GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLOKKETOREN.

I.

TER INLEIDING,

In een groot dorp in ons vaderland was, eenige jaren geleden, eens een gezelschap bijeen van menschen, die daar een gedeelte van den zomer doorbrachten, om de scboone natuur en de frissche versterkende lucht te genieten.

De gasten die elkaar aan tafel leerden kennen, sloten soms vriendschap, gingen samen wandelen of hielden elkaar gezelschap als het b.v; regende, wat in Nederland nog al eens wil gebeuren. Zoo kwam men van elkaar dan allerlei te weten, en die eerst malkaar vreemd waren, bleven dat niet.

Onder de aanwezigen was ook een oud, vriendelijk heer, die met zijn vrouw en zijn dochter heel den zomer buiten bleef. Velen waren op zijn gezelschap gesteld, want hij was zeer onderhoudend in het gesprek en had veelal iets degelijks te zeggen, heel anders dan in de onbeduidende praatjes, waar sommige menschen den tijd mee trachtten te verdrijven. Laat ons er bij zeggen, dat de oude heer ook een vroom man was, en openlijk voor de goede belijdenis des Heeren uitkwam, wanneer daartoe aanleiding bestond. Trouwens, het huis waarin hij vertoefde, werd ook meest bezocht door menschen, die den dierst des Heeren hoog stelden.

Op zekeren regendag zaten de gasten al pratend bijeen, toen een van hen zeide, zich tot den ouden heer wendende:

„Mijnheer R we hebben een vriendelijk verzoek aan u, U hebt zeker in uw lang leven veel ondervonden, dat wel nuttig en aangenaam kan zijn voor anderen om te hooren. Zoudt u ons daarvan niet eens iets willen vertellen? "

Mijnheer R. keek den vrager een oogenblik glimlachend aan, als wilde hij zeggen: hoe weet u dat? Maar een blik op zijn dochter, die eveneens glimlachte, zei hem genoeg. Hij dacht even na, en sprak toen:

„Als iemand er belang in stelt, wil ik uit mijn eigen leven wel eens 't een en ander vertellen, schoon ik niet zooveel bijzondere lotgevallen gehad heb. Maar dan wil ik liever eerst iets anders doen. Mag ik u dat voorstellen? "

„Ja gaarne, " riep men.

„Wel, " vervolgde de oude heer, „toen ik nog jong was, bezocht ik het gymnasium. Daar hadden we onder anderen een boek van Sallastius, over de samenzwering van Catilinar te Rome. In dat werk nu, zegt de schrijver, dat hij, alvorens zijn verhaal te beginnen, het wat hooger op halen wil. Dat zou ik nu ook willen doen."

„De vrienden moeten weten, dat ik, schoon mijn geslacht nu in Nederland al lang burger is, toch van Duitsche afkomst ben, zooals mijn naam nog eenigszins uitwijst, 't Is nu zoowat een eeuw geleden, dat een mijner voorvaderen uit Saksen naar Nederland ging, Hij deed dat omdat hij hier een goede betrekking kon krijgen, en is er gebleven,

„Hij nu heeft mij een geschiedenis verteld, die indertijd te Dresden is voorgevallen met een zijner oudooms. Ik heb dit verhaal omdat het zoo merkwaardig was, opgeteekend, na het meermalen gehoord te hebben. Vindt ge nu goed dat ik eerst die geschiedenis vertel. Ot^er mij zelf praten we dan later wel eens."

Allen vonden dit uitnemend, en zoo begon de heer R dan zijn verhaal, 't Bleek werkelijk de moeite van het hooren alleszins waard, en toen ik er later mee kennis maakte, dacht ik dat het den lezers ook wel bevallen zou. Daarom volgt het hier. Alleen gelieve men er goed op te letten, dat de man dien het hoofdzakelijk betreft, zelf vertelt, al staat het hier natuurlijk in onze taal.

Ik werd geboren omstreeks het midden der i8de eeuw, in 1747 te Diesden, de prachtige hoofdstad van Saksen. Ik was een eenig kind; en werd door mijn ouders met groote liefde en zorg opgevoed, gelijk ik mij nog kan hei inneren, al heb ik hen niet lang mogen behouden.

Mijn vader was timmerman, en bewoonde een huisje dicht bij de Elbe, We leefden daar zeer gelukkig, tot ik zeven jaar oud was. Toen — gelijk ik later heb vernomen - -begon het mijn

ouders zeer tegen te loopen. Eindelijk wist miJE vader niet beter te doen dan dienst te nemen in het leger, waar men toen flinke mannen gaarne aannam. Hij klom spoedig op tot sergeant-majoor, en daar mijn moeder ook iets verdiende met wasschen voor de officieren, konden - wij althans leven. Wij hadden verlof gekregen om een kamer in de kazerne te bewonen, en zoo kwam ik als jong kind dagelijks met soldaten in aanraking. Waarschijnlijk daardoor kreeg ik al jong grooten lust in den soldatenstand, gelijk later blijken zou.

Bij mijn vader was het juist andersom, al was hij ook bij zijn meerderen zeer gezien en genoot hij vele voorrechten. Hij was uit nood in dienst gegaan, en verlangde al spoedig niet liever, dan toen er veel kans was op werk, het timmeren weer op te vatten. Dit nu kon wel als hij zich loskocht voor de jaren die hij nog te dienen had, " waarvoor hij had geteekend. Hij trachtte, zoo als een oom mij later verteld heeft, het noodige geld ter leen te krijgen, en dat zou ook wel gelukt zijn, als er niet plotselmg iets gebeurd was, dat door alle plannen een streep haalde.

Er dreigde namelijk oorlog, de bekende geduchte zevenjarige oorlog tusschen Pruisen en Oostenrijk, over het bezit van Silezie. In dien strijd stond ons lieve vaderland Saksen aan de zijde van Oostenrijk. Nog weet ik hoe mijn lieve m > eder, van wie ik zoo innig hield, en die zoo trouw voor mij zorgde, in tranen uitbrak, toen het bericht kwam, dat de oorlog dreigde en vader, die tot het garde-regiment behoorde, zou moeten uittrekken. Hoe jong ik ook was, en al begreep ik volstrekt niet waarom er oorlog moest zijn, toch voelde ik dat er iets gebeurde, dat voor ons allen van groote beteekenis kon wezen, en ik weende mee, toen ik moeder zoo bedroefd zag en wilde haar troosten, doch vergeefs.

Het gerucht bleek al spoedig maar al te waar. Weldra kwam er bevel, dat een gedeelte van het leger strijdvaardig rcoest gemaakt worden, en zich gaan voegen bij de Oostenrijkers, om dan gezamenlijk de Pruisen te bestrijden. Ook het regiment waartoe mijn vader behoorde moest uittrekken. Hoewel het veertig jaar nu geleden is, heugt mij nog als gisteren deo dag, toen bij afscheid nam, mij omhelsde en kuste en zei: „God behoede u, mijn lieve jongen!" Mpeder en ik zouden hem wegbreDgen, doch toen we aan de deur kwamen zonk zij neer, en vóór dat zij weer bijgebracht was, gaf vader haar een kus en haastte zich toen weg.

Weken ling hoorden wij niets van hem Brieven schrijven en verzenden ging op het oorlogsveld niet makkelijk. Eindelijk kwam er toch een brief, die meldde dat hij nog geiond was. Doch dat schrijven was al veertien dagen oud. Hoeveel kon er in dien tijd niet gebeurd zijn!

CORRESPONDENTIE,

M. W. te R. Als een boek verschillende uit-^ gaven heefc gehad en in zeer verschillend formaat, is het niet voldoende de bladzijde aan te geven, maar ook welke uitgaaf bedoeld wordt, 't is anders heel lastig zoeken, niet waar?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's