GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

III.

TWEE JONGENS.

Zoo was dan de dood gekomen en had een einde gemaakt aan alle bedrijf en verwachting van Gijs Schravers, die misschien niet ten onrechte wel eens „Schraper, van den Uytkijk" werd geheeten. Hij had, zoover wij weten, ten einde toe, zijn hart gehecht aan de dingen dezer wereld, die geen nut doen in de ure des doods.

Steven was de eenige erfgenaam van zijn broeder, met wien hij, gelijk we weten, geruimen tijd in onmin had geleefd. De oorzaak daarvan was hoofdzakelijk, dat elk der beide broeders in varkens handelde, en zij dus om zoo te zeggen, malkaars mededingers waren. Gijs was het meegeloopen, doch Steven niet, zoodat de laatste het ten slotte had moeten opgeven, en een verfwinkel was begonnen. Wel had hij zijn broer verzocht, hem geld teleenen om den varkenshandel voort te zetten, maar Gijs had dit geweigerd, daar hij, zei hij, zelf niet veel verdiende. Steven echter geloofde daar niets van, en zoo ontstond tusschen de broers groote verwijdering, te meer daar de verf niet veel gouden dukaten opbracht.

Tbans echter waren voor Steven de kwade dagen, wat geldelijke zorgen betreft, voorbij. Toen hij zijn broer zoo net mogelijk — en dat zei toen heel wat! — had laten begraven, schoot er nog veel over. Bovendien kreeg Steven ook de handelszaak van zijn broeder, met welke alle jaren een aardige duit werd verdiend.

Indien Steven al eenige smart had gevoeld bij den dood van zijn broeder, dan was dat leed al heel spoedig vergeten, bij de vreugd die hem de erfenis schonk. De broeders hadden elkaar nooit veel liefde betoond, en dus deed ook het scheiden geen pijn. Zelfs het sterven van de een had op den ander weinig indruk gemaakt. Toen de dominee, die mee ter begrafenis was geweest, daarna nog eens ernstig met Steven sprak, ook over het onzekere van dit leven en van alle aardsch goed, zei Steven alleen:

„Ja dominee, dat mag u wel zeggen. Mijn broers tijd is het zeker geweest. £n er komt niemand aan hem te kort.

„Dat kan alles waar zijn, " was het antwoord; „maar ge weet wel, vriend, dat er een schuld is, die met geen goud is af te betalen. De groote vraag, niet waar, is, of een Ander die voor ons voldaan heeft, en wij door het geloof die onuitsprekelijke weldaad hebben aangenomen.”

Steven knikte slechts. Hij was blij toen de dominee heenging, nog vóór de langdurige be grafenismaaltij d ten einde was.

’t Gezin van Steven Schravers bestond behalve hem, uit de huisvrouw en twee jongens, die Gilles en Pieter heetten: Gilles was twee jaar ouder dan zijn broer, die op den tijd waarvan we hier spreken, ruim twaalf jaar telde.

De twee broeders hadden geen vroolijke jeugd gehad. Vader toch was vaak mismoedig, wijl het hem niet goed ging, en moeder had het met huishouden en winkel, daar vader dikwijls uit moest, zoo druk, dat Gilles en Pieter veelal ook haar in de huiskamer misten. Zoo waren de kinderen meest aan zich zelf overgelaten, en misschien kwam het wel daardoor, dat zij, heel anders dan hun vader en hun oom, zich zeer aan elkaar hechten. Nooit ging de een uit zonder den ander. Steeds speelden zij samen, en als de een zijn boterham vóór den ander op had, zei de laatste dikwijls: „Daar heb je Bog wat van den mijnen". Veel echter viel er niet te deelen, vrant in huis was schraalhans kok.

Hoe dit kwam begrijpt ge, maar het kwam ook, doordat vader Steven, al had hij niet veel, toch ook maar moeilijk iets kon missen, en niets beter vond dan zuinigheid. Als een pond boter een half uur ver gehaald, een duit minder kostte dan in de buurt, had hij er de wandeling voor over. Hij had een jas, van zijn vader geërfd, tien jaar lang Zondags gedragen, toen nog vijf jaar in de week, en daarna was er voorts door moeder een broek voor Gilles en een vest voor Pieter van gemaakt. Trouwens het laken was toen wel van wat beter soort en veel sterker dan nu.

Maar al zagen de beide knapen vader weinig en moeder niet veel, één voorrecht hadden zij, namelijk dat de laatste een vrouw was die God vreesde. Zij toonde dit in haar woorden en daden. Haar man las wel des morgens en des avonds een hoofdstuk uit de Schrift, maar bij hem was dat eigenlijk sleur, en oude gewoonte uit zijns vaders huis meegenomen. Zijn vrouw echter leefde niet gelijk haar man, bij de tijdelijke dingen die vergaan, maar bij de eeuwige cÜe blijven, öbk haar deed het leed toen de zaken slecht gingen, maar het had haar niet, als Steven, gebracht tot geldgierigheid. Zij wist, dat geld en goed, ons het waarachtig geluk niet geven. En het leven en sterven van haar schoonbroeder, had haar daarvan opnieuw overtuigd.

Zoo poogde zij dan haar kinderen in de vrees des Heeren op te voeden. Tot vlijt en zuinigheid behoefde zij hen niet aan te sporen. Dat deed vader wel en leerde het ook door zijn eigen voorbeeld. Moeder echter deed nog wat beters. Zij leerde haar kinderen, dat al is het noodig te werken voor de spijs die vergaat, toch, allereerst en allermeest, we hebben te werken voor de spijs die blijft tot in het eeuwige leven. (Dat toch bedoelt de Heere Jezus, niet dat we voor de vergankelijke spijs niet moeten werken). En dit is het werk Gods, dat wij te doen hebben, dat we gelooven, zegt de Heere Christus.

En al vond moeder zuinigheid heel goed, vooral in de kwade dagen, toch liet ze Gillis en Pieter ook den tekst leeren: De geldgierigheid is een wortel van alle kwaad.

AAN VRAGERS.

J. S. Pzn. te O. en W. S. De vraag omtrent de familienamen, heb ik in der tijd zeer uitvoerig beantwoord. Wanneer herinner ik niet meer, want daar het nu haast vijf en twintig jaar is, dat ik in De Heraut schrijf, zult ge mij weivergeven, dat ik niet juist weet, wanneer dit of dat stuk er in heeft gestaan, en ik kan het op het oogen blik niet nazien wellicht weet een oudere lezer het nog.

Ik zou u dan naar dat stuk moeten verwij/en, doch wil hier alleen kortelijk opmerken, dat onze achternamen veelal betrekking hebben op:

Plaatsnamen als . . . Van Zuylen.

Beroepen ..... Bakker.

Dieren ...... Vos.

Planten ...... Roos.

Uithangborden of merk-

teekens ....... v. d. Ploeg.

Woonplaatsen ........ Oosterweg.

Kleur of vorm ........De Zwart.

Ouders Jansen ...... (Janszoon) enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1905

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juli 1905

De Heraut | 2 Pagina's