GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BERGOPWAARTS.

XVI.

GOEDE DAGEN.

Niet lang daarna werd een nieuwe eervolle loopbaan voor Linra^us geopend toen hij benoemd werd tot hoogleeraar in de geneeskunst. Even te voren echter was docter Rosen, dezelfde die, zooals wij v/eten, hem vroeger zoo had tegengewerkt, aangesteld tot hoogleeraar in de plantenkunde, beide aan de hoogeschool te Upsal. Of nu die twee, schoon ambtgenooten, ook vrienden werden, durf ik niet verzekeren. Maar dit staat vast, dat ze allebei tot het inzicht kwamen, dat er een verandering moest plaats vinden. Linnaeus toch wijdde zich het liefst aan de kiuidkunde en Rosen had meer op met de geneeskunst; Zoo besloten zij dan met wederzijdsch goedvinden om te ruilen en het blijkt niet dat een van beiden daarover spijt gehad heeft.

Linnaeus had nu zijn hoogsten wensch verkregen. Hij Was hoogleeraar in de kruidkunde en bleef dat heel zijn verder leven lang.

Welk een onderscheid bij een tien jaar geleden. Toen was hij een der armsten, zoo niet de armste onder de studenten dierzelfde hoogesc'oool te Upsal; een jonkman, die de oude, afgelegde kleeren van zijn vrienden droeg en zijn schoenen met boomschors moest lappen. Tnans was hij door des Heeren bestiering op dezelfde plek een geëerd man, onderwijzer van honderden, die zich beijverden van hem Ie leeren. Tiians had geen geldgebrek meer, kon met zijn gezin onbezorgd leven en had al een tijd om zich bezig te houden met de wetenschap, welke hem boven alles lief was.

Kon Linnaeus ahoo den Heere loven en danken — hij was een vroom man als b.v. de even beroemde Newton in Engeland, of Bserhaave bij ons — ook deed het hem innig genoegen, dat zijn vader nog leefde. Vader trad echter in 1749 als leetaar af en zijn. zoon, Samuel, de broeder van onzen Karel, volgde den ouden predikant op, eveneens te Sïenbrohult.

Op zekeren dag begaf Lini; aeu3' vrouw, Sara, zich met haar zoontje, dat, gelijk zijn vader, Karel heette, naar laatstgenoemd dorp, om haar schoonvader te bezoeken. Ze werden er, als altijd, hartelijk ontvangen.

De oude heer, zat met zijn zoon Samuel in de huiskamer, en haalde al aanstonds een groot prentenboek voor den dag. Want het was de verjiardag van den kleinen jongen, die dol veel van grootvader hield, gelijk deze van hem. Om den kleine eens recht genoegen te doen, mocht bij dien dag naar grootvader. Familieleden zag men in die tijden soms maar heel zelden. Want de reisgelegenheden waren slecht en kostbaar. Zoo viel er dan veel te vertellen, al kon ook Karel, de vader, tot ller spijt er niet bij zijn.

„Ik denk daar zoo" zei grootvader, „welke roote dingen de Heere toch bij ons heeft gedaan. at een onderscheid bij voor vijf en twintig iar! Ik zag in mijn Karel niets. Wat heb ik mij toch vergist!"

„Ja, lieve vader", antwoordde Sara lachend, „dat heb ik wel eens gehoord. De Heere heeft elukkig alles wel gemaakt. Maar wij zijn kortzichtige menschen".

„Zeg dat wel", sprak grootvader, „ik was van meening, dat er van Karel niets zou terecht omen. Daarom nam ik hem van de school te exio en deed hem bij 't schoenmaken. Hij al er nu wel nog eens om lachen. „Dat hebben we samen al vaak gedaan./t Is hem toch nog ten dienste geweest".

„Ik zal nooit vergeten, vervolgde grootvader, " oeveel dank wij allen, naast God, aan dien oeden dokter Rottmann schuldig zijn. Hij ontekte 't eerst wat er in Karel school, toen ik elf er nog blind voor was. Zonder hem zou er it mijn zoon misschien een schoenmaker zijn egroeid, maar zeker geen hoogleeraar. „Zoo denkt mijn man, er ook over" sprak ara, „wij zullen zeker dokter Rottmann altijd n gedachtenis houden".

’t Gezelschap ging nu den tuin in. Daar wees rootvader den kleinen Karel de plekjes, waar ijn vader had gespit en geplant en die nog n eere werden gehouden in dien hof die nog ltijd de geliefde plek voor den dominé was. e kleine Karel had recht schik in den mooien uin. Hij mocht dien dag bloemen plukken naar artelust, en grootvader merkte op: „Hij schijnt ok van bloemen en planten te houden. Dat it fn ons geslacht. Laten we het maar goed pmerken, Sara, wie west waartoe het goed is, n wat Karelije nog tot vreugde van zijn vader an worden".

„Zoo de Heere wil" sprak de moeder. Onwetend bad de goede oude man de toeomst Vlij juist voorspeld. Dat zou later blijken. De oudere Karel, de hoogleeraar, leidde, gelijk

te verwachten was van een man, die al vroeg het voorrecht had gehad van te leeren werken een arbeidzaam leven. Wel verdiende hij thans ruimschoots zooveel als hij noodig had, maar zijn ijver bleef dezelfde. E venzoo leefde hij tame lijk eenvoudig en was spaarzaam in zijn huishouding, als iemand die jong heeft geleerd wat geld waard is, die het dus niet onnoodig uit'geeft. Ook de vermeerdering van het gezin met zonen en dochteren verhinderde den vader niet ijverig te arbeiden.

Nu dient daarbij gezegd, dat tot de vele gaven die Linnaeus van God ontvangen had, ock behoorde een buitengewone werkkracht. Hij was gewoon des winters om negen uur ter rust te gaan, en dan te slapen tot zeven uur in den morgen. Tamelijk lang zult ge zeggen. Maar ge moet niet vergeten dat het in het 't hartjs van den winter in Zweden eerst tegen tien uur in den morgen licht wordt, en de donkerheid alweer tegen dsie uur inval', en dat tevens de beoefening der plantkunde goeddeels niet bij lampiicht kon geschieden. Bovendien hield Linnaeus bizonder van onderzoekingen in de vrije natuur, waartoe de winter in een zoo noordelijk gelegen land als Zweden minder gelegenheid biedt. Des zomers haalde hij in elk geval de schade in, en sliep dan slechts van tien tot drie uur. In 't midden van dat jaargetij kon hij dan echter bij vol daglicht te bed gaaa en weer opstaan.

Ontzaggelijk veel werd door hem verricht. Wat hij vroeger in het groot en algemeen had behandeld, in de boeken welke in ons vaderland werden uitgegeven, werkte hij nu in rustiger dagen in bizonderheden uit. Zoo is het te begrijpen, als wij vermeld vinden dat hij tijdens zijn verblijf te Upsal ongeveer twee honderd academische geschriften vervaardigde, en daarbij nog alküei verhandelingen voor geleerden io Zweden en in 't Buiienland. Inzonderheid besteedde hij veel tijd en moeite aan zijn groot en wereldberoemd werk over de soorten der planten, waarvan de Latijnsche titel is: Species Plantarusa en een paar andere belangrijke boeken. 't Is niet onmogelijk, dat Lincaeu? wat veel van zijn krachten vergde en het daardooi kwam dat hij vroeg verouderde. Zijn naam echter werd door al deze werken in geheel Europa, ja ver daarbuiten bekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's