GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Doe geloften en betaal ze”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Doe geloften en betaal ze”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doet geloften en betaalt ze den HEERE uwen God, alle gij, die rondom Hem zijt. Laat ze Dien, die te vreezen is, geschenken brengen. Psalm 76 : 12,

De gelofte. Btond onder ons nooit op den voorgrond*. De gelofte in het Oude Verbond geliefd, wordt noch door den Heere zelf noch door zijn apostelen afgeëischt. Naar de gewone opvatting komt gelofte er altoos op neer, dat we Gode iets toebrengen^ en juist voor dez gewoonte is bij een kind van God, dat in zijn persoon en met al wat hij 't zijne noemt, vanzelt Gode toebehoort, zoo weinig plaats.

In Israël, waar deze volkomen toewijding nog niet in de volkomenheid was doorgedrongen, kon in de gelofte een opvoedende kracht liggen. Maar in de nieuwe bedeeling, waarin God de Heere vanzelf op alles recht heeft, kon ze geen burgerrecht verkrijgen. Zelfs ontving men niet zelden den indruk, alsof er in de gelofte, naar de gewone opvatting, iets onheiligs lag, iets dat afstuit op het vroom gevoel.

Er is dan iemand in nood of gevaar, of ook er is iemand die iets vuriglijk begeert, en die bidt nu, maar hij betrouwt op de kracht van zijn gebed toch nog niet genoeg, en doet daarom Gode een gelofte, b. v. van een kind, dat in Godes dienst zal gaan, van een ofiferande die men Gode brengen zal, of van een goed dat men voor den dienst des Heeren zal afzonderen, en dan koestert hij de verwachting, alsof God de Heere, door het uitzicht op dit beloofde, zich alsnu eerst zal laten bewegen, om het gebed dat men tot Hem op zond, te verhooren. Ware Gode het uitzicht op zulk een offerande niet gegund, dan zou de bede niet verhoord zijn. Nu daarentegen wordt de bede wel verhoord, omdat God in 't bezit van dat toegewijde zal komen. Een onschoone, geheel menschelijke voorstelling, die ge op uw God bijna niet kunt overbrengen, zonder zijn Heiligheid aan te tasten, en aan Zijn liefde voor u motieven van lager orde onder te schuiven; motieven die Gode onwaardig zijn.

Vooral zeevarenden hadden van oude tijden her onder de heidenen deze gewoonte geijkt. Zeetochten waren in die oude tijden nog veel ge vaarlijker dan thans Ea eer men dan scheep ging, deed men de gelofte, bij behouden terug keer in zijn haven, aan een der afgoden een geschenk te zullen offeren. En inen deed dit in de stellige verwachting, dat bet uitzicht op dit geschenk, den aangeroepen afgod tot het verleenen van zijn hulp bewegen zou.

In dien zin verstaan nu heeft het vroom gevoel allengs aan deze soort geloften een einde gemaakt. Althans in onze kringen zouden ze tegen het heiliger gevoel indruischen. Zoo mag men mei zijn God niet omgaan. De gunste die Hij ons bewijst, komt ons toe om Cüristus wille. Voor het begrip van een God Die zich door onze geloften zou laten omkoopen, is bij het licht des Et^angelies onder ons geen plaats.

Maar de gelofte kan ook heel anders be doeld zijn.

Hoog aangeschreven onder ons staat de plicht der dankbaarheid. Ge moogt u niet door uw God laten beweldadigen alsof Zijn gunst u van zelf toekwam. Nederige zin en schuldbesef moet u veeleer in de stemming brengen en houden, dat ge 't onverdiende van elke gunst uws Gods diep gevoelt, en dat |P bij elk nieuw betoon van Zijn liefde u opnieuw tot innigen dank gehouden voelt.

Die dank moet dan in zijn kern een offer van 't hart en in lof een vrucht der lippen zijn. Die dank kan alzoo ten volle aanwezig zijn, ook al doen we vetder niets. Maar die dank kan ook behoefte gevoelen, om zich in daden te uiten, zich ook voor anderen uit te spreken, en in het brengen van een offer een hoogere uiting zoeken. Vandaar dat ge zoo vaak hoort, dat een geredde uit bange ziekte, een geholpene uit hangen nood, er vanzelf toe komt, om voor de armen, voor zijn kerk, voor de zending of voor een ander heilig doel een deel van zijn vermogen af te zonderen. Iets wat niet af te keuren, maar veeleer te prijzen is. Onze vaderen deden het veel. Wij doen 't minder. En ook hier zou er stellig winste zijn, zoo 't hart der vaderen tot de kinderen wederkeerde.

Doet ge nu de geestelijke ervaring op, dat ge, toen de nood neep, als voorgevoelde hoe hoog gestemd uw dank zou zijn als God uw bede om uitredding mocht verhooren, maar dat, als de redding kwam, dat eerst zoo warm gevoel afkoelde, en dat ge in dien warmen dank aan uw God, na de redding, zoo telkens te kort schoot, —dan kan uit deze geestelijke ervaring de drang opkomen, om u vooraf door een gelofte te binden.

Ge zoudt 't dan bij nieuwen nood, die u overviel, zelf diep zondig vinden, als weer na verkregen redding uw dank uit bleef j of ook, al bleef hij niet geheel uit, toch niet met die warmte sprak, dat hij in een offerande van dankbaarheid vertolkt werd.

In zulk een zielsgesteldheid nu is de gelofte volkomen op haar plaats, kan ze niet anders dan Gode welgevallig zijn, is ze een steunsel voor den vromen zin van 't hart, bouwt ze u geestelijk op, en veredelt ze uw leven.

Ze strekt dan in 't minst niet, om den heiligen God door het uitzicht op uw ofiferande over ie halen tot hulpbetoon. Maar heel anders om u zelven persoonlijk tegenover uw God te verbinden, opdat 't vroom gevoel, dat in uw nood u aangreep, stand boude en zijn werking doe, ook als ge uit uw nood gered zijt, en uw geéed is verhoord.

De zielkundige werking schuilt hier dan in uw terlijkheidsbesef.

Dit eerlijkheidsbesef ligt diep in ons mensche-a lijk hart gefundeerd. Tal van menschen, dit zich overigens niet veel om God en zijn gebod bekommeren, willen toch niet voor oneerlijk te boek staan. Dat een belofte bindt, en dat men zijn eigen eer wegwerpt, zoo men een gegeven belofte niet nakomt, spreekt sterk in het menschelijk hart. Er zijn er wel die aan een eens gegeven belofte zich niet storen, maar bij verreweg de meesten zit toch het besef van de gebondenheid aan sifn gegeven woord er n diep in.

Sterk vooral spreekt dit besef, zoo zulk een belofte niet terloops, maar plechtiglijk gedaan is, en meer nog, zoo ze gedaan is aan iemand die hoog in aanzien stond. Wie zou zich vermeten een belofte die hij aan zijn Koning gedaan had, niet stiptelijk na te komen?

En wat is nu de machtigste Koning op aarde vergeleken bij den Heere onzen God? Vandaar dat een gelofte, aan God den Heere plechtiglijk in het gebed gedaan, het hart als met een niet te verbreken band vastlegt, en dat zelfs iemand, die onder menschen nog wel met zijn belofte speelde, toch nooit er toe zou kunnen komen, om een belofte, aan zijn God gedaan, te breken.

Te zeggen: „Word ik gered, dan zal ik dit of dat bepaalde offer van dankbaarheid brengenl" bedoelt derhalve niet, God tot het vetleenen van zijn genadige bulp te bewegen^maar heel anders, om zich zelf te verbinden, om oek al verflauwde het gevoel van dank na de redding, toch aan die dankbaarheid uiting te geven.

Ze is dan geen egoïstische belofte, maar een belofte die men aflegt, om straks na de redding niet in dank aan zijn God te kort te schieten. Ze wil niet God binden, maar de eigen ziel.

Zoo treedt de gelofte in een geheel ander licht, en het is bij dit licht, dat we vooral op de gelofte tegen de zonde bedacht hebben te zijn.

Het is niet zoo zeldzaam, dat iemand jarenlang worstelt om een zonde, waaraan bij zich telkens schuldig maakte, te boven te komen, en dat hij toch telkens weer bezwijkt. Dat kan met allerlei zonde het geval zijn. Met zoude, waar ook anderen van merken, en met zonde die alleen God en ons hart weet. Het kan een zonde zijn van zinneiijken hartstocht, een zonde van drift in 't karakter, een zonde van te sterke gehechtheid aan 't aardsche leven, of aan zijn genot. Zonden van allerlei aard, ook wel boezemzonden genaamd, brengen gedung het beste kind van God soms in vertwijfeling. Hij wil niet zondigen, hij verfoeit de zonde, zijn ziel krimpt van pijn ineen, als 't er weer toekwam, en toch bezweek hij gedurig weer.

In zulk een pijnlijken zielstoestand nu was 't zoo dikwijls de gelofte die eindelijk redding bracht.

Dan zag het kind van God weer een gelegenheid naderen, die de verzoeking voor hem te sterk zou doen worden, zoodat zijn hart reeds beefde bij het voorgevoel, dat hij weer zou vallen, en ... dan ... eindelijk nam hij zijn toevlucht tot de gelofte.

Dan knielde hij neder, en sprak het plechtiglijk voor zijn God uit, dat hij zich door gelofte aan zijn God verbond, om ditmaal niet toe te geven, niet weer te bezwijken, en niet weer te vallen, maar om zijns Gods wille de Verzoeking in de kracht zijns Gods te zullen weerstaan.

En kwam dan de Verzoeking toch weer, en ving weer de strijd aan, dan stond hij dank zij die gedane gelofte op eenmaal veel sterker dan ooit vroeger. In die zonde zou Mj weer kunnen vallen, maar 't gegeven woord aan zijn God te breken, de gelofte aan zijn God gedaan te schenden, dat kon hij niet. En zoo doorstond nij het bange oogenblik, voelde dat hij tegenover zijn God niet oneerlijk mocht zijn, streed door, en overwon.

En dan rees de dank uit het vrijgemaakte hart. Dan was het niet: Dat (heb ik DU door mijn gelofte gedaan, maar één uitvloeiing van dank aan zijn God, Die die gelofte had aangenomen, en hem tot het houden van zijn gelofte bekwaamd had.

Mocht er nu onder hen; die dit lezen, iemand zijn, die ook gedurig bezweek en er telkens zoo diep berouw over gevoelde, o, beproeve ook hij het dan met de gelofte eens, en hij zal zien wat sterkte het geeft.

„Doe geloften en.... betaal ze den Heere !”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Doe geloften en betaal ze”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's