GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Diaconaal Correspondentieblad behan delt Prof. Biesterveld de vraag, of stichtingen als Veldwijk enz. die een hoog verpleeggeld vragen, wel stichtingen van barmhartigheid kunnen genoemd worden.

Er heerscht nog dikwert veel misvatting over het begrip der barmhartigheid. Vandaar dat soms de vraag wordt gedaan of stichtingen als Veldwijk enz. wel in den grond van het woord stichtingen van barmhartigheid zijn. Zij vragen een zoo hoog verpleeggeld, dat de armen in ons midden zonder veel hulp van diaconie of suppletiefondsen er g-en gebruik van kunnen maken. Zelfs is bij de meeste stichtingen de niet onduidelijk uitgespro ken bedoeling om de verpleeggelden zóó te regelen, dat daaruit de geheele exploitatie kan worden gedreven, terwijl de contributiën dienst moeten doen als reserve voor leeningen, het dekken van te korten bij uitbreiding enz. Ziet, zoo vraagt men nu, zijn zulke stichtingen nog langer stichtingen van barmhartigheid. Zijn het niet gewone ondernemingen van flnancieelen aard. Behooren de stichtingen van barmhartigheid hun beheer niet zoodanig in te richten, dat de armsten er van kunnen genieten, en in allen gevalle diaconieën hunne verpleegden er voor een minimum kunnen geplaatst krijgen, ver beneden den kostenden prijs. Naar het mij voorkomt is er hier verwarring van begrippen in het spel, eene verwarring, die echter wel wat dieper ingrijpt dan men oppervlakkig zou meenen.

Vooreerst is het verkeerd te meenen. dat alleen aan armen barmhartigheid moet worden bewezen en bewezen wordt. Zelfs heeft het diaconaat, dat bepaaldelijk het deel der barmhartigheid heeft te oefenen, dat de alleen gelatenen, de geheel armen geldt, eene roeping ook voor de rijkeren in de gemeente, om hen tot mildadigheid te bewegen en er aan te arbeiden, dat zij aldus hunne roeping vervullen en aan hunne verplichtingen jegens God en hunne naaste voldoen. Maar in breederen zin genomen kan ook de rijkere behooren totdeellendigen aan wie de christelijke liefde hare barmhartigheid te bewijzen heeft. Als een rijke krankzinnig wordt en niet meer in huis kan worden verpleegd, is het voor hem dan van minder belang of hij in eene christelijke inrichting kan worden verpleegd dan voor den arme? Is dan de harm hartigheid die aan hem door bestuur, en met name door directeur, geneesheer, predikant, verpleegpersoneel, werdt geoefend, van mindere beteekenis omdat eene hooge vergoeding betaald wordt, dan dat dit alles voor weinig geld of om niet gebeurt? Zoo kan een rijke moeten geopereerd worden, of in een Sanatorium verpleging moeten zoeken, is hij dan geen voorwerp van de christelijke barmhartigheid, al betaalt hij de kosten dubbel ?

Er moet verdeeling zijn in het werk der barmartigheid. Als het er op aankomt, dan bestaat e barmhartigheid die stichtingen als Veldwijk nz. oefenen, hierin, dat zij zorgen dat er inrichingen zijn waarin de ellendigen over wie zij zich n des Heeren Naam willen ontfermen, kannen erpleegd en verzorgd worden. Eigenlijk moeten l deze stichtingen, onze ziekenhuizen, sanatoria nz. zich niet daarnaast nog behoeven te bekommeen over de drukkende geldzorgen. Zij moeten voor e gelegenheid ter verpleging zorgen en kunnen ekenen op de betaling van den kostenden prijs oor eiken patiënt. Daarnaast moet dan afzonder ijk gezorgd voor de armen, dat zij ook in die nrichtingen kunnen worden opgenomen. Dat kan p meer dan ééne manier gebeuren. Hier hebben e broeders diakenen nu hunne roeping te vervullen. ie moeten eigenlijk zorgen, dat de armen verleegd kunnen worden door voor hen te betalen. et is wel eigenaardig dat door sommigen zoo terk wordt aangedrongen om de stichtingen van armhartigheid te doen uitgaan en te stellen onder et beheer van Kerk of diaconie, en dat terwijl oor vele diaconieën niet of slechts zeer ten deele e roeping wordt vervuld om voor de armen, die erpleegd worden, te betalen. Ik ken diaconieën, lie voor de opname in ziekenhuizen enz. eenvoudig lles aan de Overheid overlaten, of een zoo bespot elijk laag verpleeggeld afdwingen, dat alle conributie als suppletie verslonden wordt door heteen aan dit geld te kort komt. Hoe het zou moeen als alles door de diaconie werd gedaan, is eker een raadsel! Als de diaconieën niet kunnen at zij moeten, zou hier zeker door simenwerking, elijk dat in sommige provinciën van ons land eschiedt, veel tot stand kunnen komen. Van zelf an men ook, gelijk bij sommige stichtingen reeds et geval is, een afzonderlijk suppletiefonds stichen. Daarin kan dan, als de exploitatie van de tichting zulks toelaat, een deel der contributiën orden gestort, terwijl men daarbij niet vergeten oet, dat hetgeen de rijkere verpleegden betalen oven den feitelijk kostenden prijs, dit reeds eene uppletie is, omdat daarvoor in de lagere klassen e verpleeggelden ook minder reeds bedragen dan etgeen elke patiënt kost.

Met deze beschouwingen hangt nog een ander unt samen, dat ook wel onder de oogen mag ezien worden. Velen meenen dat de barmhartigieid der verplegers en verpleegsters in ziekenuizen, wijkverpleging, krankzinnigengestichten enz. igenlijk hierin bestaat, dat de broeders en zusters oor heel weinig loon (soms minder dan eene ienstbode verdient) dezen arbeid verrichten. Men indt het met hunne afzondering tot het werk der armhartigheid in strijd, als voor hen op eene ehoorlijke bezoldiging wordt aangedrongen.

Hetzelfde hoort men als een voldoende trac-'eent voor predikanten en onderwijzers als eisch ordt gesteld. Nu is het zeker, dat als de geeente vervolging, verdrukking, armoede heeft te jden, de dienaren in zelfverloochening moeten en ullen voorgaan. Wanneer onze scholen niet meer unnen, moeten de onderwijzers zich offers getroosen. Als het zoo staat, dat de belijders van den hristus zelf broodsgebrek hebben, dan mogen zij, ie zich geven voor het verzorgen der ellendigen, iet klagen als hun deel gering is. Maar als al eze dingen niet zoo zijn, als aigemeen, ook in de ringen der Christenen, de levensstandaard klimt, n het waarlijk niet is te zien dat onze kooplieden n landbouwers gebrek hebben, dan mag mee van ien welstand genieten degeen, die op welke wijze an ook van het altaar leeft. Als de oogst rijk as in Israël waren ook de tienden groot, en adden de priesters en levieten het goed!

Men moet het recht verstaan, wanneer iemand ich om des Heeren wil geeft voor verpleging enz. an kranken, dan moet hij of zij dat doen met lle gaven van lichaam en geest, met kracht van en arm en liefde van het hart. In dat zich geven gt de barmhartigheid die geoefend wordt. En raagt de Heere in zijn Wijs en voorzienig bestuur u nog daarbij, dat zij maar een schamel deel op arde zullen hebben, dan hebben zij dat met nderwerping en gaarne als een van Hem opgegd kruis te dragen. Maar wij, die in het leven rbeiden, moeten dat kruis niet opleggen, en het ok niet eischen, als het anders kan. De barmhargheid is er niet minder om, al is het geldelijk nderhoud ruim. Zelfs zal zij er te blijmoediger m worden beoefend. Onze barmhartigheid moet ich vaak hiertoe bepalen, dat wij van ons goed f inkomen afstaan, opdat anderen zich aan het erk der barmhartigheid kunnen geven.

Dus, de barmhartigheid der stichtingen besta ierin, dat zij zorgen voor de mogelijkheid van oede christelijke verpleging van alle ellendigen, ijk of arm, de barmhartigheid van het verpleegersoneel besta hierin dat het zich geheel en al eve voor dezen uitnemenden arbeid m des Heeen dienst; de barmhartigheid der diakenen toone ich in het zorgen voor de armen onder de ellenigen, die deze verpleging zoeken, en de harm artigheid der geloovigen toone zich (behalve in etgeen zij in vele omstandigheden nog door woord, aad en voorbeeld kunnen doen) daarin, dat zij oor ruime gaven (vooral ook door aandeelen te emen in de geldleeningen) besturen, verplegers n diakenen in staat stellen hun taak met blijdchap en zonder zorgen te volbrengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1907

De Heraut | 4 Pagina's