GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XXI,

EEN GEVAARLIJK VOORDEEL.

Met goeden moed ving Pieter reeds den volgenden dag zijn werk aan.

Waarin dit bestond zou ik niet volledig kunnen zeggen, ten eerste wijl ik het zelf niet weet en ten tweede, wijl het meeste alleen voor kooplui begrijpelijk is, en die zijn er nog niet veel onder de lezers. Dat hij geen gemakkelijke taak had, blijkt duidelijk uit wat hij eens in een brief aan den boekhouder te Amsterdam schreef: „De saeken sijn hier temetseergecompliceert (ingewikkeld) en niet altijd naar wensch te reguleeren, zijnde ook de usantiën (gewone wijze van doen) gansch anders dan te Amsterdam. We hopen echter tot een goed resultaat te komen."

Twee dingen werden Pieter al binnen korten tijd duidelijk, te weten: dat de Nederlanders in Engeland nu juist niet bemind waren, al had ook nog kort geleden een Nederlandsch vorst, prins Willem III, op den Britschen troon gezeten. Voorts dat in geldzaken, de Nederlanders veelal nog meer kennis en doorzicht bezaten dan de Engelschen. Of dit nog zoo is, durf ik niet zeggen.

Hoe het zij, Piet deed als gewoonlijk trouw zijn plicht, en werd ook niet ontmoedigd, toen het de eerste dagen niet alles zoo vlot liep als hij wel had gehoopt. Tweemaal in de week schreef hij naar Amsterdam, en kreeg dan weer bericht hoe verder te handelen.

Op zekeren morgen bracht Pieter een bezoek aan een koopman, die op de West handelde en Hobson heette. Hij wilde, wat ook tot zijn werk behoorde, beproeven met dezen in betrekking te komen, om zaken te doen die voordeelig waren voor den patroon te Amsterdam.

De heer Hobson bleek een vriendelijk man te zijn. Hij luisterde naar wat Pieter hem voorsloeg en zei ten slotte, dat hij er ernstig over denken zou. Toen de bezoeker den volgenden dag terug kwam werd de zaak beklonken, en kon Pieter naar zijn patroon schrijven, dat Hobson een groote bezending waren uit Indië wenschte te ontvangen, en als alles goed ging, geregeld met zijn Amsterdamschen vakgenoot handelen zou.

„Maar, " zei de heer Hobson toen de handelszaken waren afgedaan, „nu zoudt u mij wellicht nog een groot genoegen kunnen doen. »Wilt u dat? "

„Heel gaarne, " was het antwoord.

„U kent natuurlijk, " vervolgde de Ëngelsche koopman, „even goed Nedeslandsch als En gelsch. Nu weet u zeker, dat honderd jaar geleden, de West nog voor een deel aan ons Engelschen behoorde, maar toen aan uw volk is afgestaan.”

(Dit was ook zoo, later ec'ter is een deel weer aan Engeland gekomen: 't is Britsch Guyana, ten oosten van Suriname).

„Nu waren er onder mijn voorouders, " vervolgde Hobson, „die zich daar hadden neergezet, en er ook zijn gebleven toen de Nederlanders het land in hun bezit kregen. Van een dier oude volkplanters stam ik af, en ik weet ook zeker, dat ik nog een som van hem ei ven moet. Maar ik heb dat geld nooit kunnen krijgen. Ik weet alleen dat het nog altijd daar bewaard wordt, door heeren die voor zulke zaken zijn aangesteld. Ik heb al veel moeite gedaan, maar doordat ik geen HoUandsch ken, en de stukken die er bij de zaak behooren, meest in 't HoUandsch zijn geschreven, ksn ik niet recht er uit wijs worden hoe de zaak zit. En ik heb hier niemand, die voor zoover ik weet, het alles in orde kan brengen, en dien ik dat durl toevertrouwen. Zoudt u de brieven en papieren eens willen inzien? ”

Piet begreep heel goed, dat het werkje niet gemakkelijk en ook heel dor wezen zou. Doch hij had hier overvloed van tijd, en vond het wel eens aardig, zoo iets om handen te hebben. Hij stemde dus toe en zou nog den zelfden avond bij Hobson aan huis zijn taak beginnen.

De koopman zat op zijn kantoor bij ee groote ijzeren kist — brandkasten bestonden toen nog niet — waarin een menigte papieren en boeken lagen. Hij haalde een groot pak te voorschijn en opende het, waarna hij Pieter 't een en ander uitlegde en hem toen alleen het onderzoek liet voortzetten, terwijl hij zelf wat anders ging doen.

Weldra was onze jonge vriend geheel in de papieren verdiept en vergat hij alles om zich heen. Een uur lang las hij brieven, zag lijsten na, snuffelde in een geslachtregister, en trachtte zoo zich duidelijk te maken, hoe de zaak stond. Dat gelukte boven verwachting. De papieren, grootendeels in onze taal geschreven, waren voor hem volkomen begrijpelijk. Het mooist echter was, dat hem weldra bleek, hoe de heer Hobson zich niet had vergist en 't werkelijk was zoo als hij had gezegd.

„Mijnheer, " sprak hij eindelijk, terwijl zijn gezicht gloeide van inspanning, „ik geloof dat u tevreden kunt zijn. Ik heb alles doorzocht en het is duidelijk, dat u recht hebt op 5000 pond (/ 60, 000; ".

„Dat komt uit, " antwoordde Hobson kalm, „maar hoe kom ik er nu aan? "

„Wel, dat is dunkt mij in de West wel in orde te brengen. Zoodra u bewijst recht te hebben, zullen de heeren het u uitbetalen."

„Maar ik dien dan wel zelf te gaan, en vrees dat het dan nog weinig geeft; ik ken daar niemand."

„Ik weet goed raad, " zei Pieter eensklaps. „Mijn patroon is bevriend met verscheiden heeren van de West Indische Compagnie en ik geloof dat hij zelf ook geld in die zaak heeft. Hij zal het zeker aangenaam vinden u een genoegen te kunnen doen."

„Heel gaarne, " zei Hobson, „ik zou er hem zeer dankbaar voor wezen."

Den volgenden avond was Pieter weer op zijn post. Ditmaal werd hij niet op het kantoor iDaar in een fraaie kamer gelaten, waar hij al werkende zich ook aan spijs en drank kon verkwikken. Hij zag nu alles geregeld door en om kort te gaan, binnen een week had hij zijn werk volbracht.

Nu schreef hij naar Amsterdam. De patroon die reeds wist, dat hij voortaan met Hobson zaken zou doen, was gaarne bereid dezen een dienst te bewijzen, te meer wijl hij wel wist, dat zijn bediende niet de persoon was om zich in geldzaken licht te vergissen. En zoo kon Pieter reeds na twee weken den heer Hobson meedeelen, dat er werk van de zaak gemaakt werd en er alle kans was op een gunstigen afloop.

CORRESPONDENTIE.

J. W. de L. te Ar. Uw vraag blijkt wel wat onduidelijk gesteld. Gelieve ons eens de plaat sen of de plaats op te geven, waar staat het­

geen door u wordt bedoeld. HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's