GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zending onder de Joden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending onder de Joden.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Maart I903.

Toen onlangs door ons in de Heraut e& n kort bericht aangaande de zending onder de Joden werd overgenomen, voegden wij daaraan de vraag toe, of deze zending ook vrucht afwierp.

Ds. Kropveld maak'e er ons opmerkzaam op, dat deze vraag in een latere publicatie van de deputatie voor deze Missie reeds beantwoord was. Metterdaad was deze tweede mededeeling onze aandacht ontgaan, en we haasten ons daarom dit onwillekeurig verzuim goed te maken.

ZENDING ONDER DE JODEN.

Mededeelingen aangaande den arbeid van onzen Colporteur.

Viel het onzen Broeder Smit lang niet gemakkelijk om Zwolle, waar hij reeds „eingeburgert" was en vele goede vrienden zich verworven had, te verlaten en in het grooté, en voor hem zoo goed als onbekende 's-Gravenhage zich te vestigen, toch heeft hij ondervonden, dat wij in Gods weg overal kunnen wezen, en dat de Heere Zijn volk in alles bijstaat en helpt.

Hoe vreemd het hem aanvankelijk in de Residentie ook was, niet lang duurde het of hij vond ook daar vrienden, en wel dezulken, die met zijne komst in Den Haag bijzonder ingenomen waren.

Het sinds vele jaren aldaar gevestigde plaatselijke Joden comité begroette hem met groote blijdschap; en dat te meer omreden hij van Deputaten vrijheid had ontvangen om in overleg met genoemd Comité te arbeiden. De Broeders meenden dit niet beter te kunnen doen, dan hem in hun comité op te nemen; wat onze Broeder zich gaarne het welgevallen. Natuurlijk, want zoodoende had hij de schoonste gelegen heid om in Den Haag weldra bekend te worden, en met de Joden in aanraking te komen.

Het duurde dan ook maar zeer kort toen hiervoor pogingen werden aangewend, hetzij door hen aan hun woning te bezoeken, hetzij des Maandags en des Vrijdags op de markt met hen te spreken.

Bij het bezoek aan de huizen was de vraag, of men ook een Bijbel wilde koopen, meestal de inleiding, om zoodoende tot een gesprek te komen; hetwelk den eenen keer echter veel beter ging dan den anderen, zooals zich wel laat begrijpen.

Een Bijbel had men zelden of ooit noodig, bewerende, dat men dien wel bezat; hoewel de meeste Joden geen Bijbel, ook zelfs geheel het Oude Testament niet in huis hebben. Zij noemen Bijbel óf den Pentateuch óf hunne gebedenboeken.

Soms gebeurt het, zoowel in het beschaafde 's-Gravenhage, als op het platteland in Groningen en Drente, dat men den Colporteur op zeer ruwe wij'ze bejegent, en hij het geraden acht om, wil hij niet op gevoelige wijze de vijandschap der Joden ondervinden, eenvoudig de geuite bedreiging ter harte te nemen en heen te gaan. Dikwerf echter loopt het beter af, is hij in de gelegenheid zijn kostbare waar aan te prijzen, en over den Messias, de hope der vaderen, te spreken.

Bijna immer treedt de verregaande blindheid, waarin Abrahams nakomelingen gezonken liggen, daarbij te voorschijn; inzonderheid wat den persoon en het werk van den Messias betreft.

Over Abraham en Mozes weten de meesten nog wel wat mee te praten, voorzoover het de naakte geschiedenis betreft. In verband echter met den zondeval, de rechtvaardigheid Gods en het verlossingswerk is het meer dan treurig, hoe oppervlakkig en verward de kennis dienaangaande is.

Zoo werd o. a. eens op de vraag „waarom Israël thans niet meer offerde? " geantwoord: „dat ze daar thans te arm voor waren, en dat daarvoor God nu de gebeden had ingesteld".

„Dit stemde ik", schrijft onze Boeder in zijn maandelijksch Rapport, „geen van beide toe. Wat de armoede aangaat, wees ik op de vele rijke Joden, die zonder bezwaar zouden kunnen offeren. En wat de gebeden betreft, herinnerde ik er aan, dat de offerhanden de gebeden niet uitsloten, terwijl God nergens in Zijn Woord had gezegd, dat de gebeden in de plaats van de offerhanden zouden gesteld worden". —

„Maar Mijnheer! wij zijn niet meer in Jeruzalem, en daarom kunnen wij thans niet meer offeren."

— „Maar Juffrouw! de vele duizenden Joden, die thans in Jeruzalem wonen, offeren óók niet. En dat kan ook niet, zoomin binnen als buiten Jeruzalem; niettegenstaande het offer door Jehovah is ingesteld; want zonder bloedstorting is er geen vergeving. Maar het offer zag op den Messias, die komen zoude om zich zelven tot een offer over te geven. Daardoor is Hij het ware offer geworden, maar konden en moesten na Zijn lijden en sterven, ook alle andere offerhanden een einde nemen."

Het slot van dit belangrijke gesprek was, dat de Juffrouw een Nieuw Testament aannam, met de belofte het niet alleen te lezen, maar het ook met het Oude Testament te vergelijken. Zulke ontmoetingen zijn voor onzen Broeder eene oase in de woestijn; want al kan niemand zeggen wat het resultaat zal wezen, toch is het reeds aangenaam een woord kwijt te kunnen worden, en vooral het Woord van God te kun nen uitreiken met de niet gansch ongegronde hoop, dat het althans met eenigen ernst onder zocht zal worden.

Zulke verschijnselen zijn dikwerf de dageraad van een nieuw leven, gelijk bij tal van toege brachte zonen en dochteren Abrahams van achteren gebleken is. Daarom is het des te meer verblijdend, dat dit feit niet op zichzelf staat, maar het wel meermalen is gebeurd, dat het gesproken woord met geduld — en soms zelfs, zooals het althans scheen, met belangstelling werd aangehoord; terwijl in bijna ieder gezin één of meer traktaatjes — speciaal voor de Joden — worden achtergelaten.

Een enkele maal wordt een Oud-of Nieuw Testament gekochty hetwelk uit een zedelijk oogpunt natuurlijk veel meer waarde heeft, dan dat het gegeven wordt.

Zoo kocht verleden zomer iemand een Nieuw Testament, om eens te weten, of er ook veel kwaads van de Joden in stond.

„Wel neen, " antwoordde Br. Smit, „integendeel, er staat veel goeds van hen in. Ja, zeker kunt gij er zeer veel in vinden, wat tegen uw volk getuigt; maar dat vindt ge evenzeer bij Mozes en de Profeten, die op schier iedere bladzijde klagen, dat Israël van den Hesre afdwaalde, en dat hunne ongerechtigheden zeer vele zijn."

Toen las ik hem Rom. 3 voor, waar aandachtig naar geluisterd werd.

De gesprekken op de Markt, waarbij ook meestal traktaten worden uitgereikt, zijn uit den aard der zaak korter, en minder geregeld. Want de een begint te schelden, de ander te schreeuwen om zijn koopwaar aan den man te brengen ; terwijl een derde een handige zet doet om den colporteur en de omstanders aan het lachen te brengen.

De arbeid op de markt is dan ook meer om traktaatjes te verspreiden, dan om een geregeld gesprek te voeren; voor dit laatste moet men bij de menschen aan huis wezen; ook opdat de man of de vrouw, die wel een woordje over den Christus wil spreken, zich voor anderen niet behoeft te ontzien. Maar al te goed weten we hoe de Jood, die den Christus begint te zoeken, er op uit is, om alles zoo stil mogelijk te hou den. En zeggen ons de geslotene deuren der disci pelen niet hoe de vreeze voor de Joden het harte beklemmen kan?

Als de Heere echter werkt, dan kan niemand keeren; al staat geheel de synagoge er ook tegen op; liever laat Stefanus zich steenigen, dan door het Sanhedrin zich den mond snoeren. Want waar de Geest des Heeren is, daar is vrijheid. En waar die Geest werkt, daar gaat het als in de gelijkenis van het zaad in den akker; in den regel langzaam maar zeker.

Die werking des Geestes hopen we ook dat aanwezig is in een man, aangaande wien Br. Smit vernomen had, dat die — we zullen hem maar David Polenski noemen — eiken Vrijdag eenigpn tijd in een Christ. Geheel-onthouders Logement zich ophield, waar onze Broeder na eenige malen vergeefsch er geweest te zijn, hem ook vond.

De poging om een gesprek met hem aan te knoopen, gelukte door middel van een traktaatje over Jesaja 53 naar wensch; en weldra waren ze samen in een druk gesprek gewikkeld. De kennis bleek ook hier niet buitengewoon groot, de begeerte echter om meer van de waarheid te mogen weten scheen wel aanwezig; want niet alleen kocht hij dadelijk een Nieuw-Testament, maar nam ook het Oude gaarne in bruikleen aan; terwijl hij, indien het hem gevoegd had, ze liever direct gekocht en betaald zoude hebben.

Nadat zij nog een wijle over en weer hadden gesproken, nam hij het voorstel van Br. Smit aan om elke week een paar uren samen te ko men, ter bespreking van het Woord des Heeren, hetwelk nu reeds sinds eenige maanden gere geld geschiedt; waarbij, gelijk van zelf spreekt, de Naam van Israels God, telkens wordt aangeroepen. Ziet hier een klein spruitje, dat eenige hope geeft een korendragende halm te worden.

Geve de Heere (Azen Broeder wijsheid en genade om de Schriften voor Polenski te openen, veel geduld met hem te oefenen, en tot Jezus hem te leiden; opdat hij den eenigen Naam ter zaligheid in waarheid leere kennen en alzoo als een ware zoon van Abrahana zie ! openbaren!

Verleden zomer heeft Broeder Smit Middelburg, Vlissingen en Goes, alsmede eenige plaatsen in Zuid Holland bezocht.

In beide provinciën wisselde licht en duister, zoet en zuur ook al weer af. Soms was hij reeds om de wijze, waarop hij bij Broeders ontvangen werd, droevig gestemd; op een anderen tijd door de hartelijke ontvangst grootelijks verkwikt. Vooral wanneer hij merkte, dat men in het doel van zijn komst belang stelde, gevoelde hij zich op zijn gemak, en toog hij vol moed aan den arbeid.

Volgens zijn instructie moet hij, als hij ergens komt om de Joden te bezoeken, zich allereerst bij den Leeraar of Leeraars der Geref. Kerk, en zoo die niet tehuis zijn, bij een der Broeders ouderlingen vervoegen.

Dat de Broeders aan onze Zending eengrooten dienst bewijzen met hem zooveel mogelijk met raad en daad bij te staan, zal wel niet nader behoeven te worden aangeduid.

Dikwerf heeft hij die hulp dan ook mogen genieten, waardoor het hem gemakkelijk gemaakt werd om de Joden te bezoeken. Maar is 't niet opmerkelijk: of ge in het Noorden of Zuiden, in stad of dorp komt, overal vindt ge bij de nakomelingen van dat eens zoo bevoorrechte en beminde volk, dezelfde oppervlakkigheid, luchthartigheid en onkunde.

Iemand, wien een traktaatje gegeven was dat tot titel had: „Waarom duurt de ballingschap zoo lang? " antwoordde op de vraag wat hij van dat opschrift dacht „dat hij van zijn ballingschap niets gevoelde, en niets geloofde; hij was Nederlandsch burger en hoopte dit tot zijn dood te blijven. „En dan? ' vroeg Br. Smit.

„Daar bemoei ik mij niet mee, " was het antwoord; naar aanleiding waarvan hij gewezen werd op het gewicht van dood en eeuwigheid, en op de noodzakelijkheid van het geloof in den Heere Jezus als de ware Messias van Israël.

Een ander dacht de Wet zeer goed te kunnen volbrengen; want niemand kan hem aantoonen dat hij zijne kinderen niet goed op vcedde, of anders iets deed, dat onbehoorlijk was.

Op de vraag of hij dan niets deed wat niet goed was, zelfs niet met zijne gedachten, luidde het niet zeer vriendelijke antwoord, „dat een ander daar niets mee te maken had."

Aangenamer was het in een ander gezin, waar naar het lezen van Jesaja 53 met geduld geluisterd werd; en evenzeer toen werd aangetoond, dat de Profeet dit van den Messias had gezegd, hetwelk met het lezen van Lukas 23 werd gestaafd. Naar hun oordeel gevraagd, gaven zij ten afltwoord, dat zij niet geleerd genoeg waren om daarover te kunnen spreken; waarin onze Broeder alweer een prikkel vond om tot ernstig en biddend Bijbelonderzoek aan te sporen.

Zoo blijkt dan uit een en ander, dat er voort durend onder het oude Bondsvolk wordt gearbeid, en dat door persoonlijke toespraak zoowel als door geschriften op den Heere Jezus als den beloofde der vaderen gewezen wordt. Als de weersgesteldheid het eenigsz; ns toelaat, of huiselijke omstandigheden het niet verhinderen, is onze arbeider op zijn post, bezield met de eenige begeerte om, zij het ook maar voor een enkelen Jood, het middel tot diens behoudenis te mogen zijn.

Daarom vraagt hij ook gedurig dat Deputatep hem en zijn arbeid steeds voor den troon der genade mogen gedenken, overtuigd als wij zijn, dat hij de voorbede van al des Heeren kinderen op hoogen prijs stelt.

En die mag hij met alle vrijmoedigheid vragen; te meer dewijl zijn arbeidsveld zoo buitengewoon hard is, en hij derhalve een buitengewone mate van moed en volharding noodig heeft.

Schenke de Heere hem dan hoe langer hoe meer een plaats in het hart van Gods volk; en moge er weldra van het zaad dat hij strooit, zeer heerlijke vrucht worden geoogst!

Leeft deze bede veel in ons hart, dan zullen wij de Zending onder de Joden niet langer schouderophalend voorbij gaan, maar beseffen, dat ook zij is Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland.

Namens Deputaten ad hoc,

E. KROPVELD, Secretaris.

Rijswijk, Januari 1903.

Zoo blijkt uit deze mededeelingen, dat ook deze missie-arbeid, met hoeveel moeite hij gepaard gaat, toch niet geheel vruchteloos is.

Moge de uitkomst toonen, dat het zaad des Evangelies niet docfr de doornen en distelen verstikt wordt, maar vrucht afwerpt voor het Koninkrijk des hemelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Zending onder de Joden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's