GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dat gij loopt elk voor zijn eigen huis.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat gij loopt elk voor zijn eigen huis.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij ziet om naar veel, maar ziet, gij bekomt weinig; en als gij het in huis gebracht hebt, zoo blaas Ik daarin. Waarom dat? spreekt de HEERE der heirscharen. Om mijns Huizes wille, hetwelk woest is, en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis. Haggaï l : 9.

Zóó kras, als in dit scherp verwijtend woord, zou de profeet het onder ons niet gezegd hebben. Er lag toch niets minder in, dan dat te Jerusalem en in Judea een ieder hard liep en draafde, en het aldoor druk had en alt^d bezig was, om voor eigen zaken geld te verdienen, maar dat men voor het Huis des Heeren niets over had. De oude tempel van Salomo lag in puin, en niemand dacht er aan, zich tot den bouw van een nieuwen tempel op te maken. Zoo bleef het te Jerusalem tobben. Men kwam niet vooruit. Ook niet maatschappelijk. £n hiervan nu gaf Jehovah aan Israel, door zijn profeet Haggai', deze verklaring : „Gij ziet om naar veel, maar ziet, gij bekomt weinig, en als ge het in huis gebracht hebt, zoo blaas Ik daarin^ En waarom dit? Omdat, zegt de Heere, mijn Huis woest ligt, onderwijl gij loopt een iegelijk voor uw eigen huis.

Zóó kras nu is het onder ons, Gode zij dank, niet meer. Er wordt onder ons bijna door een ieder \ er wordt door niet zoo weinigen veel; door een enkele zelfs zeer veel gegeven; en ook het „penningske van de weduwe" ontbreekt niet geheel.

Toch voegt ons daarom geen ze fverheffing, als stonden we zooveel hooger dan de Joden in Haggaï's dagen. Arm waren de Joden uit Babyion teruggekeerd, en het overblijfsel dat ze in Jerusalem vonden, was nóg armer. En nu ontzonk hun de moed. Een Synagoge hadden ze nog wel aangedurfd, maar verbeeld u, die arme Joden, klein bovendien in aantal, zouden Salomo gaan nadoen en een tempel bouwen! Het was immers al te onzinnig. Men ging voor niet recht bij 't hoofd door, als men er van sprak. En daarom deed men eerst maar zijn best, om zelf weer wat op dreef te komen. Zoo liep elk voor zijn eigen huis; voor het Huis des Heeren zou men later wel zien. Aldus wende men er aan, voor zijn eigen zaken veel, en voor de zaak des Heeren niets te doen. En dit nu juist strafte de Heere. Het gold hier een misstand in het hart, en tegen die grondfout van 't hart ging Jehovah in.

Hij liet het daarom door zijn profeet Israël aanzeggen: „Stel, o mijn volk, uw hart op uwe wegen. Gij zaait veel, maar brengt weinig in; gij eet, maar niet tot verzadiging; gij kleedt u, maar niet tot verwarming; ge ontvangt loon, maar in een doorhoorden buidel, " Kort gezegd, de Joden slaafden en sloofden wel, maar de Heere blies er in en onthield hun zijn zegen. En dit nu deed de Heere, omdat 't hart in deze Joden verkeerd stond. Het had moeten zijn: De zake Gods eerst en dan hun eigen zaken. En het was: Eerst voor zich zelf zorgen, en dan voor de zake des Heeren de snipper die er mogelijk overschoot.

Nu duike hier geen misverstand op. Er volgt toch in het minst niet uit, dat men geroepen is, zich in de vrome dingen te verliezen, al moest men ook zijn eigen zaken verwaarloozen. Ja, ai ging van dit halfverwaarloozen zijner eigen zaken op zich zelf een reuke van vroomheid uit. Juist omgekeerd kan voor de zake des Heeren eerst dan mildelrjk geofFsrd worden, zoo men door inspanning, ijver en toewijding zijn eigen zaken bloeien doet. Onze vaderen 'n hun bloeitijd hebben terdege op hun ogen zaken gepast. God heeft hen daarin gezegend, en vandaar kwamen de vele stichtingen, die ze nog bij hun leven, of N hun testament Gode wijden konden. Er is toen hard gewerkt, veel gewonnen, veel opgelegd en in alles zat groei en bloei,

En zoo steekt er ook nu niets verkeerds '"1 dat elk hoofd van 't gezin begint met voor zijn gezin te zorgen; dat hij zelf hard *erkt, en zijn kinderen hard werken laat; dat 6f zoo geld inkomt; en dat het Christelijk volksdeel in toenemende mate over ruime °"ddelen de beschikking erlangt. Ook na °e afscheiding is dit in practijk gebracht, *o sociaal zijn we een trap hooger ge-«ommen. Ook aan onze Roomsche land-Eenooten ziet men het, hoe zé in de jaren ounner verdrukking hard vooruit hebben gewerkt, en zoo de middelen verzamelden, ^^ allerwegen kerken, scholen en zieken-Mzea op grootsche schaal te stichten.

Alleen hier hangt het aan, of God er in blaast, dan wei of God de Heere u zijn zegen geeft op uw pogen, en dit nu wordt beslist door wat bij dit alles omgaat in uw hart.

Het eerste en het groote gebod is en blijft, dat gij den Heere uwen God zult liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand, met al uw krachten. En dit nu moet ook daarin uitkomen, of ge ook in uw geldelijke zaken voor uw God zorgt.

Ook de Heere uw God heeft voor zijn heilige zake geld noodig. Er kan onder ons geen kerk, geen kerkedienst, geen school, geen zending, geen stichting bloeien, of er moet geld voor zijn, en dit geld dat uw God voor zijn zake noodig heeft, moet van u komen. Hoe vreemd het klinke, toch is het zoo, uw God heeft zelf geen geld. Hij geeft al 't geld aan zijn menschenkinderen, en wil nu dat zijn kinderen, in wie de vreeze zijns naams leeft, van dat geld, dat ze van Hem kregen, al 't noodige voor zijn zaak zullen afzonderen, niet gedwongen, maar gewillig, niet omdat 't moet, maar uit liefde, uit die liefde waarmede het kind zijn Vader mint.

Altoos weer komt 't dus op 't hart aan. Slaaft en draaft ge om uw middelen uit te zetten, en denkt ge, als 't u meevalt: „Nu moet ik ook iets voor de zake des Heeren afzonderen", —dan komt uw God bij u achteraan. Dan laat ge uw God genoegen nemen met uw overschot. Dan is het motief van wat ge doet, er zelf bovenop te komen, en rekent ge met de zaak des Heeren alleen van uw overvloed. Het geld dat uw God voor zijn zaak noodig heeft, is u dan bijzaak. Ge spaart daar niet voor. Ge beperkt daar uw uitgaven niet voor. Eerst als er overschiet, gedenkt ge ook de zaak uws Heeren. Altoos komt uw God in de tweede plaats.

En dit nu juist moest zoo heel anders zgn. Lust, drang, begeerte moet er in 't hart zijn, om te zorgen dat voor al wat de zake des Heeren bevorderen kan, ook uw bijdrage mild zij. Werken, harder werken, om, als in uw eigen nooddruft zal voorzien zijn, er iets bij te verdienen, er iets bij in te krijgen, om 't op het altaar des Heeren te kunnen offeren. Iets extra's doen voor de zake uws Gods. Er u dubbel voor inspannen om meê te mogen helpen, opdat niets wat tot de zake des Heeren behoort, te kort kome. Voor wie een budget maakt, hebbe de zake des Heeren op dit budget een vaste rubriek, en die rubriek zij niette laag aangegeven. Een tiende van het heele budget was voor Israel het minste; waar dan nog de ofïers bijkwamen. En een Christen geeft meer dan een Jood eertijds gaf. Van elke duizend gulden honderd voor het minst voor de zake onzes Gods. En dan ware het nog niets dan 't gewone.

Zulk geven, mits niet om 't fatsoen, of omdat men het niet laten durft, maar uit 't hart, geeft blijdschap, 't Is geld waar ge nooit berouw van hebt. Geld waarvoor ge dankt dat ge het geven mocht. Geld dat u niet arm, maar rijk maakt. Rijk niet in goud, maar in geestelijk goed. Rijk niet in de schatten, die de mot verteert en de roest verderft, maar in den schat, dien God zelf voor u oplegt in de hemelen.

En nu mag er zeker geloofd en gedankt, zoo ge wat thans uit onzen kring, jaar na jaar, voor de zake des Heeren gegeven wordt, vergelijkt met wat men een eeuw geleden gaf. Voor zijn kerk gaf men toen alleen in de collecte, voor zijn school niets, haast niets voor de zending, en, buiten de collecte, voor de philanthropie, o, zoo bitter weinig. Toen blies God er in, en de Franschen kwamen en hebben onze opgelegde millioenen weggeroofd. Maar ai ging 't sinds beter, we zijn er nog lang niet. In andere landen steekt de Christenheid ons nog vette de loef af, vooral voor kerk en zending. Toen we weer kerken moesten bouwen, mocht er vooral geen toren bij komen. Dit zou te veel kosten. Alles moest op zijn zuinigst ingericht. Veel dienaars des Woords kunnen bijna niet leven. School na school tobt met tekorten. Onze eenige Hoogeschool die bij Gods Woord leeft g kan niet vooruit, omdat er geen geld is, of juister gezegd, omdat er wel geld is, maar v men het niet geeft. Onze Christelijke pers staat tegenover de Pers van het ongeloof nog altoos in de kinderkleeren, omdat men uit zuinigheid samen leest, in stcé van elk zgn ofifer te brengen. Onze zending kan haar vleugelen niet uitslaan, omdat onze Indien te groot zijn en wat inkomt te weinig is. Stichting na stichting, die er al lang zijn moet, blijft uit, omdat men het niet aandurft. Juist zooals de Joden in Haggaï's J N h s Z s dagen aan den herbouw van Salomo's tempel niet aandorstes.

En toch, op 's Heeren roepen door zijn profeet is de nieuwe tempel er toen toch gekomen, omdat het «Mk door die roepstem in zijn hart werd aangegrepen. Voor ons nu gaat die roepstem gestadig van het Kruis uit. De prijs daar betaald voor de verlossing van Gods kinderen heeft, als hij maar doordringt, de macht om tot elke offerande te bewegen. Wat zal ik den Heere vergelden voor die eenige ofiarande, die mij het eeuwige leven brengt? En zong dan Israel reeds: „'k Zal liefde en lof ten offer mengen", wat liefde kan er dan niet wakker werden in het hart van Gods verkoren volk, en wat stroomen van goud en zilver kunnen er dan niet vloeien! Ja, vloeien uit een bron die nimmer opdroogt. Want als Gods volk dubbel geeft, verdubbelt God den zegen, en vermeerderen uw inkomsten. Wat de zon aan vocht uit de aarde optrekt, daalt straks In milden regen weer op die aarde neder. En zoo is 't ook hier. Wat de Heere uw God van u optrekt naar boven, keert in dubbelen zegen tot u weer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 augustus 1910

De Heraut | 2 Pagina's

„Dat gij loopt elk voor zijn eigen huis.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 augustus 1910

De Heraut | 2 Pagina's