GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De classis Gouda heeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De classis Gouda heeft

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 24 Mei 1907.

Dr. B. J. Esser, predikant te Reeuvyijk, doet ons de volgende vraag:

Geachte Redactie,

De classis Gouda heeft in hare vergadering van 7 Mei 1.1. eene beslissing genomen in een zaak, die voor da kerken in het algemeen van eenig belang kan zijn. De classis oordeelde een emeritus predikant, die voor zekeren tijd den Dienst des Woords en der Sacramenten, bet herderlijke werk enz. in eene vacante gemeente waarneemt, niet te mogen toelaten als afgevaardigde dezer kerk met keurstem, den betrokken Dienaar aanmerkende als ambtsdrager bij de gemeente, die hem emeritaat verleende. Eene kleine minderheid der classis achtte echter, dat bij eene tijdelijke, zóö volledige waarneming van het ambt in een vacante kerk, als hier het geval is, er geen principieele reden bestaat, waarom de betrokken Dienaar door de meerdere vergadering niet in haar midden zou toegelaten werden. De uitweg, dien sommigen voorstelden, dat de betrokken Dienaar in de vacante kerk tot ouderling kon verkoren worden, achtte de minderheid noch op principieele gronden aanbevelenswaardig noch profijtelijk. Zeker zoudt a ondergeteekende en anderen met hem een dienst doen, als u zoo goed zoudt willen zijn uw advies in dezen mede te deelen.

Hopende niet te veel van uwe welwillendheid te vragen, teeken ik mij'

Hoogachtend,

Uw dw. br. in Chr,

B. J. EsSER.

Reeuwijk, 8 Mei 1907.

Ofschoon we niet gaarne crltiek oefenen op kerkelijke besluiten, meenen we toch, waar deze zaak van meer algemeen belang is en geheel afgescheiden van de betrokken personen kan beoordeeld worden, wel aan het verlangen van Dr. Esser te kunnen Voldoen.

Indien een predikant, die emeritus verklaard is, omdat de arbeid in een groote kerk met het oog op zijn gezondheidstoestand hem te zwaar werd, door een kerkeraad van een kleine gemeente wordt uitgenoodigd om daar een tijdlang in den dienst des Woords en der Sacramenten te voorzien, dan heeft de Kerkeraad volkomen het recht en de bevoegdheid om daarbij te beslissen, of hij aan dien predikant voor dien tijd zitting in den Kerkeraad zal verkenen of niet. Zelfs ligt het in den aard der zaak, dat de Kerkeraad, die zulk een Dienaar verzoekt om den dienst des Woords en der Sacramenten in zijn midden waar te nemen, hem ook vraagt in den Kerkeraad zitting te nemen. Op zich zelf zou het zeker wenschelijker . zijn, dat zulk een predikant daar dan ook vast beroepen werd, maar het is denkbaar, dat er plaatselijke omstandigheden zijn, bijv. dat de gemeente nog te zwak is om een vast beroep uit te brengen, die dit moeilijk maken. In zulke exceptioneele omstandigheden zijn ook exceptioneele maatregelen geoorloofd. In vroeger eeuwen heeft men zelfs wel predikanten voor een tijdlang aan zulke zwakke kerken geleend en al kan een kerk een emeritus predikant niet leenen, toch toont dit voorbeeld genoegzaam, dat een predikant, die feitelijk ambtsdrager in zijn eigen kerk is, toch tijdelijk wel in een andere kerk met toestemming dezer kerk als ambtsdrager kan optreden. Het verleende emeritaat ontslaat wel van de verplichting om in de eigen kerk geregeld dienst te verrichten, maar sluit niet in, dat de betrokken predikant niet op een andere plaats eenigen hulpdienst zou mogen bewijzen, voorzoover zijn krachten hem dit toelaten. De onderstelling van de classis, dat een emeritus predikant niet tijdelijk op een andere plaats als ambtsdrager dienst zou kunnen doen, is dus onjuist.

Maar ook afgescheiden daarvan kan een classis de toelating met keurstem niet weigeren aan degenen, die de Kerkeraad op wettige wijze heeft afgezonden. Onze vaderen hebben daarbij nooit geoordeeld, dat de wettigheid van die afvaardiging afhing van de vraag, of zulk een persoon ambtsdrager in die Kerk was of niet. Als regel verdient het zeker aanbeveling, dat de Kerkeraad alleen ambtsdragers uit zijn midden afvaardigt en onze Kerkenorde schrijft dit dan ook als regel voor. Maar dat men dezen regel nooit als een absolute bepaling heeft opgevat, blijkt wel daaruit, dat men meermalen zelfs op synodale vergaderingen personen heeft afgevaardigd, die op [dat oogenblik geen ambt hadden, geen lid waren van den Kerkeraad, maar eenvoudig lid waren der gemeente. Zoo heeft de Overijselsche Synode in 1618 twee personen afgevaardigd naar de Dordtsche Synode, die daar met keurstem hebben gezeten en toch geen ouderling of predikant waren. En de Synode van Dordt heeft er niet aan gedacht hun het stemrecht te weigeren.

Ook Voetius, onze beste Canonicus, oordeelt er niet anders over. In zijn Pol. Eccl. Pars III p. 194 handhaaft hij het recht van den Kerkeraad om leder lid der gemeente, die naar zijn oordeel bekwaam is, naar de classis af te vaardigen, al vervult die geloovige geen enkel ambt in die kerk. De gedachte alsof de predikanten en ouderlingen, omdat ze ambtsdragers zijn zeker recht zouden hebben om de meerdere vergaderingen met keurstem bij te wonen, wordt door Voetius uitdrukkelijk bestreden. Men komt op de meerdere ergadering niet als ambtsdragers saam, d l z h c t o m v v j I g maar als Kerken en de Kerken hebben te beslissen, wie ze als haar afgevaardigden willen zenden. Ze kunnen daartoe ambtsdragers afvaardigen; zelfs zal dit In den regel wenschelijk zijn, maar die afgevaardigde ontleent dan zijn qualiteit niet aan zijn ambt, maar aan de afvaardiging door den Kerkeraad. Niemand kan daarom den Kerkeraad verbieden als zijn representant of vertegenwoordiger naar de meerdere vergaderingen iemand te zenden, die geen ambtsdrager, maar een gewoon lid der gemeente is. En waar een emeritus predikant, die een jaar lang den dienst waarneemt in een andere kerk, dan toch zeker als lid dier gemeente wordt beschouwd en daarheen ook zrjn attestatie overbrengt, daar kan de Kerkeraad hem zelfs als gewoon gemeentelid met keurstem afvaardigen.

Het besluit van de bedoelde Classis schijnt ons daarom met de beginselen van het Gereformeerd Kerkrecht in strijd te zijn. Het verwart de ambtelijke qualiteit met de qualiteit van afgevaardigde vanden kerkeraad en zou daardoor, al Is dit niet zoo bedoeld, een zekere hiërarchische idee kunnen Invoeren. En het randt ook op niet onbedenkelijke wijze de zelfstandigheid der plaatselijke kerk aan, die zelve te bepalen heeft, wie ze afvaardigen zal en in dat recht niet door de Classis mag verkort worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's

De classis Gouda heeft

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's