GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN 2ESTJEN JAAR.

EEN BEZOEK.

XXL

De oude man had de oogen gesloten. Thans opende hij ze weder ea keek met strakken, staenden bhk voor zich uit. Doch hij zag velden, bosschen noch weiden; hij zag alleen de kerk en dominee Flavel me» zijn gemeente, en telkens drongen hem weer de ontzettende woorden in de ooren: Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking, Mar.^n-atha.

Lukas Short beefde en trilde. Met beide handen moest hij op den boomstam leunen om niet te vallen, 't Was of al zijn kracht verging bij de woorden, die hem na een eeuw noj in de ooren klonken en met nieuwe kracht. Want het Woord Gods 'is levend en krachtig. Levend is het omdat het uitgaat van Hem in wien alles leeft, krachtig omdat het gezonden wordt door den Almacht'ge.

Lang, heel lang bleef de oude Short op den boomstam zitten. Tegen den donker beproefde bij op te staan en huiswaarts te keeren. Doch het ging moeilijk; hij beefde nog steeds en een vrees als des doods had hem bevangen. Een zijner kleinkinderen, die uitgezonden was, wijl men over grootvader ongerust werd, kwam, gelukkig, hem te gemoet en geleidde den ouden man naar de hoeve. Weldra lag hij vermoeid en diep geschokt te bed.

Dien nacht sliep Lukas Short zeer weinig. Zijn geest was in hem onrustig en telkens weer hoorde hij de woorden, die hij zoo vele jaren gekend had, maar nu plotseling begon te verstaan. Want de Heere God had tot hem gesproken, al wist hij dat niet. Lang, heel lang had Lukas zich verhard, maar zonder er vrede bij te hebben. Nu was hem onverwacht duidelijk gev/orden wat de Schrift zegt, dat het Woord des Heeren is als een vuur en een hamer, die de steenen harten te morsel slaat.

Toen de oude man den volgenden morgen niet opstond, begrepen zijn kinderen dat hij ziek was, en wellicht den vorigen avond koude had gevat. Er moest een dokter komen; zulk een man had Lukas nu vijftig jaar niet noodig gehad. De geneesheer kwam en sprak met dei zieke. Doch toen de kinderen vroegen wat de dokter er van dacht, zei deze:

„De oude heer is niet ziek zoo als andere menschen. Hem scheelt eigenlijk nog niets. Doch hij heeft iets gehad, dat hem zeer heeft doen ontstellen, geloof ik. 't Zit minder in zijn lichaam dan in zijn geest. Hij moet zich rustig houden; ik kom nog eens terug."

Dit laatste gebeurde nog enkele malen, zonder dat de zieke er veel beter of erger door werd. Want de kwaal — dat had de dokter goed gezien — zat niet in het lichaam maar in den geest. En tegen zulke ziekten van den ziel is meestal met pillen, poeders, drankjes enz. heel weinig te doen.

Een week duurde het, vóór de grijsaard het bed weer kon verlaten, doch hij was niet meer dezelfde als vroeger. Dat althans vonden zijn kinderen. Hij was stil, in zich zelf gekeerd en zijn vorige opgeruimdheid scheen geheel geweken. Doch dat er ook nog^en inwendige verandering bifhem had plaats gevonden, daarvan wisten of begrepen de kinderen en kleinkinderen niet met al.

De oude Short gevoelde het echter maar al te wel. De gedachten die bij hem opgekomen waren, toen hij op den boomstam zat, kwamen weer, maar nu voegde > -, ich er bij de herinnering aan al het kwaad dat hij bedreven, en vooral het vele goede dat hij niet gedaan had. 't Was als sprak weder een stem tot hem: Dien God ia v/iens hand uw leven en uw adem is, en bij wien al uv/ paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt. Wel had hij zich geen grove zonden en uitspattingen te verwijten, maar Lukas begon allengs diep te gevoelen, hoe hij, die een eeuw lang was gespaard, eigenlijk al dien tijd slechts geleefd had voor zich zelf, en zeker niet den Heere God ter eere, van wien toch alles was gekomen. Hoe meer hij daaraan dacht, hoe duidelijker heTO werd, dat hij, schoon de menschen hem braaf noemden, toch een hoogst ondankbaar schepsel was, en dat hij afkeerig was van dien God, die hem zooveel liefde en genade had bewezen. Ja, hij gevoelde al meer, hoe zijn geheele leven en al zijn daden welbeschouwd, slechts hadden gestrekt tot zijn eigen voordeel, en dat het volkomen waar was wat hij in zijn jeugd had geleerd, dat wij door de zonde gansch verdorven zijn, en het kwade ons liever is dan het goede. Immers de wortel der zonde ligt in het hart, en Lukas herinnerde zich nu, wat eens de leeraar op de catechisatie had gezegd: Alle kwaad woont in ons; dat het niet alles openbaar wordt is Gods genade.

Weldra wist men in heel den omtrek — die in den loop van zoovele jiren tamelijk bevolkt was geworden — dat er m.et den ouden Short, bij allen welbekend, iets bijondets was voorgevallen. De een zei dat hij ziek was, de ander dat zijn verstand hem begon te begeven, de derde dat hij aan 't malen was geraakt, een «ierde dat hij bekommerd was geworden over de zaligheid zijner ziel. Deze laatsten hadden het bij het rechte eind en spraken daarover ook met elkander.

Nu was er, als ik zei, dicht bij in de buurt, eenige jaren geleden, een kerk gebouwd. De leeraar die daar preekte had Lukas vaak willen bezoeken, doch was altijd beleefdelijk afgewezen. Als reden daarvoor gaf Short dan op, dat hij tot de zoogenaamde Bisschoppelijke of Episcopaalsche kerk behoorde, terwijl de leeraar van de Presbyteriaansche was (wier kerkinrichting met de onze overeenstemt). De ware reden echter was, dat de oude man liefst geen leeraars zag en geen kerk bezocht.

Onlangs had deze Presbyteriaansche kerk een nieuwen leeraar gekregen. Deze hoorde over Short spreken en dacht: kom, ik zal hem eens opzoeken. Wel ried men hem dat af, en vertelde, hoe de vroegere leeraar was bejegend, maar de dominee zei: „Als het waar is, wat ik van den ftuden man hoor, zal hij mij niet afwijzen. Wie overtuigd is van zonde en naar verlossing zoekt, zal er niet naar vragen, of een Episcopaal dan wel een Presbyteriaan hem komt wijzen op den eenigen weg tot behoudenis. Ik zal het althans beproeven."

De leeraar had j uist gezien. Want toen hij zich op de hoeve van Short aanmeldde en zei wat hij doen kwam, werd hij aanstonds toegelaten, zonder dat iemand ergens naar vroeg.

De oude Lukas zat in zijn stoel. Hij was nog altijd een krachtig man, maar men kon hem aanzien, dat hij toch geleden had. Hij ontving den leeraar zeer vriendelijk en deze van zijn zijde maakte het gemakkelijk, door te zeggen, dat hij uit belangstelling gekomen was, te meer wijl de andere predikant twee uur ver woonde; . Weldra geraakten zij in een ernstig gesprek. De oude Short verhaalde, wat hem een paar

weken geleden was gebeurd, en ook hoe hij sinds dien tijd geen rust meer had. Elk oogenblik kon de dood komen. Hij was reeds lang den leeftijd voorbij, dien de menschen gewoonlijk beieiken. En mocht hij sterven, wat zou dan zijn lot zijn

CORRESPONDENTIE.

N. N. te ...., als de vragen ongeteekend zijn kunnen we ze niet beantwoorden; bovendien is de vraag voor deze afdeeling min geschikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's