GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN LEVENSGESCHIEDENIS.

EEN SCHOONE TOEKOMST.

III.

De Latijnsche school was doorloopen, en weldra kon onze Jacob Eliza naar de hoogeschool vertrekken. Hij zou te Leiden studeeren, aan de hoogeschool, de oudste onzes lands, die toen vermaard was door heel Europa.

Men was te Leiden wel vreemdelingen gewend. Want daar kwamen er uit vele landen van Europa, om de lessen der beroemde hoogleeraren te volgen, die er onderwijs gaven, omstreeks dien tijd o. a. de beroemde en godvreezende Hermanns Breehaare. 't Was volstrekt niet vreemd destijds, dat b.v. een Eagelsch jonkman te Leiden de geneeskunst ging bestudeeren.

De komst van onzen zwarten student echter verwekte, hoeveel vreemdelingen men ook te Leiden zag, toch wel eenig opzien. Hij was, zoover men wist, de eerste neger, die hier te lande zich tot het predikambt voorbereidde, en velen betwijfelden of hij ooit zou slagen. Want vooral in dien tijd, maar helaas nog wel, werd op de negers zeer laag neergezien.

Doch die zoo deden, merkten al spoedig, dat zij zich vergisten. Immers Kapitein bleek al spoedig hier dezelfde te zijn als op de La-

tijnsche school, iemand die zich met allen ijver toelei op zijn studie, en volkomen begreep wat hij te Leiden kwam doen. Dat was meer dan men van menig student kon zeggen. De hoogleeraren hadden al spoedig heel wat op met hun donkerkleurigen toehoorder, die als het op begrijpen aankwam, den besten blanken niets toegaf.

Ook het onderwijs in de Christelijke leer werd door onzen Jacob trouw gevolgd. Hij werd onderwezen door een der Leidsche predikanten, die het reeds vroeger begonnen werk voortzette. Na eenigen tijd, legde Jacob belijdenis af van zijn geloof, werd gedoopt en men kon van hem gerust zeggen, dat zijn wandel zijn belijdenis eer aandeed. Over zijn hart viel natuurlijk niet te oordeelen.

Toen de koopman, die alle kosten voor de studie van zijn pleegkind betaalde, een jaar na dat deze student was geworden, te Leiden kwam, hoorde hij van Kapitein niets dan goeds. Bij zijn makkers gold hij voor een levendigpn opgeruimden metgezel, die bij allen bemind was, behalve bij losbollen en zwierha nen, voor wier ongeregeldheden en u tspattingen hij genadig was bewaard gebleven. Ock de leeraren konden niet dan goed van hem getuigen en hadden alle hoop, dat Kapitein binnen niet langen tijd, een zeer voldoend examen zou afleggen.

De eenige die niet juist enkel lof had, was de predikant bij wien Jacob zich had voorbereid tot het doen van belijdenis. Op een vraag die de koopman aan dezen deed was het antwoord:

„Jacob is in zekeren zin de beste leerling dien ik ooit heb gehad. Hij is trouw in al wat hem wordt opgegeven te doen, en heeft een uitnemende belijdenis afgelegd. Door zijn ken nis beschaamt deze neger menigeen, die in een Christenland geboren is. En toch, al weet ik niet wat in hem omgaat, betwijfel ik, of zijn hart wel volkomen is bij de dingen die hij heeft beleden. Het komt mij voor, dat hij het doen van belijdenis, ongeveer gelijk stelt met het studeeren en examen doen, als een werk dat natuurlijk dient gedaan, maar waarbij hij alleen zijn verstand laat gelden. Hij stemt toe en neemt aan, maar ik heb eenige vrees dat het ware leven nog in hem niet is ontwaakt."

„Maar dat kan nog komen, " sprak de koop man; „zouden er niet ook wel blanken zijn, dominee, die meer met den mond, dan met het hart belijdenis doen? "

„Helaas ja, mijnheer, " was het antwoord.

„Daarbij moeten we ook in het oog houden, dat onze vriend nog slechts enkele jaren met de Christelijke leer bekend is, en kort geleden het Woord Gods nog niet recht kon verstaan. De Heere God kan ook de middelen en wegen tot zijn waarachtige bekeering zegenen. Ik heb alleen maar willen zeggen, dat hij, als ik wel zie, op het oogenblik nog meer met den mond dan met het hart Christen is. Doch, gelijk u zeidet, ook velen hier te lande zijn er, ivan wie we hetzelfde zouden kunnen zeggen."

Onze vriend zette zijn studieën voort, en gelijk de professoren hadden gezegd, weldra kwam de tijd, dat hij bekwaam kon geacht worden voor het ambt van leeraar in de gemeente. Met veel lof legde hij zijn examen af en verklaarde kort daarop, zijn vurige begeerte om nu ook weldra de blijde boodschap der zaligheid te gaan verkondigen aan zijn landgenooten op de kust van Guinea.

Gerucht van den zwarten student was intusschen ook ver buiten Leiden verspreid geworden, 't Gevolg was, dat van verschillende plaatsen uitnoodigingen tot hem kwamen bm te komen prediken.

Kapitein voldeed daaraan, en zoo kon dau later door iemand die over hem sprak geJuigd worden: „Daer leven nog menssen in verschelde plaatsen van ons vaderlant die hem met genoegen hebben hooren prediken."

’t Zal nu ook duidelijk zijn, hoe er in Den Haag een zwarte dominee kon optreden, en hoe de belangstelling zoo groot kon zijn.

AAN VRAGERS.

Op een nog al ingewikkelde vraag van L. d. O. te C, omtrent het Paaschfeest diene dit: Na de hevige twisten over den rechten tijd der viering van het Paaschfeest, heeft de kerkvergadering te Nicea in 325 een beslissing gegeven.

Volgens deze nu moet het Christelijk Paaschfeest (er is ook een Joodsch) vallen op den eersten Zondag na de volle maan, volgende op de lente-nachtevening. Deze evening nu valt in gewone jaren op 2r Maart, en in een schrikkeljaar op 20 Maart. Valt volle maan zelf op een Zondag, dan moet het feest een week later worden gevierd. Zoodoende kan het Paaschfeest nooit vallen vóór 22 Maart en niet na 25 April.

Daar echter de tijdrekening, die de kerkver: gadering te Nicea gebruikte, de Juliaansche, niet geheel zuiver was, liet paus Gregorius in 1583 den almanak veranderen, ook al ter wille van het Paaschfeest. De nachtevening was toen al 10 dagen verloopen. Thans echter is de zaak in orde; al is er nog verschil in de wijze van berekening.

Dieper er op in te gaan is hier niet wel mogelijk. We hopen onzen lezer voldaan te hebben, of althans ingelicht.

Alleen zij nog opgemerkt, dat men in de oudste tijden, het feest ter gedachtenis van des Heeren opstanding, schijnt gevierd te hebben, tijdens de eerste volle maan na de lentenachtevening. Men nam daarbij aan, dat de Heere Jezus gekruisigd is op den i4den dag van de maan, vóór den dag der volle maan.

In het Oosten vierde men op dien dag Paschen, in het Westen op den eerstvolgendec Zondag. Trouwens elke eerste dag der week was en is nog voor de Christenen, een herinnering aan de verrijzenis onzes Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's