GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Hoekstra gaf in het Bijblad van de Geldersche Kerkbode een reeks artikelen over Objectief en Subjectief, waarvan wij het slot hier overnemen:

Aan enkele voorbeelden hebben wij gezien, dat het onderscheid van voorwerpelijk en onderwerpe lijk door heel het menschelijk leven heengaat. Ook op dit algemeen terrein moet er naar gestaan worden, dat er geen te schrille tegenstelling zij tusschen het vasthouden aan de voorwerpelijke regelen en de onderwerpelijke gesteldheid des gemoeds. Men mag het een niet geheel aan het ander opofferen. Ook op dit algemeen menschelijk terrein heeft men eenzijdig voorwerpelijken en eenzijdig onderwerpe lijken.

De eenzijdig onderwerpelijken zullen geneigd zijn in hunne goedkeuring of afkeuring, in vreugde of smart en ook in alle verhoudingen van het men schelijk leven onderling, zich uiterlijk te houden en te gedragen geheel naardat hunne oogenblikkelijke gemoedsstemming, die zeer wisselend is, en vaak onzuiver en zondig, dat medebrengt.

Het valt licht in het oog, dat dit verwoestend werkt op de menschelijke samenleving. Alle vast heid in de onderlinge verhoudingen dreigt zoo te loor te gaan. Alles woidt wuft en veranderlijk. Onordelijke en verkeerde gezindheden, die in het hart aanwezig zijn, komen dan wel driest te voorschijn. Men schaamt zich daarvoor niet, en bemantelt dit kwaad, door te denken en te zeggen, dat men oprecht wil zijn en zich niet anders wil voordoen dan men is. Maar men offert zoo doende de onder Gods bestel in de menschelijke samenleving aanwezige regelen van welvoegelijkheid, bescheidenheid, vriendelijkheid enz. op aan zijn eigen ongeregelde gemoedsstemming. In den grond der zaak ligt hier iets verwoestends, iets satanisch in. Zóó wilde duivel het wel, dat maar zullen wegvallen alle uitwendige regelen van vriendelijkheid, betamelijkheid, minzaamheid, gepastheid enz. en dat dit alles zal opgeofferd worden aan de veelszins verkeerde gemoedsgesteldheid van het oogenblik. Dat is, om zoo te zeggen, de onordelijkheid en de zonde ontketend. Maar daar staat tegenover het bestel Gods, waardoor die vaste regelen er zijn, en in stand gehouden worden, opdat daarin ook altijd weer een correctief gevonden worde voor de innerlijke gesteldheid.

Wanneer er een geschil ligt tusschen twee personen of twee richtingen, en ze ontmoeten elkan der, dan is het geen lofspraak, wanneer van een van beide gezegd moet worden; zelfs de vorineti zijn door hem of haar niet in acht genomen. De verstandige gevoelt, dat zoo iets een bezwarende zaak is.

En daarom moet niet, eenzijdig onderwerpelijk, met geringachting neergezien worden op die a'gemeene regelen en vormen van gedraging die er in de menschelijke samenleving zijn. Ook daarin komt nog uit de algemeene goedheid Gods over het menschelijk geslacht. Ze zijn nog een getuigenis tegen de vaak ongeordende en zondige innerlijke gesteldheid. Ze mogen niet wijken voor die gesteldheid, maar de innerlijke gesteldheid behoort er mee in overeenstemming gebracht te worden.

Het eenzijdig voorwerpelijke heeft echter ook op dit algemeen menschelijk terrein zijne gevaren. Het is precies als op het engere terrein van de religie, van de dingen der zaligheid. Want men kan ook op het algemeen menschelijk leven zich op zulk eene wijze stipt en streng aan de geldende regelen en vormen houden, dat daarbij de inner lijke gesteldheid ongebroken en ongenezen er tegen in blijft bruischen en koken, en men er zelfs niet op bedacht is, de innerlijke gesteldheid met die vormen en regelen in overeenstemming te brengen. Op zulk een wijze krijgt men dan een weerzinwekkende heerschappij van leugen in de onderlinge verhoudingen. Dan zitten er twee dames bij mekaar, die door het raam zien, dat een oude tante er komt aanstrompelen, en die tegen elkander zeggen: och, och, daar komt dat vervelende mensch weer aan; daar zitten we weer den heelen namiddag mee opgescheept; maar die bij tante's binnenkomen haar innig om den hals val en en zeggen: wel, tante wat is dat lief en aardig van u, wat zijn wij gecharmeerd, dat gij eens weder aankomt. Zoo heeft men wel in menige wereldsche omgeving een weefsel en samenknooping van conventiotieele leugens, waarvoor men in Christelijke kringen op zijne hoede moet zijn, dat men er niet door verstrikt worde. Zóó wordt heel het leven wel uiterlijk zeer wellevend en schoon schijnend, maar doorkankerd met leugen, omdat men in de vormen en regelen niet de soberheid betracht die ook op zijn tijd een sieraad kan zijn, en omdat men de kwade, innerlijke gesteldheid in haar contrast met de voimen, die men gebruikt ongebreideld laat voortwoekeren.

Gemakkelijk zal men kunnen gevoelen, dat, wat gezegd moet worden van de onderlinge verhouding en den samenhang tusschen het voorwerpelijke en onderwerpelijke op algemeen menschelijk terrein, ook zijne beteekenis heeft op het gebied van de religie en van de leer en den weg der zaligheid. Een eenzijdig onderwerpelijke «ligging" doet te kort aan de heerlijkheid van hetgeen God zijn volk in Christus door de gemeenschap des Geestes ge schonken heeft, en alzoo aan de verheerlijking van den name des Heeren. Een eenzijdig onderwerpelijk geestelijk bestaan verkleint de genade, maakt hare vastheid wankelend en dobberend, en doet geen goed aan den vrede des gemoeds, dien God zijn volk beschikt heeft.

Een eenzijdig onderwerpelijke ligging loopt gevaar het woord Gods slechts te verstaan, te eeren en te beminnen, zooverre het op den oogenblikkelijken geestelijken toestand past. Als zij in uitersten over slaat, heeft men daarbij weinig voeling voor hetgeen God in de Heilige Sacramenten schenkt, acht men de regelen en vormen, die God gegeven heeft voor zijnen dienst in zijn huis, gering, gevoelt men weinig voor de samenleving met de gemeente als het lichaam van Christus, en loopt men gevaar het volk Gods slechts te vinden in enkele personen, die (en zoolang zij) de eigen persoonlijke gesteldheid van het innerlijke leven in het gevlei komen. Ja, er is ook een «namaak' van het geestelijk leven, waarbij de ankergrond (d. i. Christus) gemist wordt, en waarbij het eenmaal blijken kan, dat de besprenging des bloeds van Christus en de vernieuwing des harten ontbroken heeft.

Maar daarentegen — waar eenzijdige voorwerpelijkheid heerscht, wordt te kort gedaan aan de noodzakelijkheid en heerlijkheid van het werk des Heiligen Geestes in het binnenste, en van den verborgen omgang met God. Soms is diar van wasdom in Christus weinig sprake, omdat men, in zijne voorwerpelijkheid, meent kant en klaar te zijn Er bestaat gevaar voor uitwendigen vormendienst, zonder geestelijken wortel, voor zelfbedrog, en voor het zich gerust stellen op een «historisch geloof, " inplaats dat men naar de werking van een levend geloof zou staan. Het zou zich daarbij kunnen voordoen, dat de innerlijke toestand als een leugen in conflict lag met de uiterlijke belijdenis, en er ook geen innerlijke werking ware om den innerlijken toestand in overeenstemming te doen worden met de uiterlijke belijdenis. Bij het eenzijdig voorwerpelijke is gevaar, dat men weinig zijne geestelijke zwakheid kent, weinig op zijne hoede is tegen de gevaren, die voor tijd en eeuwigheid bedreigen, met weinig geestelijke behoefte in den kerkedienSt verkeert. En bij alle gewicht, dat de eenzijdige voorwerpelijkheid legt op de vaste vormen en rege len, die God verordend heeft inzake kerkedienst, Woord en Sacramenten enz., ziet men toch wel eens op den duur, dat de verkleefdheid aan die ordi nantiën Gods niet zoo groot is, maar dat men er maar al te gemakkelijk toe komt, zich van haar los te maken, en de aangeprezen middelen te verwaarloozen. Dit is dan wel een blijk, dat het verheffen van de vaste ordinantiën Gods te weinig geestelijken ondergrond in de ziel gehad heeft.

Het blijft er dus bij, dat wij niet huilen^ maar in de heilige gebouwen, dat is in Christus en in de saamleving, naar Gods vaste, heilzame, vrede en leven gevende ordinantiën, met zijne gemeente, de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, zijn lieflijkheid en schoonen dienst moeten zoeken te aanschouwen, opdat onze ziel daar weide met een verwonderend oog.

In het voorwerpelijk gegevene ligt onze verzoe ning met God, ons leven, onze vrede, de bron van onzen troost. Maar in den onderwerpelijken weg komt de gemeenschap tusschen ons en de bron, en de levende werking van Christus met zijne schatten en gaven in ons, tot zaligheid. De levende werking des Geestes in het hart is noodig. Maar zij leidt ons tot Christus, en door Hem tot den Vader.

Zoo toont Ds. Hoekstra ook in deze artikelen, dat hij de man is van de practijk.

Tegen eenzijdigheid aan beide zijden wordt even ernstig gewaarschuwd. En het goede in beide richtingen gelijkelijk gewaardeerd.

Een opgaan in het objectieve leidt evengoed tot een dor intellectualisme, als een wegzinken in het subjectieve aan het mysticisme vrij spel laat.

Gods Woord vereenigt beide. Het geeft het vaste fundament der zaligheid in het volbrachte offer van Christus. Maar het teekent ook den rijkdom van het geestelijk leven van Gods kind, dat uit Christus' gerechtigheid leeft.

Ook hier geldt, dat de mensch niet scheiden mag wat God vereenigd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1904

De Heraut | 4 Pagina's