GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In vindenstijd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In vindenstijd”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[NIEUWEJAAR.]

Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja in eenen overloop van groote wateren, zullen zij hem niet aanraken, (Psalm 32: 6.)

Op het oogenblik dat weer een jaar van ons leven ten einde spoedt, en een nieuw, onzeker jaar in aantocht is, doorleven we vindenstijd, of wilt ge een tijfl, die er op gericht is, om u uw God en uw God u te laten vinden.

Niet alsof de overgang van Kerstfeest op Nieuwjaar ons het hooggetij der Godzaligheid ware. Ge kunt midden in het jaar, ge kunt elke week van het jaar, ge kunt eiken dag een oogenblik doorleven, dat u veel machtiger aangrijpt en veel dieper roert. De kern der Godzaligheid hangt aan geen vaste dagen. De heerlijkheid der kinderen God is vrij.

Toch behoudt daarom ook de ombuiging in den stroom des tijds, die elke jaarwissehng brengt, voor het leven der Godzaligheid haar beteekenis, en ge schaadt uzelvcn zoo ge die beteekenis onderschat.

Waar ge legen te waken hebt is alleen, dat ge niet burgerlijk en geestelijk tegenover elkander stelt, en niet u opdringt, dat andere gedenkdagen u naar het heiligdom roepen, maar dat de nacht die het jaar doet omgaan, u alleen in uw uitwendig bestaan raakt.

Daarom spraken we van vindenslijd, om juist in die diep religicuse gedachte uw doorleven van de jaarwisseling met uw geestelijk bestaan ineen te doen vloeien.

In de verborgenheid van uw ziclsbcstaan strekt al uw Godzaligheid er zich naar uit, otn „Gods verborgen omgang te vinden". Hem te zoeken en van Hem gezocht te worden. En deswege smelt uw ernst bij het keeren van het jaar dan eerst met den ernst van heel uw gees telijke existentie saam, zoo ook die overgang uit het afgaande in het komende jaar voor u vindenstijd wordt in den heiligen zin van dit woord.

Een tijd van God verordend, die van Hem is ingesteld om u te vinden, en die Juist deswege een tijd moet zijn door u aangegrepen, om uw ziel te l)rengen lot het vinden van haar God

Een vinden niet van één kant, maar vati beide kanten. Een tijd van vinden over en weder. En dat zóó, dat het de machtige arm van den tijd zelf is, die u omvangt, u omklemt en u stelt waar God u vinden wil, opdat Hij zou worden gevonden door u.

Nu scheelt de innigheid van dal vinden naar de thermometer van uw inwendig leven slaat. „Hierom, zegt de rsalmist, zal u ieder heilige aanbidden in vindenstijd", en zoo is het natuurlijk, dat wie nog niet lot de heiligen.te rekenen is, tot de werkelijke aanbidding ook in dien vindingstijd niet komt.

Bij zulk een staat van geestelijke bloedwarmte is het zieleleven nog slechts even boven hel vriespunt, en ontbreekt de ontvankelijkheid nog om diep geroerd te worden.

Ook voor dezulken heeft de ommegang van jaar in jaar daarom wel beduidenis. Ze voelen er wel iets bij. Er trilt wel iets in hun hart, dat hen voelbaar aandoet. En ook bij hen gebruikt de Heere van leven en dood zulk een avond en morgen wel, om zoekend naar hen uit te gaan. Maar toch, tot het echte vinden en ge vonden worden komt het bij hen niet.

Anderen zijn er, bij wie de thermometer geestelijk hooger graad aanwijst, en die in den voorhof reeds hun tenten opsloegen. Hunner is reeds meer de kennisse van het gebed, ze hebben meer omgang met de Schiift, ze kennen meer een bezig zijn in heilige dingen. En al kennen ze dan hun God nog niet in persoonlijke ontmoeting, toch hebben ze het geruiseh van zijn kleed gehoord, en is Hij langs de klove der steenrots voor hen voorbijgegaan.

En natuurlijk heeft de vindenstijd in het keeren der jaren voor deze toenaderenden reeds veel hooger beduidenis. Er zijn bij hen reeds oogenblikken, dat ze in hun gebed voelen hoe ze gevonden werden, al brak het eigen vinden nog niet door.

Maar toch, vindenstijd in vollen zin, en vindenstijd die tot overgevende en verwonderende aanbidding uitdrijft, brengt zulk een ommegang en overgang van jaar in jaar slechts voor die heiligen die Gods verborgen omgang reeds kenden, en bij wie de thermometer van het geestelijk leven daarbinnen op zonnige zomerwarmte staat.

Zoo is het één drang, die van Gods zijde uit het eeuwige in den tijd op een ieder aandringt maar een drang, waarvan de stuwkracht in graad verschillend werkt, .naar gelangde menscherin zijn hart aan toe is.

Het is altoos uw God die u zoekt, en die niet aflaat eer Hij u vinden zal. En al doolt nu de een nog over de velden, al zijn slechts kleinere groepen den voorhof binnengegaan, en al zijn de heiligen die in het heiligdom binnen traden, nog dun gezaaid. God zoekt ze allen, een ieder naar hij gezocht moet worden, en juist de ommegang van jaar in jaar is een dier machtige instrumenten die Hij bezigt om aan het zoelzcn zijn loon in het vinden te schenken. Of ze bij God blijven zullen, is een andere vraag; maar gevonden worden er in zulk een vindenstijd duizenden bij duizenden, die 't zeer wel weten, dat God hen op dien avond, en in dien morgen toch weer in de ziel geraakt heeft.

Geraakt in tweeërlei stee, in hun machteloosheid en in hun zielskrankheid.

Anders spreekt men er over heen, en doet alsof ons leven hier eeuwig zijn zou. Dan kent men geen zorg en leelt er gedachteloos op toe Maar als het jaar weer den hoek omgaat, en plotseling een zuiging van de eeuwigheid ons dour ons wezen snijdt, siddert de ziel toch even. Tegenover die eeuwige machten zijn we zoo klein, zoo niets. Dan vergaat onze inbeelding, Deont zettende realiteit vermant ons. En hel is in die siddering der ziel, dat de Heere van leven en dood ons vindt en raakt in het binnenste van ons wezen. Dan weet de één nog niet wat dal is, en hij huivert. Een tweede herkent zijn God en trilt van heilig ontzag. V.zn derde ontsluit zijn ziel voor den Heilige, die op hem aandringt, en aanbidt.

Dat is de wonde onzer machteloosheid. Hel weer wegzinken in onze diepe afhankelijkheid. Het nogmaals door de ziel ruischen van het lied der aanbidding: Niet ons, niet ons o, Heere, uw Naam alleen zij eer!

Maar onmiddellijk daarmee gepaard gaat de tweede innerlijke aanraking, die ons aantast in onze zielskrankheid, in onze zondige existentie, in ons onheilig beslaan.

Als de apostel Christus' macht ziet, roept hij: „Heere, ga van mij uil; want ik ben een zondig mensch". En juist daaraan herkent ge den vindenstijd, of die huivering ook over uw ziel glijdt.

In vindenstijd vindt God u, en als God u vindt, voelt ge onraiddelijk bij de eerste aanraking zelve, den afstand, de tegenstelling, de tegenstrijdigheid tusschen den Heilige in het eeuwige licht, en de donkere plekken in uw eigen zielsbestaan en in uw eigen verleden.

Dan komt de tweede siddering, en wat bij oud en nieuwjaar in den stroom van het menschelijk leven een ongewone beroering brengt, het zijn die twee innerlijke schuddingen in de ure des vindens, als Gods almachtigheid ons ontzet, en onze eigen onheiligheid onze ziel van zelfaanklacht doet ineenkrimpen.

Maar hierbij blijft het niet.

Als God u zoekt en u vindt, ook al is het voorshands nog alleen om u een voorbijgaanden indruk van zijn mogendheid te doen gevoelen, dan verschrikt Hij niet om te verschrikken en is de ontzetting nooit het eind van zijn weg.

Integendeel, de stormwind strekt nooit anders dan om het zuizen der zachte koelte in te leiden.

Ontzetting ontsluit de poorte der ontferming, uw innerlijke siddering is bestemd om over te gaan in vertrouwen. Genadig en barmhartig is de Heere en zijn 'goedertierenheid is in der eeuwigheid!

Als Hij in de wisseling van het jaar u vindt, laat Hij zich vinden door u, en juist in dat vinden van uw God ligt de aanvang van uw vertrouwen op de toekomst. s d r w

Vanzelf is dit alleen denkbaar, zoo er reeds een zoeken naar uw God in uw ziel was, Wie nog onverschillig, en zichzelf genoegzaam, buiten zijn God vrede vond, heeft aan die zaligheid des vertrouwens geen deel. b s z O

Maar kwaarat gij reeds verder, was er in u reeds een begin van het verloochenen van uzelvcn, uicrktet ge reeds dat ge van de wereld begint los te weekcn, en ritselde er reeds iets van binnen dal een vragen naar uw God wertl, dan maakt genade ook voor u den vindenstijd weerkeerig. t d d

De overgang van (Jiidjaar in Nieuwjaar verinnigt dan uw gebed, verhoogt uw ernst, spanl uw zielslevcn. En moogt ge zóó, als in het aangelicht der eeuwigheid, uw God ontmoeten, dan staat voor u uw God tusschen u en uw toekomst, en wacht uw trouwe Herder u op, om ook dit komende jiar u aan zijn hand van stap tot stap te leiden.

Te leiden niet alleen door de moeilijkheden van dit aardsche leven, maar te leiden ook door de worstelingen van uw geestelijk leven, en door beide u Ie leiden naar die enge poorte, waar door ge eens uit den tijd voor immer in de eeuwigheid zult overgaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„In vindenstijd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1902

De Heraut | 4 Pagina's