GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jongste Bazuin bevatte weer een van die prettige brieven van Ds. Gispen aan een jeugdigen ambtgenoot, die waard zijn door ruimen kring gelezen te worden:

Zooals Gij gezien hebt, heeft mijn jongste schrijven aan mij eene berisping bezorgd. In de Ned. Herv. Kerk krijgen dominees, die wat stout geweest zijn, berispingen van het Classicaal bestuur ; maar wij, in de Gereformeerde Kerken, krijgen de berispingen van een anderen kant. Gelukkig, dat ik ten aanzien der feestviering van het vijftigjarig bestaan van het Ned Jongelingsverbond mijn pad zuiver heb kunnen houden Jongelingen, uit Amsterdam, • hadden mij reeds vermaand om, mocht mij een spreekbeurt worden aangeboden, voor deze eer te bedanken. Daarop volgde de geheime circulaire van Ds. Vonkenberg c, s , zoodat ik dubbel gewaarschuwd was. Maar ik was zoo gelukkig de verzekering te kunnen geven, dat ik aan de feestviering geen deel zou nemen, om de eenvoudige reden, dat ik reeds lang te voren had aangenomen op Hemelvaartsdag eene spreekbeurt te vervullen in de Zendings vereeniging te Rotterdam : ))Predikt het Evangelie aan alle creaturen ', eene vereeniging die leeft en werkt in het kerke lijk verband der Gereformeerde Kerken, zoodal mij niets kon euvel geduid worden.

Dat was meer geluk voor mij dan wijsheid van mij.

Want, onder ons gezegd, ik ben altijd wat eigenzinnig geweest, en met de jaren wordt het er niet beter op. Als de menschen mij zeggen dat ik dit of dat niet doen mag, gevoel ik doorgaans een sterken prikkel om het juist te doen. En daarop volgen dan berispingen.

Voor U zijn dit wellicht kenmerken van de gelukkige tijden, die wij thans beleven, maar voor degenen die nog andere lijden beleefd hebben en andere indrukken uit hunne jeugd behielden, is het wel een weinige vreemd.

Over het algemeen geeft het leven mij den indruk, dat de menschen tegenwoordig veel strenger zijn in de dingen van het vierde gebod dan in die van het vijfde, en dat de nauwgezetheid ten aanzien van het tweede gebod veel grooter is dan ten aanzien van het tiende gebod. Het: ij zult niet begeeren iets dat uws naasten is, is ook een zware zaak, als men ziet dat de naaste zooveel heeft dat wij niet hebben. Om te beseffen dat begeerlijkheid zonde is, moet eerst het gebod met zulk eene kracht tot ons komen, dal wij sterven. Want het is lichter, in het gebed te belijden dat wij arme, alles verbeurd hebbende zondaren zijn, die nergens recht of aanspraak op hebben, dan deze belijdenis practisch, in het leven te beoefenen. Nooit heb ik tot degenen behoord, die de vorige dagen prezen in tegenstelling met de tegenwoordige. Ik zie in de gansche geschiedenis der menschheid wat het wezen betreft, dezelfde beginselen en de daaruit voortvloeiende verschijnselen, hoe ook de vormen verschillen. De mensch is en blijft, onder alle omstandigheden, dezelfde zooals de H. Schrift hem teekent. Toch is er vooruitgang. Maar de vooruitgang verandert het wezen van den mensch niet. De uitkomst der worsteling bewijst altijd weder de juistheid der beschrijving, die ons van den mensch gegeven wordt, in Rom. 3:10 — 18.

Christus heeft de wereld verlaten zooals zij was bij Zijne komst in het vleesch liggende in het booze. En wie niets anders ziet dan wat voor oogen is, moet ten slotte wel tot de vraag komen: wat heeft Christus gedaan, en wat heef: Zijne verschijning op de wereld nagelaten ? Het verchristelijkte Grieksche Romeinsche Rijk heeft ontegenzeggelijk de gedaante van een groot deel der wereld veranderd, en onnoemelijk veel goede dingen in het aanzijn geroepen en onderhouden. Maar al wat er uit is voortgekomen, tot op dezen dag: verspreiding van kennis, ontwikkeling der wetenschap, vermeerdering en verbreiding van beschaving, zachtere zeden, dat alles leeft het vezen van den mensch niet veranderd. Het blijkt meer en meer een vernis te zijn geweest, d-t afslijt en wegslijt; het is eene bevestiging van het woord des Heeren: wat uit vleesch geboren is, dat is vleesch.

Zal de moderne democratie onzer dagen daarin verandering brengen ?

Het schouwspel, dat de sociaal-democratie te aanschouwen geeft, wekt ook geen blijde verwachtingen voor de toekomst op. Ook in die kringen is h t een verbijten en vereten van elkander. Het beeld dezer lieden is geteekend in het woord : verleidende en wordende verleid. Het is een ijdel maar verschrikkelijk woordenspel, eene machtsuiting van den vader der leugenen.

Toch schijnt het ook voor belijders des Heeren, die de diepsten des Satans niet kennen, aantrekkelijkheid te hebben. En wel heeft de revolutionaire samenzwering der laatste tijden veler oogen doen opengaan, maar het is te vreezen dat het inet deze dingen gaat 8ls met een lintworm. Zoolang de kop niet verwijderd is, groeit het lichaam weder aan, en de patient blijft lijdende. Wat er in dit stelsel van de persoonlijke vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid wordt, blijkt wel uit het feit, dat de heeren Troelstra en Oudeeeest voor zichzelven overtuigd waren dat de spoorwegstaking op 6 April, en de daarna geproclameerde algemeene staking, een onzinnige daad was, die op mislukking en ellende moest uitloopen, maar den moed niet hadden om neen te zeggen. Ze moesten hun menschen aanmoedigen, en de verzekering geven dat de overwinning zeker zou zijn, ofschoon zij de overtuiging van het tegendeel bij zich omdroegen. Geen wonder, dat men daarna een nacht doorbracht, dien men vergeleek met een zijn in de hel.

Een zelfde lot wacht allen die aan de menigte een levenstoestand voorspiegelen, dien zij niet scheppen kunnen, en dingen beloven, die zij niet bij machte zijn te geven. Zoolang men de schuld kan werpen op de Regeering, op de Kerk-, op de bezittende Klasse, gaat het alles van een leien dakje. Woorden, woorden, woorden, en altijd woorden die de menschen pakken, en waarvan de een tot den ander zegt; neen roaar, dat moet je lezen ! Doch hebben de dingen zich ontwikkeld tot een crisis, komt het tot den eisch van behandelen, dan komt spoedig de onmacht aan het licht. Dan worden de leiders verraders gescholden. Zoo is het steeds gegaan. De groote revolutie van 1789 geeft, in een reeks van bloedige tafereelen, hetzelfde schouwspel te zien. Ten slotte verlangt ieder weder naar orde, en blijkt het, dat een Rousseau een Napoleon onvermijdelijk maakt, zoolang althans het God behaagt de menschelijke samenleving te doen voortduren, en 's werelds einde nog niet daar is.

En daarom, mijn broeder, geloof ik voor mij, dat wij voorzichtig moeten zijn met het prediken van een Koninkrijk Gods, dat in spijs en drank bestaat. Ik heb eens gelezen (ik meen als een gezegde van Luther), dat een leugen van een priester veel eerder geloofd wordt dan van een ander mensch. En Paulus vraagt aan de Galatiërs of hij hun vijand geworden is, nu hij hun de waarheid heeft gezegd ? In den bloeitijd der Gere formeerde Kerk in ons Vaderland werden predikanten wel eens beschuldigd, dat zij de grooten der aarde ontzagen en, zooals men dat noemt, met den strooppot liepen. Leest men sommige opdrachten van de door hen geschreven boeken aan de hoogwelgeboorne, ernt'este, godzalige enz. heeren en vrouwen, dan voelt men het weerzinwekkende van zulke vleitaal. Maar nu, in unze dagen, bestaat de verzoeking om in het tegenovergestelde uiterste te vervallen, den minderen man te vleien en naar de oogen te zien, in plaats van te spreken naar het hart van Jeruzalem, door te verkondigen dat de zonden verzoend zijn, en het Koninkrijk Gods bestaat in gerechtigheid, vrede en blijdschap, door den Heiligen Geest.

De brief was te uitvoerig om in zijn geheel opgenomen te worden; maar dit proefje uit den rijken inhoud toont, hoe Ds. Gispen de kunst verstaat om „al lachende de waarheid te zeggen."

Ons dunkt, dat zelfs degenen, voor wie deze opmerkingen bestemd zijn, zullen erkennen, dat zulk een humor als uit dit schrijven spreekt, al het pijnlijke van zulk een kastijding wegneemt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's