GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zichzelven vernietigd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zichzelven vernietigd”.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar heeft zichzelven vernietigd, de gestaltenisae eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den menschen gelijk geworden. Phil, 2: 7.

Het lijden-van Jezus klimt hoe meer het einde nadert, In onze geloofsartikelen wordt zelfs geheel zijn optreden ais de Man van Smarten saamgetrokken in die ééne belijdenis, dat hij „geleden heeft onder Pontius Pilatus, " En nog is het in maar al te veler schatting, alsof buiten het bittere Kruis ternauwernood eenig leed door onzen Heiland gedragsn is.

Toch leeft wie hiertoe het lijden van Jezus beperkt, geestelijk te ondiep, is hij met zijn verbeeldend zielsleven nog niet genoeg met onzen Heere in zielsgemeenschap gekomen, en heeft daarom het leven van Jesus in de jaren toen hij op aarde was, nog niet met den Zoon des menschen doorgeleefd. Hij las wel van de wonderen en beluisterde wel het woord met macht. Maar Jezus bleef hem altoos nog op een afstand. Hij wist het verborgen leven van Jezus nog niet te naderen. Hij las nog niet uit Jezus oog wat daarin sprak. Ea hij voelt nog niet hoe juist de oogeablikken, waarin Jezus zich zelf van zija discipelen terugtrok, om in de stille eenzaamheid zijn hart in 't gebed uit te storten, de diepst doorleefde momenten uit het leven van onzen Heiland zijn. Alleen Gethsémané grijpt sterker aan, maar dan nog meest als inleiding op Golgotha dat staat te volgen.

Onze Catechismus bestraft deze oppervlakkigheid, en legt aan de Kerk de betuiging op de lippen, dat „Jezus den ganschen tijd zijns levens op aarde" door het lijden achtervolgd is. „Inzonderheid aaa het einde zijns levens" heeft dit lijdea hem overstelpt, maar volstrekt niet eerst toen. Integendeel, van den beginne zijner menschwording af, zonder tusschenkomende pauze, heeft Jezus & l de dagen zijns levens op aarde, niet slechts naar het lichaam, maar evenzoo naar de ziel, „den tootn Gods tegen de zonde des ganschen meuschelijkea geslachts gedragen." En alzoo met maar geleden in den zin waarin ook ons het leed gedurig^^ep de hielen zit en de smart onze kracht verteert,

neen, maai geleden gelijk nooit één onzer geleden heeft, onder het drukken op heel zijn existentie als Middelaar van den toom Gods.

En dat onze Catechismus hier niet iantaseert, maar schriftuurlijk spreekt, ziet ge met eigen oogen, zoodra ge de orakeltaal van het diepste mysterie in Phil, a voor u neemt: „Die, in de gestaltenisse Gods zijnde, het geen roof heeft geacht, Gode even gelijk te zijn maar heeft zich zelven vernic tigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den w^«jf/4«« gelijk geworden". En als mensch in deze zelfvernietiging verschenen, heeft onze Middellaar zich toen nogmaals vernederd door gehoerzaam te worden om die gehoorzaamheid te voleinden tot inden dood aan het Kruis-

Het Kruis komt niet als een vreemde smart bij het leven van uw Jezus bij. Het Kruis is slechts het uiterste eindpunt van den weg des lijdens, dien hij zelf door zijn menschwording intrad. Het Kruis is, als we ons zoo mogen uitdrukken, het uiterste gevolg van de Vleeschwording van het Woord. Het komen van den Zone Gods tot ons geslacht moest in het eind vanzelf op het Kruis van Golgotha uitloopen.

Maar niet bij dit Kruis eerst begon dat lijden. Zijn lijden is niet het lijden van één dag, maar het lijden van heel zijn leven op aarde geweest. En dat lijden kwam op, niet uit watmeuschen hem aandeden, maar uit wat hij voor ons menschen deed.

In het mysterie der Goddelijke liefde zelf, dat hij den menschen is gelijk geworden, Yias gt andere aardsche existentie denkbaar dan een existentie in druk en zelfbenauwing, een existentie van den Man van Smarten, een existentie die met het lijden éen was.

Voor ons is zelfverloochening de heroïeke daad van zelfoverwinning, waardoor we geestelijk winnea aan kracht en iets van het eeuwige leven indrinken. En bij ons kan dit zoo zijn, en is het zoo, omdat boven ons onze God staat, en onze zelfverloochening steeds gevolgd wordt door een onszelf terugvinden, en dan o, zooveel rijker terugvinden, in onzen God.

Bij ons is de verloochening van onszelf het prijsgeven van een valsche ikheid, die zich tusschen ons en onzen God had geplaatst. Dat ik wil altoos hoog en hooger, tot het zoo hoog wordt, dat het zich als een muur tusschen ons en onzen God verheft. En dan zijn we in ons ik, o, zoo rijk, maar in onzen God, o, zoo arm. Want dan is ons ik ons middenpunt geworden, en hebben we het middenpunt van ons leven, dat alleen m God zijn kan, verloren.

Bij ons is daarom de verloochening van onszelf het mat volle geloofskracht neerwerpen van dien muur, die onzen God aan ons oog onttrok. £n als die muur valt, dan is ons valsche ik te niet gedaan, en zien we onzen God weer, en zijn we in de genieting van zielsgemeenschap met onzen God zoo overgelukkig.

Nu kon van zelfverloochening in dien zin bij Jezus geen sprake zijn. In hem was het valsche ik nooit opgekomen. In hem was nooit anders dan het eeuwige, heilige ik, dat in heilige liefde met zijn God één was. Hij was in de gestaltenisse Gods. Hec middenpunt van zijn existentie lag voor den Zone Gods niet buiten, noch boven Hem, maar Hij droeg het in zichzelf. Zelfverloochecing in den zin, waarin ze ons ten plicht gesteld is, was bij den Zone Gods ondenkbaar.

Dat de Zone Gods mensch, het eeu< rige Woord vleesch werd, was geen zelfverloochening, maar zelfvernietiging. Een uitgaan niet uit hét lage om tot het hooge op te klimmen, maar een uitgaan uit het hooge, om in het lage zich-zelf te vernederen.

Het was een zelfberooving, een zelfontlediging, een zelfvernietiging. Een verlaten en prijsgeven van de heerlijkheid, om ons, in onzen noodstand, tot aan onze ziel te naderen. En daartoe eea verzinken in de ellende, die ons

onze zonde berokkend had, Niet een indalen van het Beeld Gods in het creatuur, dat naar dat beeld geschapen was, maar een indringen in de gebroken gestalte van dat creatuurlijke beeld, om er de brokstukken en scherven weer van saam te lezen, en de gelijkenis van dit beeld in den mensch te herstellen.

Hij zweeft niet als de heerlijke en heilige over de wateren onzer ellende, maar dook er in en dompelt er zich in onder, om uit de diepte dier wateren ons weer op te trekken in het licht.

Hij was niet maar de vriend der menschen, die de melaatschen nadert om hen te reinigen, maar de openbaring der zich-zelf vernietigende liefde, die zelf in onze melaatschheid ingaat, om, als mensch in staat van vernedering óns^, in onzen staat van vernedering te kunnen aangrijpen en te redden.

Onbewust volbracht, zou dit voor Jezus geen ander lijden met zich hebben gebracht, dan ons onze vernedering ondergaan doet. Maar bij Jezus greep deze zelfvernietiging in klare bewustheid plaats. Willig ging hij er toe over. En toen hij, onzer een geworden, in zijn menschelijk bewustzijn opwaakte, voelde hij als de Heilige al 't onheilige, waarvan heel ons menschelijk leven, dat hem omringde, doorwoeld was. Dat onheilige kon hij niet van zich zetten, niet ignoreeren, niet vergeten. Het drong op bea aan uit alle menschelijk leven, waarmee hij in aanraking kwam. Hij ontwaarde het niet maar in de verte, maar hij voelde het steeds om zich. En toch ontweek hij het niet, maar drong er steeds dieper in. Hoe dieper hij er indrong, hoe meer het hem geestelijk pijn deed. En dit lijden dat de heilige bij elke aanraking met het onheilige ervaart, droeg Jezus niet maar, doch hij zocht het. Hij dronk het, uit liefde voor het verlorene, van dag tot dag met volle ttugen in. Het verliet hem nooit. Hij vond het terug bij elke ontmoeting, het vervolgde hem bij elke schrede op den ^veg, waarlangs hij hét land doortoog. En op dit onheilige voelde hij, hij alleen in volle mate, altoos het daarop neerdalen van den toorn Gods.

Nooit de zonde, nooit het onheilige als enkel abnormaal levensverschijnsel, maar altoos die zonde, dat onheilige, als de demonische macht, en omdat die macht demonisch was, Gods toorn in zijn heiligheid er tegen ingaande.

En die smart der zonde droeg uw Jezus niet in een staat van menschelijke verheerlijking, maar in een staat van menschelijke vernedering. Ons vleesch, ons bloed had hij aangenomen. Hij verscheen niet als Adam in het paradijs, maar met ons verzonken in onze ellende, om in die ellende ons nabij te komen en ons te kunnen aangrijpen, In verzwakten menschelijken toe stand stond hij tegenover dat ontzettend probleem van zonde en ellende. De heerlijkheid zou wel komen. Op Thabor heeft ze een oogenblik hem doorglansd. Maar al de dagen van zijn leven op aarde heeft hij die heerlijkheid gederfd, en heeft hij in staat van vernedering dat lijden van bet onheilige op zich voelen v a a b a G t s S z c D dt z aanstormen. Hij heeft er niet maar bij tijden met zijn gedachten zich in verdiept, om 't dan weer te vergeten en adem te halen. Neen, al de dagen van zijn leven op aarde heeft Jezus het van den morgen tot den avond doorleden, en er in zijn nachten meê geworsteld. Gethsemané was de bangste openbaring van dit lijden. Maar dit Gethsemané wierp zijn donkere stralen steeds vooruit in heel zijn menschelijke existentie. Met het hooge zelfbewustzijn: Ik ben de Zone Gods, en met het volkomen besef van het heilige dat in hem heerschte, heeft hij de bange tegenstelling tusschen dat heilige in zich en dat onheilige om , zich, al de dagen zijns levens niet maar ingedacht, maar geduld, doorzwoegd en geleden.

De donkere schaduw kwam reeds bij de Kribbe over hem, en is vóór de dagen van zijn Verrijzenis nooit van boven zijn levensweg opgetrokken. De star die achter die donkere wolk blonk, is wel nooit voor hem ondergegaan. De straal van de liefde des Vaders is steeds voor hem door die donkere wolk heengebroken. Maar onder die donkere wolk is Jezus al de dagen zijns levens op de aarde doorgegaan. Hij had zichzelven vernietigd, en sittd.^ voelde hij zich in zichzelven vernietig!. Een bange smart die hem nooit verliet, noch kon verlaten. Altoos die spanning van de zonde die om hem was, en van den toorn Gods die er op rustte.

Een door geen onzer ooit begrepen lijden. Wij zijn er te onheilig voor. En wel een lijden, waaraan hij zich elk oogenblik kon onttrekken.

& a. Maar dat juist heeft Jezus niet gewild.

Wel in de bangheid zijner ziele een: Vader, laat dezen drinkbeker van mij voorbijgaan! Maar altoos met het besluit der zelfvernietigende berusting: Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede ! Een bede, in Gethsemané, dat zijn jongeren het beluisteren konden, hem uit de ziel geperst, maar hoe dikwijls niet reeds vooraf in bangen nacht of stille eenzaamheid ontwrongen aan zijn aangegrepen zielsbesef.

Al de dagen zijns levens op deze aarde!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Zichzelven vernietigd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's