GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ik zal uitstorten van mijnen Eeest”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik zal uitstorten van mijnen Eeest”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN.]

En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, Ik zal uitstorten van mijnen Geest op alle vleesch; en uwe zonen èn uwe dochters zullen profeteeren, en uwe jongelingen zullen gezichten zien, en uwe ouden zullen droonien droomen. Hand. 2:17

Pinksteren schept een toestand, die boven ons aardsche leven uitgaat. Pinksteren brengt een geestesstemming teweeg, die hooger staat dan de gemoedsstemming in het gewone leven, ook al vat men dit vroom op. Pinksteren doet op aarde een sfeer des levens ontstaan, die niet hier, maar in een hoogere orde van zaken thuis hoort.

Zelfs uitwendig teekent zich dit.

Er deden zich op Pinksteren in de zaal, waar de Jongeren saam waren, gehoor-en gezichtsver-Bchijnselen voor van geheel ongewonen aard. Op eens werd een zuigend, persend, sterk geluid gehoord, dat door de zaal voer, en dat den indruk maakte van een geweldigen, plotseling inbrekenden storm. En behalve dit zag betoog vonken gUnsteren, die zich saamvoegden tot spitse vlammen, in den vorm van een tong, en deze spitse vlammen vestigden zich op de hoofden der verzamelden.

Doch er was meer, en iets nog veel beduidender, dat het inbreken van een hoogere orde in dat lagere leven toonde, een verschijnsel niet buiten, maar in de personen. Ze stonden op, en geraakten in heilige verrukking, en in die verrukking gingen ze spreken, maar heel anders dan ze gemeenlijk spraken, met andere woorden, in een andere taal, op heel andere wijze, als geesten die veel hoogor ontwikkeld waren, dan gewone Joden te Jerusalem. Het maakte op den kenner den indruk, alsof die eenvoudige Galileërs plotseling in personen van veel hoogeren geestelijken staat waren omgezet.

Ja, zelfs het straatpubliek kwam onder den indruk, dat hier iets vreemds had plaatsgegrepen, maar, zonder zin voor het hoogere, zag dit publiek er de uitwerking in van dronkenschap, en riep van „Vol zoeten wijns!"

En wat ook dient opgemerkt, soortgelijke verschijnselen als toen op den Pinksterdag, herhaalden zich later meermalen. Denk slechts aan de toebrenging van Cornelius te Caesarea, en aan wat geschiedde met de Johannesjongeren te Efeze. Dan had er een ontvangen van den Heihgen Geest plaats, niet in stille, ongeziene wedergeboorte, maar op zoo uitwendig waarneembare wijze, dat de omge\ring het merkte.

En bij dit alles komt dan nog, dat enkele der verschijnselen, die de uitstorting van den Geest verzelden, een tijdlang in de gemeente aanhielden en gedurig voorkwamen, zóó met name het spreken in ongewone taal.

Het besUst wonderbare en ongewone in dit alles weg te willen redeneeren, is even ongerijmd, als de poging dwaas is, om gelijke verschijnselen thans door opwinding te willen nabootsen.

Er was op den Pinksterdag, en er werkte in de apostolische kerk na, wat er nu niet is. Als het gras zal uitspruiten, moet de bodem met ploeg of spade omgewoeld, maar wie, als die halm reeds opschoot, dat omwoelen van den bodem herhalen wil, bevordert den oogst niet, maar verderft dien.

Bij elk levensproces zijn er in den aanvang verschijnselen, die moeten ophouden zoodra het proces in verder stadium treedt.

Nu zij er op gelet, dat de Schriftuur bij het Pinksterwonder van een uitstorten spreekt, . en dat „uhstorten" wordt afgewisseld met „uitgieten." Zoo heet het bij Jesaia: k zal mijn Geest op uw Zaad gieten. (Jes. 44 : 3). Of ook sprak Jezus zelf van doen „uitvloeien" (Joh. 7 : .38)

Het uitstorten is alzoo genomen in den zm van een regen, die op een uitgedroogden akker neerkomt. Dan toch spreken ook wij van een jtor/regen, en zeggen dat 't regent dat 't giet.

En gelijk nu in den dampkring het plotseling neerkomen van zulk een stortregen niet zelden gepaard gaat met hevige windvlagen en schel weerlicht, zoo vertoont zich ook bij dit neerstorten van den Heiligen Geest een geweldig gedreven wind en tintelende yuurvlam. Alles van een hoogere orde, maar in beeldvorm aan het gewone natuurverschijnsel gelijk.

Slechts wachte men zich, hierin \> & ^^spraak te zien. Neen, het is volle werkelijkheid. De verschijnselen in de lagere en hoogere orde lijken van Scheppingswege op elkaar. Ze zijn niet gelijk, maar ze zijn gelijksoortig.

Ook in deze aardsche natuur zijn onderscheidene orden. Er is een leven in de wateren, er is een leven op den aardbodem, er is een leven in de lucht. Maar hoezeer visschen. viervoetige dieren en vogelen in allerlei opzicht w verschillen, toch vertoonen ze allerlei gelijk­ e soortige verschijnselen, en het is geen beeld­ d spraak maar werkelijkheid, als men de vinnen w bij de visch en de vleugelen bij den vogel, met o de voorpooten van het dier of zelfs met onze d handen vergelijkt.

We mogen over dit uitstorten, bij manier van een wolk die losbreekt, dus niet heenglijden. Er was uit hooger orde een uitbreken in deze lagere orde van een hooger iets, waardoor een geheel nieuw iets op aarde ontstond. Geestelijk, niet stoffelijk, het is zoo, maar daarom niet minder werkelijk, en dit nieuwe kwam van Christus in zijn heerlijkheid en schiep de gemeente in haar hooge heilige opvatting. Het was het postvatten in deze aardsche bedeeling van dat lichaam Christi, dat de gemeente is, en die Hem tot hoofd heeft.

Daarom kon 't niet geschieden, alvorens Christus verheerlijkt was; maar toen kwam het, de uitstorting had plaats, en de gemeente als mystiek lichaam bestond en kon niet meer weggar-n, maar blijft bestaan op aarde tot Christus, haar Hoofd, wederkomt.

Wat nu hierin slechts tegenstrijdig schijnt is, dat Christus kerk het Pinksterwonder belijdt als het komen tot deze aarde van den derden Persoon der Heilige Drieëenheid, en dat het woord „uitstorten" niet aan het indalen van een Persoon, maar meer aan de indaling van hemelsche krachten doet denken. Juist zooals b. v. de apostel spreekt van de liefde Gods die uitgestort is in onze harten door den Heiligen Geest die ons gegeven is. (Rom. 5 : 5.)

Het raakt hier diepe geheimnissen van het Goddelijk Wezen, waarin uiteraard nieitand overmoedig mag pogen in te dringen; maar toch dient even ernstig gewaakt, dat de „uitstorting", die vanzelf aan een vruchtbaren regen doet denken, geen afbreuk doe aan onze heerlijke belijdenis van den Heiligen Geest als met den Vader en den Zoon in het Goddelijk Wezen één.

Hierbij nu mag vergelijking ons te hulp komen. Wie in een donker vertrek een helder brandenden kandelaar indraagt, brengt teweeg dat er licht langs alle-wanden en over alle voorwerpen in dat vertrek wordt uitgestort, maar hij deed dit door er den brandenden kandelaar zelf in te dragen.

Welnu, in dien zin genomen, is er niets tegenstrijdigs in, dat de kandelaar, als we zoo zeggen mogen, van den Heiligen Geest in deze wereld indaalde, en dat tegelijk en juist daardoor de lichtglans van den Heiligen Geest over de geroepenen des Heeren werd uitgestort.

Zoolang de wondere. Goddelijke lichtbron, die in den Heiligen Geest is, hoog boven ons bleef, kon er daarom wel een enkele lichtstraal tot ons neerschieten. En dit was dan ook zoo onder het Oude Testament. Maar eerst toen op Pinksteren de Heilige Geest zelf, die Goddelijke lichtbron, tot ons nederdaalde, greep die overstelpende instraling van hooger licht in de Gemeente plaats, die als een „uitstorting" van geestelijke glansen en krachten was.

Maar ook zóó blijft het toch altoos een inwerking van hoogere orde, die zich nooit met het gewone leven van onze lagere Scheppingsorde vereenzelvigen kan.

Het zielsoog moet van zijn cataract gelicht, zal het dezen hoogeren glans kunnen opvangen en daarbij de dingen van hoogere orde kunnen zien. Wat de Schrift „de wereld" noemt, ziet er niets van, of als ze er iets vreemds in merkt, wekt het haar spot-en lachlust op, of wekt haar nijd en vervolgingszucht. Men zij daarom voorzichtig, en werpe het heilige niet voor de hondekens en de perels niet voor de zwijnen.

Ongetwijfeld spant de Heilige Geest in de Gemeente óok het zedelijk leven tot hooger ernst, en kan Hij evenzoo denkkracht en kunsttalent tot idealer zin opvoeren; maat toch, dit alles is niet het nieuwe uit de hoogere orde.

Dat nieuwe is de levensadem die uit Christus als het Hoofd ons, de leden van zijn Lichaam, doortintelt. Paulus noemt dit „de liefde Gods die in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest die ons gegeven is." Het is een nieuwe bestaanswijs. Ieder voelt, dat het leven in het Vaderhuis daarboven een ander leven is, dan het leven van vader en kind in het aardsche gezin. Welnu, dit nieuwe leven, dat de Heilige Geest op den Pinksterdag ons bracht, is een vooruitleven, op zwakke wijs, maar eenigszins dan toch, van dat leven in het Vaderhuis reeds hier op aarde.

Dan zijn we nog in onze lagere Scheppingsorde, maar we doorleven reeds iets van het leven uit die hoogere orde.

Het zondig karakter van ons aardsche leven verscherpt dan de tegenstelling nog. Ook buiten zonde gerekend, zou het leven in het Vaderhuis wel van hoogere orde geweest zijn dan het leven in het Paradijs, maar de overgang zou geleidelijk zijn geweest, gelijk van winter in lente.

Maar nu is er niet alleen overgang, er is hrcuke met het oude, om het nieuwe te genieten, en dat is het wat de Schrift noemt, dat we met Christus gestorven zijn, om met Christus uit zijn Verrijzenis te leven.

Eerst was hier de Heilige Geest nog niet, omdat Christus nog niet verheerlijkt was. (Joh. 7:39).

Nu is Christus verheerlijkt, en nu kwam door Hem de Heilige Geest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik zal uitstorten van mijnen Eeest”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1906

De Heraut | 4 Pagina's