GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nogmaals laten wij het woord aan Dr, Wie leDga, die over de zoogenaamde „toespraak na den Doop, " in de Geldersche Kerkbode het volgende schrijft:

Op deze vragen klinkt nu als antwoord het eenvoudig toestemmend ja. Niet slechts als een echo der ziel van de beleden waarheid, maar inzonderheid als een belofte voor het aangezichte Gods en in tegenwoordigheid zijner heilige Gemeente afgelegd. Van dit ja zullen de ouders eens rekenschap hebben te geven in den grooten dag.

Laat ons er wel op letten, dat hier niets anders staat dan ja. Bij de aanvaarding van een ambt klinkt een meer plechtig: ja ik van ganscher harte. Sommige eenvoudige zielen zeggen ook wel eens: ja dominé! Alsof de belofte aan den leeraar afgelegd werd! Natuurlijk dient zulk een «beleefdheid" bij deze heilige handeling strengelijk te worden vermeden.

Er is ook een tijd geweest, dat men het ja driemaal liet herhalen, dus na eike vraag het antwoord afvroeg. De oudste redactie, n.l. die van Datheen, had het ja alleen aan het slot. In den bijbel van Marnix, uit den jare 1591, vinden wij echter het antwoord driemaal aangegeven. En uit de vroeger vermelde geschiedenis met Episcopius blijkt, dat Caspar van der Heyden dit drievoudig antwoord ook afvroeg. Tenminste Trigland verhaalt, dat de predikant eerst den getuigen en daarna Episcopius vroeg: »0f zij niet bekenden, dat hetgeen vervat was in het Oude en Nieuwe Testament.... en wat daar verder volgt", en daarop liet volgen: Wat zegt gij daarop? "

De officieele Dortsche tekst heeft ook het drie voudig antwoord opgenomen, gelijk als bij het doopsformulier voor volwassenen. Daar echter de sedert ruim twee en een halve eeuw in onze Kerk gebruikelijke redactie tot den alleroudsten vorm is teruggekeerd, hebben onze reviseurs (Prof. Rutgers CS.) dit zoo laten staan, omdat er, gelijk ze dit in hun aanteekening ui.drukken, sgeene ge noegzame reden is, om een gebruik, waaraan de Gemeente reeds lang gewoon is, te willen veranderen." Inderdaad betreft het hier geen beginsel en kan er dus geen bezwaar zijn, ons aan deze gewoonte te houden. d d Ged

Hiermede is feitelijk dit gedeelte van ons formulier, waarboven geschreven staat; Vermaning aan de ouders enz ", ten einde. f

De woorden, die er volgen: «Daarna in het doopen spreekt de Dienaar enz." behooren bij de eigenlijke doopshandeling thuis en staan dus tusschen de vermaning en dankzegging in. h A

Het is echter ons voornemerf ook deze woorden onder deze rubriek te bespreken, aangezien een afzonderlijke leering over het ritueel der doopshandeling hier niet wordt gegeven. Wij bepalen er ons dus toe, naar aanleiding van het weinige dat hier gezegd wordt, maar ook in verband met 't geen hier niet gezegd wordt, eenige opmerkingen over de verdere handeling en eigenlijke bediening van den doop aan dit hoofdstuk te verbinden. a m e A m i s G

w Aan hetgeen hier niet gezegd wordt? vraagt d wellicht één onzer lezers. Heb ik dat goed verstaan ? Is het mogelijk een beschouwing te geven over iets, dat niet gezegd wordt ? I h

Zeer zeker, vooral hier is, althans op één punt, d aet zwijgen van ons formulier welsprekend, 1 a

Gewoonte toch is het, ook heden nog, in sommige Kerken, dat, terstond nadat het bevestigend antwoord door de ouders is gegeven, door den dienaar nog het een en ander tot hen gesproken wordt. Dit is de zoogenaamde «toespraak bij den doop", waarover in de laatste jaren op ons kerkelijk terrein ook heel wat te doen is geweest In de Kerken der Scheiding was zulk een toespraak nagenoeg algemeen gebruikelijk, zoodat, toen de Kerken uit de Doleantie een andere gewoonte volgden, n.l. om zich strikt te houden aan het formulier zonder daar iets aan toe te voegen, door sommigen dit gebruik als een «nieuwigheid' allesbehalve vriendschappelijk is begroet.

Historisch is de oorsprong van het «toespraakje" moeilijk nauwkeurig aan te wijzen. Vaststaat dat in de oudste exemplaren van ons formulier geen schijn of schaduw van zulk een toevoegsel is te vinden. De verschillende Synodes hebben juist zoo sterk mogelijk de Kerken vermaand zich stiptelijk aan het formulier te houden, gelijk immers het formulier zelf geboren is uit de behoefte om een vasten regel in de bediening te hebben en alle persoonlijke opvattingen en gedachten uit te sluiten.

Zoo bepaalde b v. de Synode van Dordt, 1574, in artikel 66: «En omdat het gevaarlijk is, dat alle dienaren elk een bijzondere vermaning vóór den doop doen zouden, zoo is besloten, dat de forme eenerlei wezen zal, welke korter liegrepen en den dienaren toegezonden is".

In aansluiting echter aan het besluit dierzelfde Synode in art. 63, »dat de kerkdienaren de ouders tot onderwijzing der kinderen en de bijstaande getuigen vermanen zullen", heeft men achter de vragen, in navolging \an het formulier van den Paltz, deze woorden geplaatst: «Daarna spreekt de dienaar aldus: Voorts gelijkerwijs een ieder christen vanwege de liefde schuldig is, zijnen naaste, zoo jong als oud, tot de godzaligheid te vermanen, — alzoo wil ik principalijk ulieden, die als getuigen staan over den doop van het kind, gebeden en vermaand hebben, dat gij hetzelve in het opwassen wilt helpen stieren in de wegen des Heeren, opdat het zijnen doop recht mag beleven." Deze «toespraak" werd echter, gelijk uit de woorden zelf blijkt, alleen tot de getuigen gehouden. En toen de reviseurs der Dordtsche Synode den tekst veranderden, door te spreken van «ouders of getuigen", hebben zij dit toespraakje uit de liturgie weggelaten, zoodat gernstelijk kan worden geconstateerd, dat onze Kerken in haar bloeitijd het gebruik van een toespraak, zooals die thans voorkomt, nimmer hebben erkend. Het is een vinding van later dagteekening.

Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat, in het afgetrokkene geredeneerd, per se een persoonlijk woordje van den dienaar tot de ouders gericht zou zijn af te keuren.

Onze Kerken hebben, ook op het terrein der liturgie, nooit enghartig willen binden en, zoover dit mogelijk was, het beginsel der vrijheid geëerbiedigd.

Ook is het zeer goed te verklaren, dat bij velen zulk een gemoedelijk woordje na het lezen van het formulier hartelijk wordt begeerd. Dat formulier is reeds zoo bekend en het klinkt zoo formeel. Een woordje er bij, uit het hart tot het hart, geeft aan de doopsbediening wat bijzonders een extra-glans. Iets om op te teren en als in lieflijke herinnering aan die plechtige ure te bewaren.

Dit alles neemt echter niet weg den eisch, dat ons gevoel aan de nuttigheid der praktijk, en het belang der Kerken moet worden getoetst. En wanneer de vraag aldus gesteld wordt: wat is het meest bevorderlijk tot den welstand der Gemeente en den bloei van het geestelijk leven 1 — dan kan het antwoord niet twijfelachtig zijn.

Immers leert de ondervinuing, dat een warme, hartelijke toespraak èn bij den dienaaar èn bij de hoorders onwillekeurig het formulier op den achtergrond doet treden. Het formulier leest men in den sleur, omdat het eenmaal zoo moet, maar als eindelijk het laatste woord gelezen is, ziet, dan komt het pas! Noodzakelijk gevolg van zulke ge woonte is, dat of de kracht en de rijkdom van het formulier wordt omsluierd, óf wel, dat iets | geheel onnoodigs geschiedt. Want van tweeën één: zegt de dienaar iets, dat ook reeds in 't formulier is uitgedrukt, dan brengt hij een nuttelooze herhaling voort, die het pas gelezene formulier tot oneere is. Zegt hij iets, dat niet in 't formulier gezegd is, en dus buiten het kader der genoemde leerstukken valt, dat leidt zijn spreken er noodzakelijk toe, dat de aandacht van de hoofdzaak wordt afgetrokken en op een bijkomstige zaak wordt gevestigd.

Een tweede bezwaar tegen het gebruik der «toespraak" is dit, dat een bijzonder vindingrijke en frissche geest in den dienaar vereischt wordt, om de variatie aan te brengen, die voor het gemoedelijke doel zoo noodig is. Komt het toespraakje met eenige andere woorden altijd weer op 't zelfde neer, dan gaat het hiermee denzelfden weg op als met het formulier, en het pakkende, het touchante het effectvolle wordt er in gemist. Dan weet de Gemeente vooruit al wat er komt en als een dor aanhangsel rolt het woord ledig de zielen voorbij.

Aangezien het nu een onweersprekelijk feit is, dat (de hooge uitzondering daar gelaten) geen mensch over genoegzaam vernuft en vinding beschikt om bij zulk een gelegenheid altijd frisch te zijn, is het veiliger zich aan dergelijke toevoeg selen niet te wagen.

Waar dan eindelijk nog bijkomt, dat de zucht naar afwisseling het groote gevaar meebrengt, om, in geval het een persoonlijken vriend van den leeraar betreft, veel hartelijker en treffender te spreken, dan in geval het een meer onbekende is, die voor den kansel staat. Men maakt dan onderscheid, zet de deur voor naijver open en brengt de eere van het sacrament in gevaar.

De veiligste weg is alzoo: streng en stiptelijk zich te houden aan het formulier. De Gemeente die aan het formulier waarlijk genoeg heeft, toont, althans op het punt van den doop, hooger te staan, dan de Gemeente, die er nog wat bij verlangt. In den bloeitijd onzer Kerk had men aan de liturgie genoeg. En het was de beste tijd van ons kerkelijk leven niet, toen men door bijzondere plechtigheden den doop zocht op te luisteren. Daarom rust op een ieder onzer de taak het weer daarheen te leiden, dat het formulier in zijn eenvoudige schoonheid en rijke volledigheid zóó schittere in het oog der Gemeente, dat zij aan geen bijzondere toevoegselen behoefte meer gevoelt.

Met opzet zeggen wij: «het daarheen leiden." Plotseling ingrijpen en ruw forceeren past hier, w ar het immers een middelmatige zaak betreft, allerminst. Staat een Gemeente er beslisi op en zou het tot groote ontstichting aanleiding geven, wanneer het toespraakje achterwege bleef^ dan is de dienaar geroepen met zachtheid de harten te neigen en een geleidelijken overgang te vormen. Hij kan dan b.v. een kleine toespraak houden in den vorm eener vaste formule, waarin hij niets anders doet, dan de ooders wijzen op de heerlijke uiteenzetting van de leer des doops, zooals die oor ons formulier wordt gegeven. Hij vermijdt an het gevaar van «verschil maken" en lokt de emeente tot de schoonheid van het liturgisch rfstuk onzer vaderen, zoodat zij rijp wordt voor e ure, dat zij van guller harte zegt: geet ons dat ormulier en anders niet. o d D r w t m G l o n m h g o t

Metterdaad de veiligste weg is, zich stipt aan et formulier te houden èn bij Doop èn bij vondmaal. In niet één Christelijke kerk op arde, zoover ons bekend, wordt bij de sacra euteele handehng van Doop of Avondmaal en „toespraak" door den dienaar gehouden. lleen ia de verwaterde en verslapte Gereforeerde kerken der 19 de eeuw in ons vaderland s die gewoonte ingeslopen, om zelfs bij het acrament niet genoeg te hebben aan het door od geschonken teeken, maar de handeling nog at plechtiger en aandoenlijker te willen maken oor een op het gemoed werkende toespraak. s i f s g v t O g w s g

Natuurlijk zijn we het met Dr. Wielengavan arte eens, dat een jaren lang in stand gehouen gewoonte niet ruw en plotseling moet fgeschaft, wanneer daardoor ergernis verwekt w K n e zou worden. Maar aan de andere zijde mag aan het conservatisme, het alles bij het oude laten, om den vrede te bewaren, toch evenmin voet worden gegeven. We zijn nu reeds twintig jaar lang met deze quaesties bezig. En ia zoovele kerken is zelfs nog geen de minste poging aangewend om tot verbetering te komen.

Te meer waardeeren we het daarom, dat Dr. Wielenga zoo rond en kloek over dezequaestie zijn meening gezegd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1906

De Heraut | 4 Pagina's