GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

GEEN RUST.

XIV.

De eerste maanden die nu volgden waren voor Lukas in vele opzichten recht aangenaam.

Zijn huiswaard bleek een recht vriendelijk, gastvrij man, die de les van den apostel betrachtte: Vergeet de herbergzaamheid niet. Al heel spoedig leerde hij Lukas en deze hem, vrij goed begrijpen, als zij spraken, en Rideau i), zoo heette de Franschman, kon zoo smakelijk vertellen, dat zijn Engelschc vriend met open mond zat te luisteren. 'sMorgens vroeg gingen beiden naar het veld en arbeidden daar, tot de dag heet werd. Dan keerden zij huiswaarts om te eten en te rusten, en in den namiddag be gon weer het werk, tot de schaduw lang werd, en zij vermoeid huiswaarts keerden, om gezellig samen den tijd door te brengen. Bezoek kregen zij zelden. Slechts nu en dan kwam er iemand, die eenige oogenblikken bleef en zich even ver kwikte, om dan weer verder te gaan. Trouwens, het land was nog zoo dun bevolkt, dat men soms in een week geen reizigers of volkplanters te zien kreeg.

Zoo had Lukas alle gelegenheid, zich op zijn nieuwe vak toe te leggen, dat hem weldra veel beter beviel dan het zeemansleven. En hij nam zich voor, als het eenigzins ging, mettertijd landbouwer te worden, temeer daar dit aardig wat scheen op te brengen. Immers, gelijk zijn vriend Rideau hem vertelde, was deze om zoo te spreken, met niets begonnen, en had hij nu een huis en een groot stuk grond. Daarenboven verdiende hij elk jaar een aardig sommetje door verkoop van groenten en vruchten, die hij hoofdzakelijk aan het fort leverde. Elke week kwamen eenige soldaten met een grooten wagen op een plek dicht bij de woning, die met een voertuig moeilijk tot aan de deur was te naderen, en namen den voorraad in ontvangst, die meteen betaald werd. Van het fort, liep een vrij goede weg door het bosch naar het huis van Rideau.

Een zaak was er echter, die Lukas minder beviel: Zijn gastheer was een vroom man, en sprak gaarne over de dingen des Heeren. Als hij des avonds uit zijn grooten Franschen Bijbel voorlas, trachtte hij de voor Lukas heel moeilijke woorden uit te leggen, doch de jonkman deed wel alsof hij luisterde, maar wenschte in zijn hart, dat het maar spoedig uit mocht zijn. Als Rideau sprak over den Heere God, zijn liefde en genade jegens verloren zondaren, had Lukas altijd veel meer moeite zijn vriend te verstaan, dan wanneer deze over eten of veldarbeid sprak. Dit nu was wel ten deele zoo, maar ook was waar, dat Lukas zich volstrekt geen moeite gaf, om te begrijpen wat zijn gastheer over de dingen des Heeren zei. Hij gevoelde er geen lust in, en nu hij eenmaal weer behouden aan land was, en een goed leven had, kon Lij om zoo te zeggen, den Heere God, wel weer missen. Zoo is elk mensch, totdat hij leert verstaan, dat wij niet alleen ons in God bewegen, in Hem leven, maar ook dat te wezen zonder God, het ergste is, wat iemand kan overkomen.

Bijna een jaar was Lukas bij zijn nieuwen vriend geweest, en had veel van hem geleerd, toen de begeerte, om weer onder de menschen te verkeeren, en ook het verlangen naar ander gezelschap, hem zoo sterk werd, dat hij in stilte besloot, uit te zien naar een gelegenheid om Louisiana te verlaten. Spoediger dan hij gedacht of verwacht had, zou dit geschieden,

’t Gebeurde namelijk omtrent dezen tijd dat Rideau iets ontving, 't welk hij nu in jaren niet in huis had gekregen, namelijk een brief, dien de bevelhebber van het fort hem toezond. Hij opende het geschrift, en een kreet van ontroering ontsnapte hem: „Van mijn broer!" riep hij Lukas toe: „Ze leven nog!"

De brief kwam uit Engeland, uit Londen. Hij was van den oudsten broer van Rideau. Deze meldde, dat hij met de anderen uit Frankrijk was gevlucht, wijl de vervolging al erger was geworden, en de Protestanten alsnu werden gevangen genomen of naar de galeien verwezen. Moeder was onlangs in den Heere ontslapen. Steeds had Maturin — zoo heette de broeder — getracht, te weten te komen, waar zijn broeder Pierre — dat was de voornaam van Rideau — was gebleven, doch vergeefs. Maar nu onlangs was van Pierre een biief gekomen, de eerste die terecht kwam, van de vele brieven, door hem uit Amerika gezonden. Met veel moeite en voor niet geringe betaling was Maturin er in geslaagd, den brief mee te geven met een Fransch schip, dat naar Louisiana, de nieuwe Fransche nederzetting, ging. En de gouverneur van het fort, die voorloopig voor allerlei had te zorgen, had Rideau den brief door een soldaat laten toekomen.

Zoodra Rideau dit schrijven gelezen had, was zijn besluit genomen: Zijn broers en zusters oesten, zoo mogelijk, bij hem komen. De vraag was echter, hoe hun dat te laten weten. Wel kon men een brief schrijven, maar wanneer die naar Londen zou te verzenden zijn, was de vraag, en de andere, of hij ooit aan het juiste adres komen zou.

Nadat over alles lang en breed geredeneerd was, kwam Lukas met een voorstel, dat hij te voren bij zich zelf had uitgedacht. „Ik geloof dat ik raad weet, " sprak hij tot Rideau, „luister eens: Ik verlang er naar even ls gij, mijn huisgenooten weer te zien, en lthans nog eens Engeland weer te bezoeken. ls ik nu eens naar Londen ging en dan met w broeders en zusters terugreisde hier heen. an kwam alles in orde. Maar er zijn twee ezwaren: Vooreerst, hoe kom ik aan een chip en ten tweede hoe vind ik geld voor e reis ? "

Rideau dacht even na en zei toen:

„Dat zal wel schikken. Ik kan met u naar Boston gaan, waar altijd schepen liggen die naar Engeland uitzeilen, want het is een van de grootste steden in Nieuw-Engeland. Wat het geld betreft, dat kan ik u verschaffen en ben ik u meer dan schuldig, nu ge mij zoo langen trouw hebt geholpen. Ik had juist over een maand met u willen afrekenen."

„Neen, " zei Lukas, „dat niet; ik ben de schuldenaar, en daarbij, rijk zijt ge zeker niet."

„Neen, maar God heeft mij toch zoo gezegend, dat ik nog wel wat over houd. Daarbij heeft mijn broer, schrijft hij, het in Londen gelukkig getroffen, en verdient er een goed loon in dienst van een aanzienlijk Hugenoot, die ook gevlucht is. Hij zal zeker gaarne mee betalen, als het noodig mocht zijn. Weet ge wat, ik moei zien u naar Boston te brengen, wat een heele reis is. 't Andere zullen we wel vinden."

Lukas' hart sprong op van vreugde, toen hij dat hoorde, al wachtte hij zich wel «//f redenen van zijn blijdschap aan zijn gastheer mede te deelen. Tot zijn eer moet ik er bij zeggen, dat hij zich vast voornam, het geld voor de reis eerlijk terug te geven. Want hij gevoelde, gelijk hij gezegd had, zich de schuldenaar van zijn gastheer, die zich zoo liefderijk over hem had ontfermd. Een week later was alles in orde.

I) Spreek uit Rido.

CORRESPONDENTIE.

A. W. te G. Zooals u zelf bij nadenken zult inzien, is dit een vraag die hier niet kan worden beantwoord. Zij is geheel persoonlijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's