GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TROUWE KNECHTEN.

I.

In den tijd toen in Italië het koninkrijk der Longobarden bestond, raakten twee vorsten uit dat rijk, twee broeders nog wel, in strijd om het oppergezag. Een van 'hen riep de hulp in van Grimoald, hertog van Benevento.

De hulp werd wel gegeven, maar zoo ongeveer in den zelfden trant, als waarop de Assyrische koning Tiglath Pilezer in der tijd Achaz, den koning van Juda, hielp. De man die om hulp gevraagd had, werd om hals gebracht, en de andere broeder, die Partharis heette uit het rijk gedreven.

Deze laat& te geraakte nu in groote verlegenheid en wist ten slotte geen uitweg dan zich zelf in de handen te stellen van zijn vijand die hem verjaagd had. Hij ging tot Grimoald, wierp zich voor hem neder en smeekte om bescherming. Deze werd hem verleend, op voorwaarde dat hij niet naar de regeering zou staan.

Nu waren er echter vele burgers onder de Longobarden, die lieverdoor Partharis, een prins uit hun eigen geslacht, geregeerd werden dan door den vreemden hertog van Benevento. Zij bezochten den prins en betoonden hem zoo veel belangstelling, dat Grimoald bevreesd werd ook op zijn beurt uitgedreven te worden. Om

dit te voorkomen besloot hij Partharis te dooden.

Indien dit openlijk geschiedde, kon er echter gelijk hij wist licht oproer in het land ontstaan. Dus nam hij list te baat.

Hij noodigde Parthearis schijnbaar vriendschap pelijk ter maaltijd, met het oogmerk om hem dronken te maken en hem dan, als hij in diepen slaap lag te doorsteken.

Nu had Partharis een knecht die Manculf heette en zijn heer trouw diende. Op een of andere wijs kwam deze dienaar te weten wat kwaad er broeide, en hij waarschuwde dadelijk zijn meester.

Deze ontstelde hevig te meer daar het vlak voor den maaltijd was, en de gelegenheid ontbrak om te vluchten. Hij dacht na en zeide toen tot Munnulf:

„Ik weet raad. Als gij mij aan tafel bedient moet gij mijn beker steeds met water in plaats van met witten wijn vullen. Dan zullen wij verder zien."

De knecht hield sich trouw daaraan. Toen het feestmaal was afgeloopen hield Partharis zich alsof hij zeer beschonken was, wat Grimoald met groot genoegen zag. De prins werd nu door Munnulf en nog een anderen vertrouwden knecht naar zijn kamer geleid, zoo het heette

om uit te slapen. Toen zij echter daar gekomen waren, was hun eerste werk te beraadslagen wat nu te doen stond.

„Wij moeten trachten te vluchten", sprak Munnulf, „wijl de gelegenheid thans gunstig is, en wel niemand zal vermoeden wat wij van plan zijn".

Doch toen men dit voornemen wilde uitvoeren bleek het onmogelijk. Want hertog Grrimoald had een gewapenden dienaar voor de deur geplaatst schijnbaar als eerewacht, maar in werkelijkheid voor op te passen wie er in of uit de kamer ging. Ook zag men dat verder in de gangsu gewapende mannen waren geplaatst die alle ontsnappen konden beletten. Ontkomen ging dus niet.

Nu vond Munnulf eï iets anders op. Hij ging de kamer uit, en 4sei tot den wachter dat hij nog iets voor zijn heer halen moest. Men liet hem rustig gaan en weldra keerde hij weder, met een groot pak dat hij onder den arm droeg.

Een half uur latT verscheen er een boer, die vroeg prins Partharis te spreken. De wachter zei, dat dit moeilijk gaan zou, maar liet den man toch binnen, die zeide, dat hij zoo aanstonds tetugksvam.

{Slot volgl.)

BIJ TIJDS.

Van een ksrkleeraar uit den ouden tijd wordt verhaald, dat hij een moeder had die niet in de wegen des Heeren wandelde. Zij leefde onberispelijk voor de wereld, maar haar hart ging niet uit tot God.

Dit bedroefde haar zoon zeer. Vaak sprak hij tot zijn moeder en vermaande haar tot den Heere te gaao, om genade te vinden en geholpen te worden nu het nog tijd was. Doch de moeder antwoordde slechts: „Als ik mij bekeerenmoet, zal ik het wel doen als ik sterven ga".

Op zekersn dag noudigde de leeraar zijn moeder uit, om een avond bij hem te komen doorbrengeu. Zij nam dit aan en toen de bepaalden tijd was gekomen, ging de zoon tegen den avond op weg om zijn moeder te halen. Daar de w.gen slecht waren en het straks donker zou zijn, nam hij een knecht mee, die een lantaarn zou dragen.

De oude vrouw ging mede. 't Was een lange weg, dien zij hadden af te leggen en allengs werd het donker.

Zij gingen nu nog een poos voort, totdat zij aan een plek kwamen, waar de weg daalde. Moeder en zoon wisten, dat zij nu weldra aan een water souden komen, dat den weg doorsneed en waarover een smalle brug lag. Op de plek waar zij zich toen bevonden, kon men echter noch het water, noch de brug zien. „Jongen", sprak de moeder, „straks moeten we de rivier over; dat wordt gevaarlijk, nu het zoo donker is. Zoudt ge niet het licht in den laiitaarn ontsteken? "

„O", zei de zoon luchtig, „we zijn nog zoo ver oietj dat kan ik altijd nog doen".

De moeder zuchtte en ging voort, maar na enkde schreden hield zij stil en sprak :

„Maar zou 't toch waarlijk niet beter zijn licht te ontsteken? We kunnen het water zoomin zien als de brug".

„Ik zal het dan doen" sprak de leeraar eindelijk. Hij liet nu den knecht de lantaarn opsteken en zie, 't was hoog tijd, want ze stonden reeds vlak vóór-de rivier.

Toen zij au veilig aan de brug waren, zei de zoon ernstig:

„Moeder, ik heb nu gedaan wat ge verlangdet, en wat zeker ook goed was. We deden bijtijds wat noodig was, om aan een gevaar dat ons dreigde te ontkomen. Maar wordt het dan ook voor u niet tijd om te bedenken wat tot uw eeuwigen vrede dienstig is te ontvlieden den toekomenden toorn. Ge zoudt aan het water, de doode rivier, kunnen staan eer ge 't wist, ja daarin komen zonder hoop. En dan is het straks telaat, als-we geen helper hebben.

Ditmaal antwoordde de moeder niets. Zij ging mee, nam deel aan den maaltijd en vertrok weer naar huis, vervuld van ernstige gedachten. En het einde was, gelijk ons verhaald wordt, dat zij den goeden raad haars zoons volgde en behoudenis vond, eer het te laat was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's