Sommigen hebben daaruit afgeleid, dat men in Rusland op weg was om te komen tot vrijheid van conscientie. Doch wij vreezen, dat zij die tot eiken prijs de staatskerk willen handhaven, en die meenen, dat men imet geweld moet verhinderen dat men haar verlaat om tot eene andere kerk over te gaan, aldus hebben geredeneerd: „Wij zullen de verkiezing van Stachowitsch laten doorgaan, om geen opzien te verwekken; als wij hem dulden dan blijkt daaruit, dat het met de gewetensvrijheid in Rusland niet zoo slecht gesteld is, als msn gewoonlijk denkt." ^Vij meenen, dat wijl men denkt; er is toch geen gevaar dat de denkbeelden van Stachowitsch in toepassing gebracht worden, men zijn persoon in waarde gelaten heeft. Het zal ons verblijden, indien wij hierin misgezien hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1902

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1902

De Heraut | 2 Pagina's