GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En op hun einde merkte”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En op hun einde merkte”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte. Psalm 73 : 17.

Ook op het sterfbed zijn de scherpe, zuivere, volstrekte tegenstellingen uiterst zeldzaam. Niet dan bij uitzondering hoort ge van een kalm, rustig afsterven van éen vrome, van wien vrede in' Godzaligheid op al wie om zijn stervenssponde verwijlen mocht, uitstraalde. En evenzoo moet erkend, dat slechts nu en dan het gerucht tot u doordringt van het heengaan van een goddelooze in helsche vertwijfeling

Verschil in leeftijd, inborst en aanleg, de aard der ziekte, de heugenis van het verleden, en allerlei bijkomende omstandigheid, maken dat in het sterven de persoon, die sterft, vaak zoo weinig uitkomt. Het bewustzijn is zoo dikwgls reeds half verdoofd.

Juist daarom echter verdienen de gevallen van volstrekte tegenstelling, die te onzer kennisse komen, te meer de aandacht. Zoo nu weer wat aan het licht kwam omtrent het sterfbed van Voltaire.

Het bericht dienaangaande nemen we met opzet uit een ««^^Christelijk blad over, omdat het in een kleurloos orgaan te sterker spreekt, en in dit orgaan ontleend is aan een voor kort verschenen geschrift van Frederic Lachèvre, uitgekomen onder den titel: „De stervende Voltaire"

Ia dit boeksken nu vindt men een handschrift afgedrukt, dat nog in 1778, d. i. in Voltaire's sterfjaar, na nauwkeurig onderzoek is opgesteld, en over Voltaire's uiteinde breedvoerig bericht geeft.

Men had Voltaire drie maanden vóór zijn dood, op 10 Februari 1778, uit Ferney in Zwitserland naar Parijs teruggehaald, om in de Fransche hoofdstad zijn triomf te vieren. Het hotel van Vilette zou den 84jarigen grijsaard tijdelijk tot paleis verstrekken, en heel den dag door stonden er groepen nieuwsgierigen naar de ramen te gluren, of men den „patriarch", gelijk men hem noemde, niet even te zien kon krijgen. De Fransche Academie zond een deputatie om dea grooten meester te begroeten. In de Comédie Fran9aise werd een stuk ter zijner eere opgevoerd, en in zijn tegenwoordigheid zijn borstbeeld op het tooneel met lauweren omkransd. Franklin liet zich met zijn kleinzoon bij Voltaire aandienen, en verzocht hem den kleinen jongen de handen op te leggen en hem te zegenen. Ea al wat te Parijs geëerd en gevierd was, liet zich in het bureau van het hotel voor Voltaire inschrijven.

Maar al spoedig werd dit voor den ouden man te veel. Hij zonk in. Geheel zijn gestel werd aangegrepen. De hevigste pijnen doorwoelden zijn lichaam. Zijn nabestaanden zagen het einde aankomen. En ook de artsen zagen het bedenkelijk in.

Die nabestaanden waren zijn nicht, Mad. Denis en Mons. de Vilette, die .zich zelf voor een onecht kind van Voltaire uitgaf. Beiden stonden in zijn testament. En terwijl nu het groote publiek, zoo zegt het document, zich niet anders inbeeldde, of Voltaire werd door deze beiden op het teederst verpleegd, was Mad. Denis op niet anders bedacht dan op het nasnuffelen van het testament, en stelde de heer De Vilette allerlei onderzoekingen in, hoe men Voltaire begraven zou krijgen, als de kerk hem een rustplaats in de gewijde aarde mocht weigeren.

Ja, zoo. weinig liefde omringde hem, dat men hem over had gebracht naar een klein vertrek achter op de binnenplaats van het hotel, en daar liet men hem, zich krommend van de pijnen en in de bangste vertwijfeling, meest eenzaam aan zich zelf over.

Voor het publiek werd het hoog ernstig karakter van zijn ziekte geheim gehouden, en in de salons van het hotel vertelde men nog allerlei geestige zetten en kwinkslagen, die men voorgaf zoo pas van zijn lippen te hebben opgevangen. In de ziekenkamer Hep men in en uit, en maakte er soms een lawaai, zoo zegt het geschrift, of er dronken boeren aan het plukharea waren. Hoe ook de artsen tot rust maanden, en of de doodelijk kranke Voltaire al riep dat men hem vermoordde, niets hielp.

Een uit Geneve overgekomen vriend, de heer Racle, weet in het ziekenvertrek door te dringen, en vindt Voltaire geheel alleen, bibberend van koude uit bet bad komende, en steen en been klagende, dat niemand »aar hem omzag. Niemand, zoo verklaarde deze vriend, zou hem gelooven, zoo hij in bgzonderheden het tafereel van menschelijkej ellende schilderde, die hij in dat ziekenvertrek te aanschouwen kreeg.

Mad. Denis, Voltaire's nicht en erfgenaam, vertoont zich in het geheel niet meer, en zekere vrouw Roger is gehuurd om hem op te passen. Maar van die vrouw wil Voltaire niets weten. Hij grijpt naar zijn stok, slaat en mishandelt haar, tot ze het hazenpad kiest. Dan raast hij aldoor, barst in de vreeslij kste verwenschingen en vloeken uit, en brult het uit van de ondragelijkste pijnen. „Zijn lichaam schijnt door een inwendig vuur verteerd te worden, en gedurig roept hij om ijs, om een stroomvlak vol van ijs". Zelfs zijn hemd kon hij niet op zijn brandend lichaam velen; hij trok het uit, en lag moedernaakt als een ellendeling zich om te wentelen op zijn bed.

Soms betrapte men hem op oogenblikken, dat hij met gevouwen handen en ten hemel geslagen oogen in zichzelf verzonken lag, maar als hij merkte dat men dat gezien had, vloog hij in woede op, en barstte uit in de schrikkelijkste taal.

En in dien staat van helsche vertwijfeling ging het voort tot 26 Mei, zijn sterfdag. De doctoren Lorry en Thierry, die hem toen om tien uur 's avonds nog bezochten, vonden hem reeds buiten kennis.

Maar toen ze hem krachtig aanraakten, sloeg hg op eens de oogen weer op, gaf een zoo schrikkelijken gil, dat de verpleegster de kamer uitvloog, en met dien hartdoorborenden gil is Voltaire de eeuwigheid ingegaan.

In zoo diepe ellende stierf de goddelooze zanger, die zich vermeten had eens het écrases l' infame tegen den Christus Gods uit te stooten, en wiens Voltairiaansche geest nu nog, in Frankrijk en buiten Frankrijk, geheele kringen verpest.

Trap de heugenis dood van dien schandkop 1 Dat had Voltaire tegen Jezus durven uitroepen, en in zóó helsche vertwijfeling is deze goddelooze onder de goddeïoozen naar den rechterstoel van den Christus overgegaan.

Deernis kan ons bij het hooren van deze geruchten vervullen, want het was en bleef toch een mensch die door deaen lijdensnacht is heengegaan, en het omslaan van de vroegere hoog-opgevijzelde liefde in koude onbarmhartigheid bij zijn stervenssponde, is een beleediging van het menschelijk hart. En ook blijft de vraag, of er in die oogenblikken, als hij met gevouwen handen ten hemel opzag, niet een zielverterend berouw door zijn hart is gegaan.

Maar vergelijk nu met dit afschrikwekkend sterven, het sterven van dien anderen niet minder beroemden Franschman. Denk aan het sterfbed van Calvijn. Eén uiiademing van heiligen vrede. Eén opspringen van het hart in heiligen vóórjubel van de heerlijkheid die werd ingewacht. Liefde van alle zijden hem omringend. De teederste, innigste rouw als hij eindelijk de oogen sluit. En ge tast, ge voelt, ge doorleeft toch met beving des harten de ontzettende tegenstelling tusschen dien man Gods en dezen heros der wereld.

Ook Voltaire was zoo rijk begaafd. Zijn genie zocht zijn wedergade. Zijn God had hem zooveel gegeven. Wit had Voltaire niet in het Koninkrijk der hemelen kunnen zijn, zoo hij de poorten der wereld niet boven de poorten van het Godsrijk had verkozen. En het arme Frankrijk, dat Calvijn uitstootte, heeft Voltaire op de handen gedragen, en gaat nog steeds voort voor zijn beeltenis het wierook te ontsteken. En zie nu, wat van Frankrijk geestelijk geworden is!

Asaf had ook die bewierooking van den goddelooze gekend, en ook zijn treden waren bijna uitgeweken, zoo zingt hij, totdat ik in Gods heiligdommen inging en op hun einde merkte.

Ook op uw einde zal eens gemerkt worden, en de indruk ervan zal bij uw magen en vrienden achter blijven. En nu zij herhaald waarmee we begonnen. De scherpe tegenstellingen zijn zeldzaam. Veel vromen, al sterven ze godzaliglijk af, sterven toch niet zoo als Calvijn stierf. En veel van God vervreemden, al sterven ze in de vertwijfeling der ziele, sterven toch niet zoo bijna helsch als Voltaire,

Maar al moge de schsksering ook bij u eens zeer getemperd zijn, ook uw sterven b zal toch op één dier beide lijnen liggen: In Jezus ontslapen, of van Jezus vervreemd !

Uw leven bereidt dat sterven voor.

Bij uw sterven valt eens alles weg. Uw schat, uw eer, uw naam, uw positie. Alleen wat in uw hart ontkiemde, blijft en gaat meê de eeuwigheid in.

Moge uw leven dan zóó uw hart verrijken, dat ook uw heengaan eens ia zaligen vrede zij.

En zij dien zegen van uw God te verwerven de inhoud van uw dagelijksch gebed!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's

„En op hun einde merkte”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1908

De Heraut | 2 Pagina's